Ze zijn blij met hun carrière, maken zich niet langer zorgen om wat mensen van hen denken en ruilen op hun vierde plaat, The Clearing, folkpunk in voor softrock. Wolf Alice is volwassen geworden.
‘Kom je uit Brussel? Prachtige stad. Mijn moeder is er opgegroeid, we hebben vaak in de Botanique gespeeld en namen ons vorige album op in de geweldige ICP Studios. Wij zijn net door Brussel gereden. Misschien zat je op dezelfde trein als wij’, zegt bassist Theo Ellis. Over een paar uur speelt hij met zijn band, Wolf Alice, een showcase in een klein zaaltje in Utrecht.
‘Euh… nee, ik ben opgehaald door een privéchauffeur, die buiten staat te wachten. Jullie nieuwe platenfirma moet enorm in jullie geloven’, antwoord ik. ‘Wauw’, zucht Ellie Rowsell, de mysterieuze zangeres die het met haar stem kan laten donderen. ‘Columbia Records slash Sony is een groot platenlabel met veel macht’, valt Joff Oddie in, de gitarist die de band vijftien jaar geleden samen met Rowsell heeft opgericht in Noord-Londen. ‘Ze hebben veel vertrouwen in ons vierde album en willen het aan zo veel mogelijk mensen laten horen. Dat is een fijn gevoel.’
De showcase is grappig. Wolf Alice huilt, klapt, springt en zwaait met de armen alsof ze niet voor honderden, maar voor vele duizenden toeschouwers spelen. Dit najaar moeten ze de grotere concertzalen in Amerika, Europa en het Verenigd Koninkrijk doen daveren, en oefening baart kunst. Het is een vak, dezer dagen nog een echte rockband zijn, zo’n klassiek samengestelde groep met een bassist, een gitarist, een drummer (Joel Amey) en een frontvrouw. En Wolf Alice neemt dat vak ernstig.
Meer luisteraars, grotere zalen… Wolf Alice lijkt een stap vooruit te willen zetten. Durven jullie uit te komen voor jullie ambitie?
Theo Ellis: Ik denk dat het gezond is om ambitieus te zijn. Maar het is een gevoelig onderwerp. Ambitieus én Brits zijn, gaat niet goed samen. We zeggen niet snel dat we ergens goed in zijn. We worden verondersteld zelfkritisch te zijn.
‘Het is gezond om ambitieus te zijn.’
Een volgende stap zou een grotere show met meer aankleding en theater kunnen zijn.
Ellie Rowsell: Ik denk niet graag te ver vooruit. Het is leuk om niet te gissen naar wat de toekomst brengt.
Ellis: We doen het stap voor stap. Maar je hebt gelijk: een multidisciplinaire show is cool. Ik denk dat Ellie’s teksten zich daar goed voor lenen. Net als de muziek, die soms heel theatraal is. Het is onze ambitie om onszelf te overstijgen. Om te doen wat we willen doen, trots te zijn op wat we maken, onze principes te respecteren en creatief gelukkig te zijn. Maar dat is niet zo evident. Omdat we al zo lang een band zijn, leggen we de lat hoog. Voor ons betekent succes: indruk maken op de andere bandleden. Het moment waarop we nummers en ideeën delen is zenuwslopend.
Jullie zijn geen bloedverwanten, maar vermoedelijk meer dan collega’s. Hoe zouden jullie jullie onderlinge relatie omschrijven?
Joel Amey: Ik beschouw jullie als vrienden én familie.
Ellis: Dat is niet wederzijds. (hilariteit)
Amey: Oké dan, twee vrienden en één collega. (lacht) Een band is heel intiem. We zien elkaar elke dag. We kennen elkaars beste én slechtste kant. Natuurlijk zijn er soms meningsverschillen en ergernissen. Maar net als bij broers en zussen, is alles vijf minuten later weer vergeven. Als soloartiest zou ik het niet redden. Ik heb jullie nodig.
Ellis: We kennen elkaar, op een vreemde manier, beter dan wie dan ook.
Jullie nieuwe plaat heet The Clearing. Wat moest er precies worden opgehelderd?
Rowsell: We hebben onze intenties benoemd en verfijnd. Dat was relatief nieuw. En we hebben een aantal nodeloze zorgen en angsten achter ons gelaten.
Ellis: We waren te voorzichtig, bang om ons gevoel te volgen. We zijn het beu om ons zo veel zorgen te maken, en dat is heel bevrijdend.
Rowsell: Ik besef dat ik me vroeger verstopte achter vaagheid of ambiguïteit. Nu ik meer ervaring heb en een betere schrijfster ben geworden, kan ik mijn punt op creatief vlak makkelijker duidelijk maken. Vroeger dacht ik dat een song iets magisch was dat in zijn definitieve vorm aan me verscheen. Vandaag denk ik: fijn, maar hoe kunnen we dit nog verbeteren? Ik denk dat ik volwassen ben geworden.
Blue Weekend was een melancholische plaat. Opvolger The Clearing is warmer en zelfs optimistisch in deze donkere tijden.
Rowsell: Dat komt omdat er veel hartzeer in Blue Weekend zit. Ik reflecteerde er over een niet zo prettige periode. The Clearing is anders. Weet je, ik houd van luchtige dingen. Toen ik jonger was, hield ik van sombere dingen, maar nu niet meer. Misschien is dat een weerspiegeling van de tijd, misschien is het een weerspiegeling van mijn leeftijd. Op dit moment vind ik het prima om – als een soort van emotionele regulator – zonder gêne mijn favoriete tv-programma’s te herbekijken. Best saai, en ik wil dat niet per se blijven doen, maar zo voel ik me vandaag en dat komt tot uiting op het album.
Het nieuwe album is zachter. De folkpunkinvloeden maken plaats voor de klassieke rocksongstijl van pakweg Fleetwood Mac.
Rowsell: We hebben een inventaris gemaakt van wat we leuk vinden en wat niet. Op het podium kan ik genieten van onze zwaardere, punky, schreeuwerige gitaarnummers. Maar ik vind het niet meer zo leuk om die nummers te schrijven. Ik heb geprobeerd om mijn melodische jeuk, mijn muzikale, creatieve behoeftes te verzoenen met nummers die leuk zijn live.
‘Vroeger vond ik softrock een vies woord. Nu houd ik van dat soort muziek.’
Ik heb gefocust op wat ik kan: een goed nummer schrijven dat op gitaren en niet op synthesizers is gericht. Muziek voor een band die niet agressief en schreeuwerig is, maar poppy en organisch. De zachtere versie van rock. Softrock, yacht rock: noem het zoals je wil. Toen ik jonger was, vond ik softrock een vies woord. Is mijn smaak veranderd? Of trek ik me minder aan van wat mensen denken? Ik weet het niet. Maar ik houd van dat soort muziek.
Ellis: Veel klassieke softrockliedjes zijn schitterende nummers met gekke akkoordwissels en kraakheldere teksten. Ze zijn het werk van meesterlijke songwriters. Er is geen reden om daar minnetjes over te doen.
Jullie bestaan vijftien jaar. Met welk gevoel blikken jullie terug op de beginjaren?
Ellis: Dat was een héél leuke periode.
Joff Oddie: Kleine overwinningen voelden aan als grote overwinningen. Als we in de pub merkten dat een nieuw nummer op één dag duizend keer werd bekeken, vierden we dat alsof het iets ongelofelijks was. We konden ons geluk niet op toen er veel volk naar een optreden kwam kijken. In een veel te klein busje het land doorkruisen? Briljant. Het was wij tegen de rest van de wereld.
Amey: Het is onmogelijk om zonder glimlach terug te blikken op die tijd. Hoe we in de pub die ene vriend met een rijbewijs probeerden te overtuigen om ons naar Berlijn te brengen voor een optreden, bijvoorbeeld.
Ik kan me het leven vóór de band nog goed herinneren. Ik was een loser. Dat ben ik misschien nog steeds, maar nu ben ik tenminste een loser in een band. En dat is véél beter. Ik ben gelukkig. Gisteren speelden we in Parijs. Straks reizen we dwars door Amerika en Europa. Het is nog steeds spannend.
Wat was voor jullie het keerpunt? Sinds wanneer kunnen jullie leven van jullie muziek?
Rowsell: In het begin was het ingewikkeld. We hebben lang verlies gedraaid. Zelfs met de steun van een label zijn veel muzikanten verplicht om thuis te blijven wonen en hun vriendenkring te smeken om hen gratis te helpen. Een degelijk loon overhouden is veel moeilijker geworden.
Oddie: Een band moet het ook best goed doen om iedereen een normaal loon te kunnen uitbetalen. Dat probleem heeft een soloartiest niet.
Ellis: Als tiener ging ik ervan uit dat je gered was zodra je een platencontract had getekend. Dan kon je minstens de huur betalen. Dat bleek naïef. Steeds meer muzikanten moeten er een tweede job bijnemen.
Amey: Veel bands moesten de voorbije jaren hun tournees annuleren om financiële redenen. Ook grote namen. Merkpartnerschappen zijn geen taboe meer. Je moet jezelf in de markt zetten. Het geeft je de kans om te spelen, om albums te maken, om op tournee te gaan.
Ellis: Verdien je er iets mee? Fuck no. (lacht) Maar niet doorvertellen: we zijn blij dat kinderen vandaag terug bandjes beginnen.
Vind je het erg dat mensen ervan uitgaan dat je over jezelf zingt?
Rowsell: Niet meer. Vroeger maakte ik me daar meer zorgen over. Ik zou het wel vervelend vinden als fans elk woord onder de loep zouden nemen om te achterhalen over welke persoon of welk voorval in mijn privéleven ik het heb. Het is een album, geen dagboek.
‘Een half uur na de release van een nieuw album staat het internet al vol theorieën. Niets mag nog een mysterie blijven.’
Amey: Een half uur na de release van het nieuwe album van een grote popster, staat het internet al vol analyses en theorieën. Elk mysterie wordt opgelost. Dat is modern fandom. We consumeren beroemdheden. Niets mag nog een mysterie blijven.
Oddie: Terwijl er niets boven een beetje mysterie gaat. Wil jij echt weten wie Banksy is?
Ja, het zou de scoop van mijn carrière zijn. Maar goed. Play It Out gaat over een leven zonder kinderen en uiteindelijk ook zonder ouders. Je vraagt je af of je nog wel gewaardeerd en geliefd zal worden als je lichaam geen moeder meer van je kan maken. Dat raakt een mens.
Rowsell: Yeah. Het is intiem, maar tegelijk ook niet. Dat was een gedachte waar ik niet onmiddellijk raad mee wist. Maar het is ook niet meer dan dat. In gesprekken met vriendinnen merkte ik dat het een onderwerp is dat leeft. Dus werkte ik die gedachte uit in een song.
Het gaat dus niet over een persoonlijke crisis. Misschien is dat nog enger. Want als het om een echte, diepe persoonlijke ervaring gaat, dan kan niemand beweren dat ik verkeerd ben. Bij een gedachte kan dat wel. Misschien denk ik er straks helemaal anders over.
Jullie zijn alle vier dertigers geworden, en dat hoor je op de plaat.
Ellis: What the fuck? Wie heeft dat verklapt? We geven onze publicist de bons. Ik ben 21. (lacht) Wil je soms weten wat we van het volwassen leven vinden?
Oddie: It rocks. Ik verkies mijn dertiger jaren boven mijn twintiger jaren.
Amey: Ik sta er niet bij stil. Pas als ik een veertiger ben, zal ik beseffen hoe goed mijn dertiger jaren waren.
Rowsell: Dat is wat er met ons is gebeurd: we zijn dertigers geworden. Dit kan saai klinken, maar ik was in mijn twintiger jaren romantischer. Ik was makkelijk onder de indruk, stond open voor alle soorten inspiratie. Ik wilde voortdurend nieuwe dingen ontdekken, bijleren en nieuwe mensen leren kennen. Alles was geweldig. Dat gevoel is niet verdwenen, maar wel verminderd. Je weet beter wat je leuk vindt, je vriendenkring heeft al vorm. Dat is misschien minder romantisch en poëtisch, maar ook waardevol.
Zijn jullie rustiger geworden? ‘Didn’t make it out to California / Where I thought I might clean the slate / Feels a little like I’m stuck in Seven Sisters / North London, oh, England / And maybe that’s okay’, zing je in The Sofa.
Rowsell: Ik bedoelde dat niet letterlijk. We hebben al opgetreden in Californië en ik wil daar niet per se naartoe. Ik probeerde het gevoel te beschrijven dat het oké is om sommige dromen te laten varen.
In The Sofa zing ik ook ‘I feel kind of lucky right now and I’m not ashamed to say.’ Ik vind dit leven te gek. We zijn niet de beste of de grootste band, maar we kunnen muziek maken en daarvan leven. Dat geluk erken ik. Vroeger stond ik daar niet bij stil. Het is een best aangenaam gevoel om de realiteit te omarmen.
Ellis: De realiteit is dat we zo meteen het podium op moeten. Je blijft toch kijken? Zeg je chauffeur maar af. De bus brengt je wel thuis.
Wolf Alice
Bestaat uit Theo Ellis (bas), Joff Oddie (gitaar), Joel Amey (drums) en de charismatische frontvrouw Ellie Rowsell.
Werd vijftien jaar geleden opgericht in Noord-Londen.
Won een Brit Award en een Mercury Prize en werd genomineerd voor een Grammy.
Brengt met The Clearing een vierde album uit.