Miles Kane heeft een naam als een band, maar hij is intussen aan zijn zesde solo-langspeler toe. Met dank aan Dan Auerbach van The Black Keys, én Oasis. ‘Door hen wilde ik met een gitaar op het podium staan.’
Spierwitte jeans, een losgeknoopt wit hemd over een wit onderlijfje, gouden kettingen om de hals: Miles Kane is moeilijk te missen in de lobby van het Gentse hotel waar we een afspraak hebben met de Britse rocker. De man in het wit heeft een plaat gemaakt in de stad waar Johnny Cash, The Man in Black, zijn eigen museum heeft: Nashville. Ver buiten zijn comfortzone in Liverpool bivakkeerde Kane voor Sunlight in the Shadows in de studio van Dan Auerbach, opnames waar de frontman van The Black Keys naar eigen zeggen ‘een vriend voor het leven’ aan over hield.
Miles Kane: Gaan we meteen de emotionele toer op, ja? (grijnst) Het zijn mooie woorden van Dan, en ik ben ongelooflijk vereerd. Je moet weten, ik ben al heel lang fan van The Black Keys. Ik woonde nog bij mijn ma toen Dan zijn eerste soloalbum verscheen (Keep It Hid uit 2009, nvdr.), en ik omvergeblazen werd door het nummer The Prowl. Dus ik moest wel even slikken, toen hij zei dat hij mijn plaat wilde producen en uitbrengen op zijn label. We hebben ze in één week tijd opgenomen, live met een band vol geweldige muzikanten. Geen gedoe, elke dag van negen tot vijf de zweep erop. In het begin gierden de zenuwen door mijn lijf, mate!
‘Ik moest wel even slikken toen Dan Auerbach zei dat hij mijn plaat wilde producen.’
Auerbach producete al een pak platen voor uiteenlopende artiesten, van Lana Del Rey en Ceelo Green tot de Nigerese woestijnrocker Bombino en het latin-duo Hermanos Gutiérrez. Welke springt er voor jou uit?
Kane: Een van mijn favorieten is Lockdown, het album dat hij in 2012 uitgebracht heeft met Dr. John, de legendarische voodoofiguur uit New Orleans, die geweldige platen gemaakt heeft eind jaren 60, begin jaren 70. Hij was al eind de zestig, geloof ik, toen hij die plaat met Dan maakte, maar ze klinkt echt supervet. Ruig, rauw, net zoals die van mij.
Jij bent nu 39, ken je veel muzikanten die hun beste werk maken rond of na hun veertigste?
Kane: Oei, daar moet ik even over nadenken…
Paul Weller was 35 toen hij Wild Wood uitbracht, en even oud als jij nu toen Heavy Soul verscheen.
Kane: (veert enthousiast op) Die vergelijking, daar teken ik meteen voor! Echt waar: Wild Wood, dat is helemaal de zone waar ik momenteel zit. En bedoel ik niet per se op een muzikale manier, maar eerder qua geest, gevoelsmatig. Ik heb het gevoel dat ik met dit album op een punt sta waar ik al bijna twintig jaar naar streef.
Er was dit jaar veel te doen rond britpop, vooral door de reünietournee van Oasis, die dertig zomers geleden het album (What’s the Story?) Morning Glory uitbrachten, en de ‘Battle of Britpop’ uitvochten met Blur. Hoe heb jij dat beleefd, als negenjarige?
Kane: Wat ik me vooral herinner: eind 1996 kreeg ik van mijn ma op VHS There And Then cadeau, een concertfilm waarop enkele shows gebundeld staan die Oasis speelde tijdens hun Morning Glory-tournee. Ik heb die tape verslónden, man. Kijken, terugspoelen, en opnieuw bekijken. Daar is alles, zo niet heel veel mee begonnen. Vanaf toen, op mijn tiende, begon ik te dromen over met een gitaar op een podium staan. Ik bedoel, voor Oasis luisterde ik naar de eurodancehits van 2 Unlimited en consorten. Zonder die VHS-tape hadden we hier waarschijnlijk niet zitten praten. Of zat hier een heel andere Miles Kane voor je. (lacht)
Niet eentje die zingt ‘I make my bread as a working man / I shave my head, I don’t give a damn’, zoals in Coming Down the Road. Dat lijkt een verwijzing naar de skinheads, origineel een subcultuur die zwarte en witte working class-jongeren samenbracht.
Kane: Samen hard werken en samen hard feesten, hé? Net zoals de mods, en zoals in de nothern soul-scene. Er zat veel trots in zulke subculturen, in de manier waarop ze zich kleedden, naar welke muziek ze luisterden, enzovoort. Het was niet gewoon een scene, maar ook een filosofie, een manier om boven jezelf uit te stijgen. Wij tegen de rest. Een mindset die ik tegenwoordig nog zelden zie. Ik zie simpelweg geen nieuwe subculturen ontstaan, zelfs.
We zijn te veel afgeleid door onze schermpjes. ‘Wrapped up in our devices’, zoals je zingt in Sing a Song to Love.
Kane: Exact. Die dingen zijn verslavender dan sigaretten en alcohol! Serieus, de kids moeten meer buitenkomen. Ik was vijftien toen ik voor het eerst naar soul- en rock-’n-roll-feestjes ging in Liverpool. Op school werd ik uitgelachen voor mijn muzieksmaak, mijn kapsel en mijn kleren, maar op die feestjes liep het vol met mensen zoals ik. Niet alleen mijn ogen maar ook mijn wereld ging open. Ineens zag ik mogelijkheden, op die feestjes vond ik het vertrouwen om te zijn wie ik wilde zijn. Echte samenhorigheid vind je niet op een iPhone, mate.
Sunlight in the Shadows
Uit op 17.10 via Easy Eye Sound / Universal.
Miles Kane
Geboren in 1986, net buiten Liverpool.
Begint op achttienjarige leeftijd met de band The Little Flames, maakt één plaat met The Rascals en twee met The Last Shadow Puppets, met Alex Turner van Arctic Monkeys. Is solo sinds 2011.
Neemt zijn nieuwe album, Sunlight in the Shadows, op in Nashville met Dan Auerbach van The Black Keys.
Spelen er op mee: Barrie Cadogan (Little Barrie), Thomas Brenneck (The Dap-Kings, The Budos Band), Malcolm Catto (The Heliocentrics), en Nick Bockrath (Cage the Elephant).