Miles Davis stampte in alle stilte tegen de schenen van de jazzpolitie
Niet alle muziek geurde in 1969 naar patchoeli. Een zomer lang belichten we de vreemdere klanken die toen op vinyl gestanst werden en vandaag nog altijd swingen. Deze week: In a Silent Way van Miles Davis.
De groep
Trompettist Miles Davis – 42 op het moment van de opnames in februari 1969 – met saxofonist Wayne Shorter, drummer Tony Williams, gitarist John McLaughlin, bassist Dave Holland, pianist Herbie Hancock en nog twee toetsenisten, Chick Corea en Joe Zawinul.
De plaat
In a Silent Way, verschenen eind juli 1969, was een nieuwe mijlpaal in het oeuvre van Davis, bijna exact tien jaar na de release van zijn meesterwerk Kind of Blue. Na de voorzichtige stilistische verschuivingen richting funk en rock van Miles in the Sky (1968) en Filles de Kilimanjaro (1968) markeert In a Silent Way het definitieve begin van Miles’ elektrische periode.
Het geluid
Dromerig en meditatief, introspectief en spacey, duister en sensueel: In a Silent Way maakte zijn titel waar. Het is de plaat waarop Davis alle ballast – lees: de meeste akkoorden, ‘clutter’, zoals hij het zelf noemde – overboord gooide. Ambient avant la lettre. Samen met vaste producer Teo Macero puurde hij aan de montagetafel twee driedelige suites uit de opnames (één voor elke plaatkant) met prominente rollen voor McLaughlins elektrische gitaar en de Rhodespiano’s van Hancock en Zawinul. Die laatste mocht de titeltrack leveren, evenwel pas nadat Davis de compositie helemaal had uitgekleed en opnieuw gearrangeerd.
De quote
‘Ik was degene met de visie. Miles had ook een visie, maar hij was niet echt een componist. Hij componeerde niet op een georganiseerde manier. (…) Hij speelde met geweldige muzikanten, en wanneer ze genoeg hadden gespeeld, knipte ik alles weg wat niet goed was en plakte ik iets aan elkaar met de rest.’ (Teo Macero)
De impact
Elektrische gitaar! Knip-en-plakwerk in de studio! Schande! Jazzpuristen, die zwoeren bij akoestische instrumenten en liveopnames, schreeuwden moord en brand bij de release. ‘Monotoon, muzikaal behang’, schreef columnist Stanley Crouch, die net als andere critici vond dat Davis, in een krampachtige poging om hip te blijven, een knieval deed voor het (blanke) rockpubliek. Maar het album werd een commercieel succes en Davis liet de controverse niet aan zijn hart komen: ‘That record opened up a lot of music in my head’, schreef hij later in zijn autobiografie. Met opvolger Bitches Brew zou hij een jaar later de jazzrock, of fusion, nog dieper in zijn werk verankeren.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier