Jonas Boel
‘Muziek opdelen in huidskleur en afkomst is even idioot als mensen opdelen in huidskleur en afkomst’
‘De roots van techno zijn zwart noch wit’, schrijft Knack Focus-redacteur Jonas Boel. ‘Ze zijn vrijheid, diversiteit, en veiligheid. De eerste technoclubs en raves waren safe spaces voor de verschoppelingen’.
‘Before techno was white and hedonistic, it was black and political’
Misschien hebt u de prikkelende kop de voorbije twee weken ook zien opduiken op één of andere tijdslijn. De titel hoort bij een oud artikel op Metro Times, een blad uit Detroit – geen toeval – dat refereert naar een longread op Pitchfork, gepubliceerd begin 2015.
Het zal wel geen toeval zijn dat het artikel werd opgediept en via Facebook begon te circuleren vlak na de laatste editie van Tomorrowland. De premisse is dan ook simpel: techno is een Afro-Amerikaanse uitvinding uit Detroit, die wereldwijd gecoöpteerd en uitgebuit is door blanken. Zo zwart-wit zoals het in de titel staat. Het past voor verschillende mensen in verschillende kraampjes: enerzijds hun aversie tegen de vercommercialisering van elektronische dansmuziek en clubcultuur, anderzijds het debat over culturele toe-eigening en dekolonisatie.
Niks beter om een stokpaardje te laten paraderen als een lekker sappig, historisch onderbouwd zwart-wit-verhaal. Alleen, zo simpel is het helemaal niet. Techno opdelen in zwart/politiek en wit/hedonistisch, hoe goedbedoeld ook, gaat compleet in tegen de oorspronkelijke geest van techno en bij uitbreiding quasi álle muziek. De roots van techno en house zijn zwart én wit, hedonistisch én politiek. Ze zijn vrijheid, diversiteit en veiligheid.
Over de sociale en politieke impact van techno en aanverwanten zond BBC 4 vorige week een knappe documentaire uit: Everybody in the Place: an Incomplete History of Britain 1984 – 1992, van kunstenaar Jeremy Deller. De foto boven deze column wordt erin uitgelicht, en ook volgend fragment komt aan bod.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Op de foto staat Kraftwerk dat in 1981 voor een bont publiek speelt in New York, in de clip zien we Afro-Amerikaanse dansers in Detroit, die eind jaren ’80 loos gaan op Numbers van de Duitse electronicapioniers. Voor Deller hebben de beelden een grote iconische waarde, een symbool voor de Europese-Amerikaanse as waar de cultuur van hedendaagse dansmuziek zich rond ontwikkeld heeft, zowel muzikaal als sociaal-economisch.
Ja, de peetvaders van techno – dj’s en producers – waren voornamelijk Afro-Amerikanen. Ja, de muziek vond in het begin vooral weerklank in de ondergrondse gay scene. En ja, het waren Europese, blanke artiesten zoals Kraftwerk, maar ook Depeche Mode, The Human League en Gary Numan die hun futuristische ‘hi tech soul‘ (zoals Derrick May het ooit noemde) mee inspireerden. Niet toevallig lustten de technopioniers af en toe ook een flinke portie jazz, nog een andere hybride van Europese en Afrikaanse muziektradities.
Bericht aan alle puristen en goed menende politiek correcten: muziek opdelen in huidskleur en afkomst is even idioot als mensen opdelen in huidskleur en afkomst. Wat wél onterecht en regelmatig onder de mat wordt geveegd is de socio-economische, politieke dimensie achter techno en co, in de VS en in Europa.
Muziek opdelen in huidskleur en afkomst is even idioot als mensen opdelen in huidskleur en afkomst.
Detroit was een postindustrieel braakland toen techno er wortel begon te schieten. De dreunende, mechanische cadans van de stilgevallen autofabrieken van Ford werd vervangen door het industriële ritme van drumcomputers in de nachtclubs. Mensch versus maschine, zoals Kraftwerk het georakeld had. Toen techno en house via de zwarte gemeenschappen in Engeland de slingerbeweging naar Europa maakte, vond het een vruchtbare voedingsbodem in de neoliberale ruïnes veroorzaakt door tien jaar sociale en economische afbraakpolitiek van Margaret Thatcher. Verlaten fabrieken, lege pakhuizen, in onbruik geraakte stations; de ravers bouwden ze om tot danstempels. De homoseksuele zwarten en latino’s in de verpauperde delen van de VS, de gedesillusioneerde jeugd in het Verenigd Koninkrijk van de conservatieven: techno en house was het geluid van hun verzet, het ritme waarop ze hun plaats in de wereld claimden. Vrij, veilig, divers. De eerste technoclubs en raves waren ‘safe spaces’ voor de verschoppelingen en vervreemden.
In zijn documentaire haalt Jeremy Deller er zelfs Karl Marx bij, die in zijn socialistische utopie sprak over het proletariaat dat zijn plaats in de kapitalistische maatschappij herovert door zich meester te maken van de productiemiddelen. Exact wat de technoproducers deden met hun muzikale machinerie en de Britse ravers door met hun soundsystems de fabrieken in te palmen.
Zelfs de Love Parade in Berlijn begon ooit als een politiek statement, niet toevallig in de zomer van 1989, het jaar dat De Muur viel. Onder het motto ‘friede, freude, eierkuchen’ (vrede, vreugde, pannenkoeken) demonstreerden en dansten ze onder meer voor ontwapening en eerlijke handel.
Van die oorspronkelijke, anarchistische geest is op events als Tomorrowland uiteraard geen spoor meer te bekennen, en dat is prima. Gevraagd naar het doel van zijn muziek, antwoorde Chicago house-pionier Farley Jackmaster Funk begin jaren 80: ‘Make some money.’. Succes en hedonisme zijn óók altijd deel geweest van de technobeweging. Je kan lachen of vloeken om de platte commercie van Tomorrowland, en je kan treuren over het verlies van de antiautoritaire, ultradiverse roots waarin techno en house zijn ontstaan. Maar het best van al kan je zelf rebelleren. Niet door artikels te delen op Facebook, maar door geen deel uit te maken van de zombie nation. Want ‘doe het zelf’ is de wijste les die de peetvaders van de techno ons konden leren.
Elke vrijdag linkt Jonas Boel de politieke actualiteit aan de muzikale geschiedenis.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier