Glitter, eerbetonen en de erfenis van Lennon: dit was dag 3 van Jazz Middelheim
Met Art Blakey, Charlie Mingus en Thelonious Monk, werden drie helden van de bop gisteren muzikaal geëerd op Jazz Middelheim. Daarnaast was er ook nog een hommage aan een Beatle. Maar maakten die liefdevolle bespiegelingen ook indruk?
Nergens wordt zo kwistig in eerbetonen gegrossierd als in jazz. In een genre dat onophoudelijk in verandering en hopeloos versplinterd is, blijven de zwaargewichten uit het verleden voor de modale liefhebber de wegwijzers doorheen het doolhof van de hedendaagse scène. Toepasselijk ook: het jaar waarin het honderdjarige jubileum van jazzopnames wordt gevierd, mag er even achteruitgeblikt worden. Met Art Blakey, Charlie Mingus en Thelonious Monk, werden drie helden van de bop muzikaal geëerd. Daarnaast was er ook nog plaats voor een Beatle. Maar die is sowieso hors catégorie, n’est-ce pas?
Tony Allen Quartet: Tribute to Art Blakey
De dag begon met de ontmoeting tussen twee drumlegendes uit twee verschillende continenten en twee verschillende muziekstijlen: de Nigeriaanse Afrobeat-pionier Tony Allen presenteerde, precies dertig jaar na de passage van Art Blakey op Jazz Middelheim, zijn door de Afrikaanse zon geblakerde hommage aan de ‘Original Jazz Messenger’.
Het resultaat was een verrassende, levenslustige flirt met de traditie. Het duurde soms een tijdje voor je klassiekers uit het repertoire van de Jazz Messengers zoals Moanin’, A Night in Tunesia en Drum Thunder Suite wist te herkennen in hun Afrojasje, maar de eigenzinnige combinatie van hard bop en highlife werkte doorgaans wel.
Naar eigen zeggen werd Allens erg spontane, polyritmische drumstijl diep beïnvloed door het strakke, donderende drumwerk van Blakey: ‘I tried to follow up, but did it my own way.’ Hij is, net als zijn grote idool, een bevlogen stuurman die zijn band van achter de drumkit stevig op koers houdt en daarbij onwillekeurig alle aandacht naar zich toe zuigt. Zijn sidemen, met de Cubaanse saxofonist Irving Acao op kop, deden hun best om het heilige vuur aan te blazen, maar op de cruciale momenten sloeg de vlam toch niet helemaal in de pan.
Mingus Big Band
Meer vuurwerk was er bij de passage van de Mingus Big Band. Na de dood van de bassist/pianist/componist/arrangeur en bandleider Charles Mingus in 1979 doet weduwe Sue er alles aan om zijn erfenis levend te houden. Naast het Mingus Institute, het Mingus Festival, een jaarlijks terugkerende Charles Mingus High School Competition, zijn er maar liefst drie orkesten die met zijn muziek de hort op gaan: de Mingus Dynasty, het Mingus Orchestra, en deze Mingus Big Band.
Voor wie er nog aan twijfelt: Mingus leeft! Sinds 2008 blaast dit 14-koppige orkest elke maandagavond in de Jazz Standard club in New York City. Het hoeft dus geen betoog dat dit onderhand een stevig geoliede machine is. Ze brengen de vaak complexe, veelgelaagde arrangementen met verbazingwekkend groot gemak en panache.
Het ensemble profiteert bovendien van de aanwezigheid van twee van Mingus oudgedienden: altsaxofonist en stersolist Alex Foster en bastrombonist Earl McIntyre. Meteen vanaf opener Gunslinging Bird werd de tent bijna omvergeblazen. Bassist en M.C. van dienst Boris Koslov wond er geen doekjes om: ‘We’re the Grammy Award Winning Mingus Big Band!’ Nou moe.
Alle grote klassiekers – van Goodbye Pork Pie Hat, die wonderlijke hommage aan Lester Young, tot het door Duke Ellington geïnspireerde GG Train – passeerden de revue in een perfect getimede, verpletterende show die bij momenten aandeed als een ‘Mingus On Broadway’-revue.
Dat onder al die glitter en geweld de politiek geëngageerde kant van de bittere Mingus aan slagkracht moest inboeten, was wat jammer, misschien. Don’t Let It Happen Here, een aangrijpend antinazistisch pamflet geïnspireerd op een gedicht van Martin Niemoller, werd niettemin een pakkend hoogtepunt in de set, en het publiek klapte lustig mee op de maat van Fables of Faubus, die bijtend sarcastische aanklacht tegen racisme.
Bill Frisell – All We Are Saying – The Music of John Lennon
We legden onze haren terug in de plooi voor het paar dozijn snaren dat de stringband van Bill Frisell voor ons in petto had. De Monet van de jazzgitaar had afgelopen donderdag al op het podium gestaan als een van The Marvels bij saxofonist Charles Lloyd. Gisteren mocht hij voor de gelegenheid zijn hommage aan John Lennon, een project dat onderhand meer dan een decennium meegaat, van onder het stof halen.
Samen met violiste Jenny Scheinman, bassist Tony Sherr, drummer Kenny Wollesen en pedal steelspeler Greg Leisz bracht hij impressionistische versies van overbekende klassiekers. De voorkeur ging doorgaans uit naar de intieme ballades uit de catalogus. Frisell weefde zijn wonderlijke, contrapuntische melodieën doorheen Across the Universe, Julia, Beautiful Boy en In My Life. Soms werd dat kabbelende beekje in een welkome stroomversnelling gebracht, zoals bij een hard rockend Come Together of in het vroege meesterwerkje Please Please Me.
Pretentieloos en met onmiskenbaar meesterschap aan de man gebracht, was het een mooi concert, maar die typische Frisell magie ontbrak. Werd het te vroeg op de avond geserveerd? Was het de grootte van de tent? We konden er onze vinger niet op leggen, maar de liefdevolle bespiegelingen van Frisell en de zijnen passeerden zonder een echt onuitwisbare indruk na te laten.
Randy Weston’s African Rhythms Centennial Tribute to Thelonious Sphere Monk
‘I will try to capture the spirit of Monk’, zegt Randy Weston bij het begin van zijn set. En jawel, daar waren ze: de klaterende heletoonstoonladders, de botsende kleine secundes, de desoriënterende stiltes en de gefragmenteerde frasering van de High Priest of Bop in een lange suite waarin klassieke thema’s als Thelonious en Round Midnight mekaar omarmden. Opvallend lucide is hij, met de heldere techniek en het dynamische toucher van een jonge kerel. Alles opgediend met de genereuze wijsheid van de oude dag: op Randy Weston kleef je geen leeftijd. 91 jaar oud, zo wordt althans beweerd, maar niemand die daar iets van merkt.
De vriendelijke reus was bijlange niet aan zijn proefstuk toe op Middelheim. We zijn de tel even kwijt, maar de laatste passage van hem en zijn African Rhythms Septet dateerde van 2013. Twee jaar tevoren bracht hij ook nog een ode aan de pre-jazz van bandleider James Reese Europe. Dit keer eerde hij de honderdste verjaardag van een andere unieke jazzpionier, Thelonious Monk, maar die mondde toch weer uit in een universele declaratie van afrocentrisme en muzikaal platonisme die ons tot heilige communicatie dwong: ‘Music comes from Africa. It is our only spiritual common language. Think about it…’ Zo eindigde de derde dag Jazz Middelheim zoals hij was begonnen: in Afrika.
Op de kleinere Club Stage mocht de Antwerpse gitarist Ruben Machtelinckx zich in al zijn gedaantes presenteren. Zijn bezwerende, binnensmondse improvisaties en filmische, Scandinavische klankpoëzie stonden haaks op het withete Afrikaanse vuur dat op het hoofdpodium werd geserveerd. Ze boden soms heerlijk surrealistische tussenpozen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier