Je kunt er niet meer omheen: Grandaddy is helemaal terug. Vorige maand verbrak het gezelschap uit Modesto, Californië al een elf jaar durende stilte met haar fraaie vijfde langspeler ‘Last Place’. En net nog liet het de toeschouwers in een uitverkochte AB het mooiste stukje van de hemel zien.
DA GIG: Grandaddy in AB, Brussel op 5/4.
IN EEN WOORD: Briljant!
HOOGTEPUNTEN: ‘He’s Simple, He’s Dumb , He’s the Pilot’, ‘Yeah Is What We Had’, ‘The Boat Is In the Barn’, ‘Everything Beautiful Is Far Away’, ‘Now It’s On’…
DIEPTEPUNTEN: geen.
QUOTE: Jason Lytle mompelde maar wat, maar zijn dankbaarheid tegenover het publiek was duidelijk niet geveinsd.
Eigenlijk is Grandaddy een groep die nagenoeg uitsluitend op het podium bestaat. De onbetwiste architect van haar muziek is immers zanger, songwriter, gitarist, toetsenman en producer Jason Lytle, die als een gewiekste studioknutselaar zijn hoogst persoonlijke universum creëert. Stel je voor dat Neil Young een alliantie zou smeden met Pink Floyd, Brian Wilson de frontman zou worden bij Electric Light Orchestra of Talk Talk de abstractie zou afzweren, en je krijgt een idee van de manier waarop de gelaagde maar catchy indiepop van Grandaddy de verbeelding prikkelt. Lytle schrijft melodieën die zich als weerhaken in je geheugen vastzetten om zich daarna nooit meer te laten verwijderen. ’s Mans gevoel voor finesse heeft onbetwiste meesterwerken opgeleverd, zoals ‘The Sophtware Slump’ (2000) en ‘Sumday’ (’03), maar eigenlijk zou u iedere plaat van Grandaddy in huis moeten hebben.
“Niets nieuws onder de zon”, beweerden kwatongen onlangs, na een eerste oppervlakkige beluistering van comeback-cd ‘Last Place’. Goed, in die kritiek schuilt een grond van waarheid, want sommige nummers doen zo vertrouwd aan dat ze wellicht ook op de vorige platen van Jason Lytle & Co. hadden kunnen staan. Alleen, waarom zou je iets dat volmaakt is (zie ook: de Venus van Milo, de Mona Lisa van Da Vinci of de fresco’s van Michelangelo in de Sixtijnse kapel) met alle geweld moeten veranderen? De waarheid is dat de nieuwe songs zich moeiteloos kunnen meten met het beste werk van Grandaddy -geen geringe prestatie voor een band die dit jaar een kwarteeuw bestaat- en dat Lytle en zijn vrienden verantwoordelijk waren voor één van de memorabelste concerten die we de jongste zes maanden voor de kiezen (én de eustachiusbuizen) kregen.
Huis van vertrouwen
Op het podium van de AB bleek het vijftal, getuige zijn vitale, heldere en trefzekere sound, alvast geen last van metaalmoeheid te hebben. De bedeesde frontman verborg zijn ogen naar aloude gewoonte onder de rand van zijn honkbalpet en op een groot scherm achter de groep werden hoofdzakelijk natuurbeelden geprojecteerd, waarmee Lytle onze nietigheid wilde benadrukken. Gitarist Jim Fairchild zag zich onlangs door onvoorziene omstandigheden verplicht voortijdig naar huis terug te keren, maar diens stand-in, een zekere Sean, kweet zich zo voortreffelijk van zijn taak, dat het leek alsof de man nooit wat anders had gedaan.
Grandaddy manifesteerde zich in Brussel als een huis van vertrouwen en presenteerde een mooie dwarsdoorsnede van zijn oeuvre, al bleef ‘Just Like the Fambly Cat’, de cd die in 2006 de zwanenzang van de groep leek te zullen worden, onaangeroerd. De Californiërs waren nooit de coolste jongens van de klas: ze oogden als houthakkers en kozen een naam die links en rechts voor gegniffel zorgde. Toch werden hun liedjes, waarin sprankelende, in fuzz gedrenkte gitaren en bubbelende analoge synths om beurten het voortouw namen, in Brussel nog altijd op verrukte herkenningskreetjes onthaald. Nooit begrepen dus waarom ‘Crystal Lake’, ‘Now It’s On’ of het op een Pavement-riff geplante ‘Hewlett’s Daughter’ geen wereldhits zijn geworden.
Sommigen hebben het over scifi-prog, anderen over slacker pop of lofi pyschedelia. Maar het maakt niet uit hoe je de muziek van Grandaddy definieert: de songs hebben altijd iets breekbaars, er zitten barstjes in die hun weemoedige karakter en aandoenlijke naïviteit nog extra benadrukken. Het trage maar elegante ‘Yeah Is What We Had’ was een terugblik op dingen die onherroepelijk voorbij waren, ‘So You’ll Aim Toward the Sky’ leek weinig meer dan een pleister op een houten been en het al even prachtige ‘Everything Beautiful Is Far Away’ ging over een eenzame ruimtevaarder die na een crash moet zien te overleven op een vreemde planeet waar alleen nog de foto’s van zijn geliefden hem aan zijn vroegere bestaan herinneren. ‘Jed’s Other Poem’, een nummer uit een cyclus over een humanoïde robot, was voor Jason Lytle slechts een alibi om het met een zekere afstandelijkheid over zichzelf te hebben.
Technologie en comsumptiedrang
Oldies als ‘Laughing Stock’ en ‘A.M. 180′ riepen bij het publiek geestdriftige reacties op. Lytles introspectieve mijmeringen handelden echter ook over de afvalberg waar technologie en consumptiedrang de mensheid mee heeft opgezadeld – tegelijk een metafoor voor de vuilnisbelt van de ziel. Eén en ander leidde niet alleen tot Grandaddy’s magnum opus, het epische ‘He’s Simple, He’s Dumb, He’s A Pilot’, warme het concert werd afgerond, maar ook tot nieuwe nummers als ‘I Don’t Wanna Live Here Anymore’ of het als eerste bis opgespaarde ‘Boat is in the Barn’, waarin de zanger, op een manier die je keel dichtschroeide, zijn gebroken huwelijk chroniqueerde en toch zijn uiterste best bleef doen om het het licht aan het eind van de tunnel te zien flikkeren.
Jammer trouwens dat de groep slechts vier keer uit het nieuwe ‘Last Stop’ putte. Door synths overwoekerde nummers als ‘Way We Won’t’ en ‘Evermore’ smaakten beslist naar méér. Maar in plaats van te kniezen over wat er níet op de setlist stond, hoorden we vooral dankbaar te zijn voor wat we wél kregen. Met de euforische afsluiter ‘Summer Here Kids’ gaf het vijftal zelfs aan dat het nog steeds tot behoedzame uitbundigheid in staat is. De passage van Grandaddy in de AB was een bescheiden triomf. Die vijf sterren lijken ons dus niet overdreven. Want om eerlijk te zijn: in een klein anderhalf uur hebben we het hele Melkwegstelsel zien passeren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier