Over Luc De Vos en J.M.H. Berckmans: ‘Als Luc iets niet was, dan wel ne sjarel’
Luc De Vos was een rocker, maar ook een beetje een schrijver. Eén van zijn favoriete auteurs was J.M.H. Berckmans, een schrijver, maar ook een beetje rocker. Dit is het verhaal van een vriendschap die nooit heeft bestaan. Hoewel. ‘Hebde gij een pintje, Jean-Marie?’
‘Het zijn vreemde tijden en het zomert in Barakstad en sommigen sterven naamloos en zonder eer en zonder waardigheid en zonder noemenswaardige nalatenschap en sommigen sterven als helden op het slagveld van uitwerpselen en braaksel.’
Zo begint Het zomert in Barakstad, de onvergetelijke klassieker van J.M.H. Berckmans. Eerder dit jaar was het acht jaar geleden dat Pafke het Meest Concrete Mafke overleed in Antwerpen. Zes jaar later en vijftig kilometer verderop, in Gent, stierf Luc De Vos. Komende zondag vieren ze hem opnieuw met muziek en literatuur, maar ook met frieten en stoverij.
Allebei stierven ze toen ze net de vijftig gepasseerd waren. Allebei in hun zetel, alleen: de ene in de Kasteellaan in Gent, de andere in de Lange Batterijstraat in Antwerpen. Beiden kregen ze postuum een lied: Lieven Tavernier schreef het mooie Vossie, Stijn Meuris maakte het al even intrigerende Wandel Met Het Beest. De zanger weet over wie hij zingt: onderweg was hij Berckmans een paar keer tegengekomen, telkens een memorabele ervaring. Met De Vos had hij dan weer een stuk verleden gedeeld: ze waren op hetzelfde moment doorgebroken.
Ik vraag Meuris of de twee meer deelden dan al dat toeval. ‘Niet echt’, zegt hij. ‘Berckmans en De Vos: leuk idee voor de bladspiegel misschien, maar tussen hen waren wel een miljoen verschillen. Als een groep schoolmeisjes om twee uur ’s nachts Jean-Marie waren tegengekomen, dan waren ze een blokje omgelopen. Als ze daar op Luc De Vos gebotst zouden zijn, hadden ze hem om een selfie gevraagd.’
En toch. Berckmans’ klassieker Ontbijt in het Vilbeluik opent met een citaat uit Mia. Slecht Nieuws voor Doctor Paf de Pierennaaier, Pandemonium in de Grauwzone draagt de schrijver zelfs op aan De Vos.
Ik tik hun twee namen in op Google. Eén hit maar: een filmpje op YouTube. De Vos in Barakstad, heet het. Op weg naar Antwerpen vertelt hij dat Berckmans de beste schrijver van België is. ‘Beter dan Guido Gezelle en Hugo Claus samen. Ik wil met Jean-Marie over de toekomst praten. De toekomst is heel belangrijk, zowel voor Jean-Marie Berckmans als voor mij.’
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
En dan belt De Vos aan bij de schrijver. Die heeft duidelijk al betere tijden gekend, veel toekomst lijkt er die dag niet te zijn.
DE VOS: Ha, Jean-Marie, ik ben hier al. Oei, ben je ziek? Toch geen valling?
BERCKMANS: Ik moet naar het ziekenhuis.
DE VOS: Uw lever?
BERCKMANS: Ik heb van alles. Hart, darmen, lever, longen… Alles is kapot.
(De Vos wordt stil en kijkt roerloos voor zich uit)
DE VOS: Dju toch. En dan denk ik soms dat ik mij niet al te goed voel. (…) Zeg, hebde gij geen pintje in huis, Jean-Marie?
BERCKMANS: Moet je er een hebben? In de ijskast.
DE VOS: Je moet naar Gent verhuizen.
BERCKMANS:(blaast) Daar ken ik ook niemand.
DE VOS: Ik zal u komen opzoeken en wat hete wijven meebrengen. Of een soepke maken.
BERCKMANS: Ja, gij kunt dat allemaal, hè.
DE VOS: Eten maken is het gezelligste wat er is.
Berckmans houdt zijn handen voor zijn gezicht. De Vos omgordt zijn gitaar en begint Mia te spelen. ‘Schoon’, zegt Berckmans.
Een merkwaardig filmpje om nu naar te kijken. Het is opgenomen in 2004, vier jaar voor de dood van de schrijver. ‘De Vos was, samen met Meuris, de enige Belgische muzikant van wie Jean-Marie fan was’, zegt kunstenaar Kris Verdonck.
‘Eigenlijk wou hij ook een rocker zijn. Hij is het ook geweest, toen hij in de jaren negentig met Circus Bulderdrang op tournee ging. Dat was zijn wilde periode. Drank, vrouwen en een publiek hebben: wat wil je nog meer? Hij droeg toen een leren vest en een zonnebril, zoals Lou Reed er een had. Ook hij was met zijn imago bezig. Ooit heb ik hem eens een paars kostuum van Chris Janssens gekocht. Na een week was het zwart. Dat moest zwart zijn, vond hij.’
‘Als een groep schoolmeisjes om twee uur ’s nachts Jean-Marie waren tegengekomen, dan waren ze een blokje omgelopen. Als ze daar op Luc De Vos gebotst zouden zijn, hadden ze hem om een selfie gevraagd’
Stijn Meuris
Verdonck leerde Berckmans twintig jaar geleden kennen. ‘Je kwam Jean-Marie toen vaak tegen in cafés in Antwerpen. Meestal zat hij achteraan op een podium, wat te zingen. Of beter, te brullen. Op een dag organiseerde ik een festival, en ik nodigde Jean-Marie ook uit. Hij was toen nergens meer welkom, maar dat wist ik niet. Optredens van Circus Bulderdrang waren behoorlijk uit de hand gelopen, een paar keer had zelfs het podium in brand gestaan.
Auteurs waarschuwden me: “Jean-Marie op je affiche, dat is een heel groot risico. Je kent die mens duidelijk niet.” Toch heb ik hem niet van het programma geschrapt. Op die literaire avond was Jean-Marie gaan lopen. Uiteindelijk heb ik hem teruggevonden in een café, om twee uur ’s nachts. Ladderzat. “Daar valt niets meer mee aan te vangen”, dacht ik. Maar die nacht gaf hij zijn beste optreden ooit.’
Verdonck en Berckmans sloten die nacht vriendschap voor het leven. Al was dat niet altijd vanzelfsprekend. ‘Er is een periode geweest dat hij elke nacht belde, om twee of drie uur. De ene telefoon al waanzinniger dan de andere. “Verdonck, afkomen!” riep hij dan. Dat doe je één keer, vijf keer, twintig keer misschien. Tot het Jean-Marievat vol was. Dan moest ik, zoals iedereen, weer even afstand nemen.’
Maar altijd ging Verdonck terug. ‘Jean-Marie vroeg veel, maar hij gaf ook veel. Hij leerde ons muziek kennen. Van Italiaanse popnummers uit de jaren vijftig tot The Mekons, een groep waar nog niemand van gehoord had. Ooit heeft hij een popfestival georganiseerd in de Paradox in Antwerpen. Headliners waren Michelle Shocked en The Mekons. Vooraf had hij alle rekeningen uit eigen zak betaald. Het werd een memorabele avond… voor de zes aanwezigen die er waren. Jean-Marie had namelijk aan alles gedacht, behalve aan promotie. Later pakte hij daar soms mee uit. “Anderhalf miljoen voor een avond Michelle Shocked en The Mekons! Maar ik heb mij toch bangelijk geamuseerd.”‘
‘Die avond in De Raaf waren we niet alleen: er zaten nog drie mensen in zijn hoofd’
Stijn Meuris
‘Ik had een mengeling van ontzag en medeleven voor Jean-Marie’, zegt Stijn Meuris. ‘Ontzag voor wat hij schreef, vooral. Zijn woordkeuze, het ritme in zijn teksten. Alleen al een titel als Het zomert in Barakstad: dat is Paul van Ostaijen. Jean-Marie was een figuur uit de twintigste eeuw, hij leek wel uit de jaren dertig weggekatapulteerd. Die donkerte. Ik ga ook ver op een podium, vergaloppeer me zelfs soms. Maar nooit vergeet ik waar de grens ligt. Hij leek dat niet meer te weten.’
Zijn schaarse optredens waren legendarisch, zegt Verdonck. ‘Zoals dat op een poëzieavond in Merksplas. Hij had zijn vals gebit niet goed in en was amper verstaanbaar. Op den duur begon het publiek rumoerig te worden. “Wat is er?” riep hij. “Interesseert het jullie niet?” Hij nam zijn valse tanden uit zijn mond en bleef stilstaan op het podium. Met zijn tanden in zijn hand. Het publiek was verbijsterd, de organisator in alle staten. “Doe iets!” riep hij. “Maakt niet uit wat, maar doe iets!” Uiteindelijk heeft Vitalski ons gered.’
Zulke figuren kom je vandaag niet meer tegen, zegt Stijn Meuris. ‘Zeker niet in de geformatteerde mediawereld. Hier en daar heb je deeltijdse agitatoren, maar Jean-Marie was duidelijk fulltime in dienst. Als buitenstaander vroeg ik me soms af wanneer hij zijn boeken schreef. Hij leek wel in permanente staat van opwinding.’
‘Soms ging hij naar de broeders alexianen in Boechout’, zegt Verdonck. ‘En dan schreef hij in een ruk vijftig bladzijden. Ik ben hem daar vaak gaan bezoeken. Daar zag ik een heel andere Jean-Marie. De knuffelbare, rustige schrijver: die bestond ook.’
‘Op de crematie zijn amper collega-schrijvers aanwezig. Geen journalisten die een groot artikel willen schrijven. Geen politici die met een triest hoofd voor de camera’s lopen’
Fictie en realiteit liepen bij hem voortdurend door elkaar, zegt Verdonck. ‘Op een avond zaten we in café De Raaf, zoals zo vaak. Om middernacht wou ik naar huis, maar ik kreeg hem niet mee. Hij bleef maar tegen zichzelf praten. De volgende ochtend hoorde ik dat Jean-Marie opgepakt was wegens inbraak in het Blindeninstituut. Wat was er gebeurd? Die avond in De Raaf waren we niet alleen: er zaten nog drie mensen in zijn hoofd. Ze hadden een paar straten verder afgesproken in het Blindeninstituut. Nadat ik vertrokken was, was hij daar gaan aanbellen. Om twee uur ’s nachts, niemand maakte open. En dus had hij een steen door de ruit gegooid, om zo binnen te raken. Het straffe was: in het pv van de politie staat een hele biografie van die drie personages. Pure psychedelica, maar wel straffe literatuur.’
Al las bijna niemand die. ‘Dat is zo’, zegt Verdonck. ‘Het gebrek aan erkenning deed hem pijn. Op literaire festivals werd hij niet uitgenodigd. Hij kreeg dan wel het ereburgerschap van zijn geboortestad Leopoldsburg, maar op de plechtigheid was hij niet welkom. Ze waren bang van hem, terwijl ik ruiger volk gekend heb dan Jean-Marie. In het beste geval noemden ze hem de Vlaamse Charles Bukowski. Dat vond hij ook vreselijk, want Bukowski was een slechte schrijver. En die schreef alleen over alcohol, wat hij nooit zou doen.’
‘De dood van Jean-Marie was an accident waiting to happen‘, zegt Stijn Meuris. ‘Het kleinste kind kon zien dat dit fout zou aflopen. Voortdurend had ik het gevoel: dit is een kwestie van dagen, misschien zelfs uren. Eigenlijk heeft hij het nog lang getrokken. Je ziet dat soms nog: mensen die ver voorbij de rand zijn, maar toch komt de dood hen niet halen. Nick Cave heeft ook zo’n periode gehad, toen hij nog met The Birthday Party speelde.’
‘Ik ben er op eigen kracht uitgeraakt. Ook via de muziek. Ik heb het heel moeilijk gehad gedurende die periode om mezelf een toffe gast te vinden’
Luc De Vos
‘Ik heb Jean-Marie een paar keer zo meegemaakt. Hij discussieerde altijd met het schuim op de lippen, zoals hij ook schreef. Kwaadheid wordt altijd als iets negatiefs gezien. Onterecht, vind ik. Het kan kleur geven aan het bestaan. Alleen wordt het pathetisch als boosheid “uw ding” wordt. Als anderen op den duur zeggen: “Allez, wees nog eens kwaad, Jean-Marie. Zeg nog eens hoe slecht het allemaal gaat.”
‘Het gekke is dat mensen dat ook zeiden van Luc De Vos, maar dan op een heel andere manier. Luc was natuurlijk nooit kwaad. Maar de perceptie was wel: “Onze Luc, ’t is toch nogal ne sjarel.” Maar als Luc iets níét was, dan wel ne sjarel. Hij was een rustige kerel, die heel goed wist waar hij mee bezig was. Ik weet dat er achteraf veel over geroddeld is, maar zijn dood kwam voor mij totaal onverwacht. Een donderslag bij heldere hemel. In tegenstelling tot die van Jean-Marie.’
Niets is wat het lijkt. ‘De maanden voor zijn dood ging het weer goed met Jean-Marie’, zegt Verdonck. ‘Hij had net een boek geschreven, waar hij heel tevreden over was. Eigenlijk was zijn dood een vermijdbaar ongeluk. Na een optreden van Circus Bulderdrang had iemand hem coke gegeven. Hij had alles in een keer genomen en is nooit meer wakker geworden. Om twee uur ’s middags hebben ze hem gevonden. Een paar uur later is er bij hem ingebroken. De manuscripten van zijn nieuwe boek zijn toen gestolen. Die zijn nog altijd zoek.’
Een dag na de dood van J.M.H. Berckmans kondigen The Mekons aan dat ze weer de hort opgaan als begeleidingsband van Johnny Dowd. ‘Jaren hadden we niets meer van The Mekons gehoord’, zegt Verdonck. ‘Toen gingen ze plots op tour met iemand met wie ik ook nog op tournee was geweest. Behoorlijk creepy allemaal. Dat had ik zo graag aan Jean-Marie verteld. En nog zo veel andere dingen ook. Ik mis hem nog elke dag.’
Op 6 september 2008 wordt de schrijver begraven. Rustig, in alle stilte. Niet zoals hij geleefd had. Op de crematie zijn amper collega-schrijvers aanwezig. Geen journalisten die een groot artikel willen schrijven. Geen politici die met een triest hoofd voor de camera’s lopen. Er zijn niet eens camera’s, alleen een paar vrienden. Die Bruce Springsteen draaien. Tougher than the rest, zijn lijflied.
Op 6 december 2014 wordt Luc De Vos in Gent begraven. Tienduizend mensen applaudisseren op het Sint-Pietersplein. Vos’ laatste boek staat die dag in de boekentoptien, voor de eerste keer. Maar ook na 6 december gaat de zanger nooit echt weg: op oudejaarsavond wordt er een vuurwerk voor hem afgestoken, Mia sluit de Gentse Feesten… Zelfs in de les godsdienst van het lager secundair zijn de woorden van De Vos verplichte leerstof geworden. In het handboek Sterren aan de Hemel staat hij net na Mahatma Gandhi, onder de titel ‘Er kan nog van alles gebeuren – Luc De Vos’. Daarna volgt een opdracht voor de klas. ‘Kijk aandachtig naar de reportage over Luc De Vos en formuleer een antwoord op de vragen.’
Wat is uw ding kunnen doen voor Luc De Vos? Wat geeft hem een goed gevoel?
‘Het applaus, het feit dat mensen je appreciëren. Het feestgevoel, de verbondenheid.’
Is Luc De Vos altijd gelukkig geweest? Wat was voor hem heel moeilijk?
‘Nee, vroeger in zijn pubertijd is hij heel eenzaam geweest.’
‘Ik ben er op eigen kracht uitgeraakt’, zegt Luc. ‘Ook via de muziek. Ik heb het heel moeilijk gehad gedurende die periode om mezelf een toffe gast te vinden.’
Welke gedachten kwamen op in het hoofd van Luc De Vos?
‘Toen hij jong was, vond hij dat hij niks waard was. “Eigenlijk kan ik niets, wat doe ik hier?”‘
Ik praat erover met Stijn Meuris. Vertel hem dat ik Gorki een paar maanden voor zijn dood heb zien optreden in Wilrijk, in alle luwte. Ook de radio leek hem wel vergeten. Vanwaar kwam die volksdevotie plots?
Wanneer ik Campo Santo wil verlaten, merk ik dat er een briefje aan zijn graf ligt: ‘Tot later, moat.’
‘Luc en ik zijn om dezelfde reden muziek beginnen te maken’, zegt hij. ‘Vandaag vullen zeventienjarigen op hun PMS-formulier in: “Ik wil beroemd worden.” Daar waren wij niet mee bezig, dat kwam zelfs niet in ons op. Wij wilden muziek maken omdat we The Birthday Party of Springsteen gezien hadden. Luc had de pech dat zijn eerste plaat ook zijn absolute meesterwerk was. Een heel straf debuut. De mensen hebben Luc toen massaal omarmd: ze herkenden zijn echtheid. Daarna heeft hij nog goede nummers gemaakt, maar de grote massa is pas opnieuw buitengekomen met zijn begrafenis. Dat is de hardheid van het publiek. Al trok Luc zich daar geen zak van aan.’
‘Of er op mijn begrafenis ook zo veel mensen zullen zijn? Wat een lugubere vraag. (lacht) Nee, daarvoor ben ik te anti. Terwijl ik nochtans een optimistische en vrolijke mens ben, maar de perceptie is anders. Love him or hate him. Luc zou op zijn Facebook nooit iets over de regering of over Joke Schauvliege geschreven hebben. Die meningen had hij wel, maar daar kwam hij nooit mee naar buiten. Niemand had iets tegen hem. Vossie. Voske. Dat is de grootste eer die je kunt krijgen van Vlaanderen: dat ze je naam verkorten en er een verkleinwoord van maken. Nooit zal iemand zeggen: Meurisje. Of Berckmansje.’
Een anekdote, over die allemansvriend. Net na de dood van De Vos publiceerde De Morgen op haar website het laatste interview met de zanger. Een journalistieke gewoonte als een ander. Alleen was de titel van dat laatste interview ‘De hel, dat is het paddenkoppenland van De Wever’. Er brak meteen een storm los op de sociale media, waarna De Morgen de titel aanpaste. Luc De Vos werd zo wellicht de eerste zanger ooit die postuum gecensureerd werd.
Dat kan Jean-Marie Berckmans niet zeggen, al deed ook hij zijn best. Hij ligt op het ereperk van Schoonselhof, te dwalen in de grauwzone van zijn Barakstad. De eerste maanden leek zijn graf meer op de overblijfselen van een uit de hand gelopen nacht: een verroest blik bier, een beschimmelde vuurpijl, verdorde bloemen. Na een paar maanden was de stad het beu en verscheen er een bord: ‘Acte van Verwaarlozing. Dit graf moet verdwijnen.’
‘Dat is de grootste eer die je kunt krijgen van Vlaanderen: dat ze je naam verkorten en er een verkleinwoord van maken. Nooit zal iemand zeggen: Meurisje’
Stijn Meuris
Maar de schrijver bleek ook na zijn dood tougher than the rest. Hij kreeg uiteindelijk een prachtig graf van steenkolen, een verwijzing naar zijn geboorteplaats Leopoldsburg. ‘Af en toe verdwijnen er kolen’, zegt Verdonck. ‘Een beetje zoals bij Jim Morrison op Père Lachaise in Parijs.’
Vijftig kilometer verder bezoek ik het graf van De Vos op het al even mooie Campo Santo in Sint-Amandsberg. Zijn nabestaanden kozen deze plaats uit. Op de heuvel, aan een treurwilg: dat was Luc, vonden ze. Vorig jaar was hij hier bijna alleen, nu liggen er heel wat mensen rond hem. Op zijn houten graf staat: ‘Grand cru classé 1962’.
Ook hier dwaalt de geest van Jim Morrison en Père-Lachaise. Fans tokkelen er soms Mia op hun gitaar, er zit een plectrum in de grond voor het graf. Alleen die boom ontbreekt. Toen de nabestaanden op de dag van de begrafenis aankwamen met de kist, zagen ze alleen nog een stuk stronk: een dag eerder was toevallig de treurwilg omgehakt door de groendienst. De stad Gent beloofde meteen om een nieuwe treurwilg te planten, maar die staat er nog niet. Zoals De Vos in Sterren aan de Hemel zei: ‘Er kan nog van alles gebeuren.’
Wanneer ik Campo Santo wil verlaten, merk ik dat er een briefje aan zijn graf ligt: ‘Tot later, moat.’
‘Hebde gij nog een pintje, Jean-Marie?’
Meuris had gelijk. Misschien deelden De Vos en het Beest niet zo veel. Ze schreven alleen allebei genadeloos Nederlands.
‘Het is genoeg geweest. Sommigen willen verdwijnen in de inktzwarte nacht en sommigen willen het daglicht nog zien. Sommigen willen de zon en sommigen willen de maan en sommigen willen helemaal niets. Sommigen willen sterven als het wintert in Bidonville en sommigen willen sterven als het zomert in Barakstad. Het maakt niet uit. Dood is dood. Kapot is kapot. En gedaan is gedaan. Jaja. Dat zal wel.’
Dit verhaal verscheen in de Knack-editie van 25 november 2015.
Zondag Vosdag: 27/11, 17-01 uur. Handelsbeurs, Gentse Opera en Kouter. Met onder andere: Warhaus, The Sore Losers, Kenji Minogue, Peter Terrin en Christophe Vekeman.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier