McKinley Dixon, de Kendrick Lamar van de East Coast: ‘Is het wel oké dat ik mijn trauma’s exploiteer?’

© National
Jonas Boel
Jonas Boel Jonas Boel is medewerker van Knack Focus

De Amerikaanse rapper McKinley Dixon staat aan de rand van de grote doorbraak. Eindelijk.

McKinley Dixon is klaar om de favoriete rapper van uw favoriete rapper te worden. Hij heeft een daadkrachtige flow, weeft in zijn teksten persoonlijke trauma’s en maatschappelijke observaties poëtisch door elkaar én laat zich omringen door vakkundige muzikanten uit de jazzscene van Chicago. Deze week brengt Dixon een nieuw album uit, Beloved! Paradise! Jazz!?, dat hem ‘op de kaart zal zetten’, schreef The Guardian toen die hem eind vorig jaar in haar lijstje van de meest beloftevolle nieuwkomers van 2023 plaatste.

Is het wel oké dat ik mijn trauma’s exploiteer om goede platen te maken?

Alleen: Dixon is helemaal geen nieuwkomer. Tussen 2016 en 2021 bracht hij al een uit de kluiten gewassen albumtrilogie uit.

McKinley Dixon: Ja, ‘nieuwkomer’ is blijkbaar relatief, hè. (lacht) Toegegeven, die plotse aandacht voelt een beetje vreemd, maar ik zit nu op een ietwat groot indielabel (City Slang, nvdr.), dus ik snap dat mensen me pas leren kennen. Het geeft mijn carrière wat extra levensduurte, denk ik dan. En geduld heb ik altijd een van mijn grootste muzikale kwaliteiten gevonden.

De titel van Beloved! Paradise! Jazz!? leende je van een romantrilogie van Toni Morrison, de eerste zwarte vrouw die een Nobelprijs kreeg. Jij noemt haar ‘de beste rapper ooit’.

Dixon: Omdat Morrison zo muzikaal en ritmisch schrijft en inhoudelijk de spijker op de kop slaat. Maar ook omdat je haar hartslag voelt wanneer je haar boeken leest. Ze maakt geen toeschouwer van de lezer, je loopt náást haar doorheen het verhaal. En dat is wat goede rappers ook horen te doen: minder vanuit het ‘ik’ schrijven en de luisteraar deel doen uitmaken van hun teksten, van hun leven. Op dat vlak is Toni Morrison mijn grootste voorbeeld.

In 2016 werd Bob Dylan de eerste en vooralsnog enige songschrijver die de Nobelprijs voor Literatuur kreeg. Welke andere muzikant zou de prijs volgens jou ook verdienen?

Dixon: Tja, ik voel me haast verplícht om Kendrick Lamar te zeggen.

Zijn magnus opus To Pimp a Butterfly verscheen in 2015, een jaar nadat jij kwam piepen met de single We Lovin’ That Jazz. Wat dacht je toen je de plaat voor het eerst hoorde?

Dixon: Dat er een nieuwe legende gearriveerd was. Rap en jazz zijn altijd aan elkaar gelinkt geweest, maar de eerste jazzrappers – A Tribe Called Quest, Guru met zijn projecten Gangstarr en Jazzmatazz – gebruikten voornamelijk samples van muziek die al bestond. Kendrick Lamar deed het anders: samen met zijn muzikanten slaagde hij erin het chaotische en kwetsbare van live jazz te koppelen aan de inhoud van zijn teksten, en vice versa.

Is dat enigszins intimiderend voor een beginnende rapper?

Dixon: Natuurlijk, maar ook inspirerend. Kendrick leerde me dat het loont om je kwetsbaar op te stellen. Dat ik er wel zou raken, als ik het echt en vooral eerlijk hield. En ik denk dat ik intussen de kloof tussen mij en Kendrick een beetje verkleind heb. (glimlacht) Dat probeer ik toch, met elke nieuwe plaat.

‘Murder music for people who ain’t been murdered’, noem je rap op je nieuwe plaat.

Dixon: Die zin komt uit Tyler, Forever, een nummer dat ik heb geschreven voor een heel goede vriend die overleden is. Ook op mijn vorige platen heb ik het vaak over mensen die er niet meer zijn, over de dood en verdriet, over gemeenschappen die uit elkaar vallen. Maar trauma’s in je muziek verwerken is een complexe cyclus. Ik ben er vaak niet geweest voor Tyler, omdat ik weer eens aan het touren was of in een studio zat. De song die ik voor hem schreef kan hij nu uiteraard niet meer horen. Is het dan wel oké dat ik mijn trauma’s exploiteer om goede platen te maken? Moeten er nog mensen sterven zodat ik goede songs kan blijven schrijven? Zulke vragen houden mij bezig op dit album.

Vorig jaar was je te gast op Diaspora Problems, de doorbraakplaat van de Afro-Amerikaanse hardcorepunkband Soul Glo. Vrienden van je?

Dixon: Ja, al lang! Ik houd van punkmuziek, en als onafhankelijke, zwarte artiest aan de Oostkust van de VS – ik woon nu in Chicago, maar ben als muzikant begonnen in New York – kruis je voortdurend elkaars pad. In één lang weekend kun je met de trein van New York naar Boston en Washington D.C. reizen. Onderweg ontstaan hechte vriendschappen.

‘My nigga’s know Marxism more than Karl’s corpse / Cause the language that they use came directly from the source’, rap je op die plaat van Soul Glo. Een kritiek op de vele salonrevolutionairen in de punk?

Dixon:Ik steek de draak met mensen die dwepen met revolutionaire iconen als Marx of ideologieën als anarchisme, maar in hun dagelijkse leven nooit geconfronteerd worden met onderdrukking. De mensen met wie ik optrek kunnen er wél over meepraten, zonder een of ander manifest als leidraad. De trans mensen, de queer mensen, de mensen die overleven op straat, alle minderheden: zij moeten elke dag vechten tegen het systeem, zíj zijn de echte punks.

Beloved! Paradise! Jazz!?

Uit op 02.06 via City Slang.

McKinley Dixon

Geboren in 1995 in Annapolis, Maryland. Woont in Chicago.

Begint te rappen en muziek te maken tijdens zijn studies aan de universiteit van Richmond, Virginia.

Debuteert in 2016 met het album Who Taught You to Hate Yourself?, gevolgd door The Importance of Self Belief (2018), For My Mama and Anyone Who Look Like Her (2021) en deze week Beloved! Paradise! Jazz!?.

Is naast muzikant ook tekenaar en 2D-animator.

Voor fans van Kendrick Lamar, Kassa Overall, Madlib en Tyler, the Creator.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content