Jonge jazzman Makaya McCraven: ‘Nostalgie kan best gezellig zijn, maar je verandert er niets mee’
Met Makaya McCraven komt een van de voornaamste vernieuwers uit de jazzvoorhoede naar Gent. ‘Mensen zijn, in tegenstelling tot steden, niet aan grenzen gebonden. Net zoals muziek.’
Zeg niet zomaar ‘drummer’ tegen Makaya McCraven. Zelf verkiest hij ‘beat sciencist’, in lijn met door hem bewonderde beatbricoleurs als J Dilla, Flying Lotus en Madlib. McCraven, die op zijn albums livesessies samenpuzzelt en -samplet, behoort dan ook tot een generatie jazzmuzikanten voor wie hiphop van groter belang is dan bebop.
En het begon met Wu-Tang Clan.
Makaya McCraven: Ik was ongeveer twaalf toen ik voor het eerst hun debuutalbum Enter the Wu-Tang (36 Chambers) hoorde, lang voor ik op een bewuste manier bezig was met jazz. Die plaat, nog steeds een van mijn all-time favorieten, heeft me gigantisch beïnvloed: hoe de ritmes samengesteld zijn, de klankkleur van de drums, de groezeligheid… Ik ben er zeker van dat veel jazzmuzikanten van mijn generatie een soortgelijke ervaring hebben met hiphop. Uiteindelijk is jazz, zoals andere genres, deel van een draad, waar steeds meer nieuwe invloeden aan toegevoegd worden. In de jaren zestig kwamen er geluiden uit Zuid-Amerika bij, de bossa nova. In de seventies raakte de funk erin verstrikt, met albums als Herbie Hancocks Head Hunters, een plaat die vele keren gesampled is in de hiphop, en zo weer een nieuwe generatie muzikanten beïnvloedde. It’s all part of the same thread, man.
Je laatste plaat, Universal Beings, nam je op met vier verschillende bands in vier steden: Chicago, LA, New York en Londen. Heeft de jazz daar, net als de hiphop, telkens een eigen sound?
McCraven: Zeker en vast. Als muzikant word je ook gevormd door je omgeving, je community. In Chicago, waar ik woon, hoor je automatisch veel soul en blues in de jazz, essentiële onderdelen van de muziekgeschiedenis van die stad. Maar ze is traditioneel ook een arbeidersgemeenschap, very down to earth, en de speelstijl is er dus niet zo flashy als in pakweg New York, misschien wat ruiger en provocatiever. In Londen, waar ik gespeeld heb met jongens als Shabaka Hutchings, Nubya Garcia en Moses Boyd, liggen de Afrikaanse en Caraïbische invloeden er dan weer dikker op. Logisch, want Londen is een enorm diverse maar ook compacte stad – de niet-Europese diaspora zit er erg dicht op elkaar. Althans, dat is mijn theorie. (lacht) Steden zijn op zich ook maar een hoop stenen. Het zijn de ménsen die aan een plaats haar eigenschappen geven. En mensen zijn, in tegenstelling tot steden, niet aan grenzen gebonden. Net zoals muziek.
Ik ben opgegroeid met folk en zigeunermuziek op de achtergrond, en dat heeft mijn hele benadering van muziek bepaald.
Een deel van jouw roots liggen in Europa: je bent geboren in Frankrijk en je moeder is Hongaarse. Zit die afkomst ook in je muzikale DNA?
McCraven: Absoluut! Toen we naar Amerika migreerden, was muziek voor mijn moeder, die zelf zangeres en muzikante is, het ultieme medicijn tegen heimwee. Haar platencollectie was haar anker. Ik ben opgegroeid met folk en zigeunermuziek op de achtergrond, en dat heeft mijn hele benadering van muziek bepaald. Leren op het gehoor, bijvoorbeeld, dat zit er bij mij stevig ingebakken. Dankzij mijn moeder sta ik waarschijnlijk ook van nature meer open – meer dan andere Amerikaanse muzikanten, bedoel ik – voor vreemde tijdssignaturen en aparte harmonieën. Béla Bartók, de Hongaarse componist, is me met de paplepel ingegoten, weet je wel? (lacht)
Zowel bij de jonge generatie jazzmuzikanten als daarbuiten is de ‘spirituele jazz’ van bijvoorbeeld Pharoah Sanders, Don Cherry, Sun Ra en Alice Coltrane erg in zwang. Hoe komt dat, denk je?
McCraven: Interessante vraag. Er zijn verschillende redenen volgens mij. ‘Spiritueel’ vind ik trouwens een heel groot en vaak misplaatst woord. Eigenlijk kan álle muziek spiritueel zijn, ook popmuziek. Het is een ervaring, een state of mind, geen stijl of techniek. Maar de namen die je net noemde, behoren wel tot een beweging binnen de jazz die heel erg bezig was met verbinden, met emancipatie en bewustzijn. Dat is wat de huidige generatie er zo in aanspreekt, denk ik. Het is protestmuziek, ontsproten aan woelige tijden. Neem nu Power to the People (1969), een album van saxofonist Joe Henderson. Zogezegd ook spiritueel, maar niet op een zweverige la-la-la-manier. Wel baanbrekend. Krachtig, oproerig. Ik grijp er ook veel naar terug, hoor, naar die periode. Vooral omdat zulke muzikanten me er telkens weer aan herinneren om voorwaarts, toekomstgericht te denken. Nostalgie kan best gezellig zijn, maar je verandert er niets mee, snap je? En dat is mijn doel in het leven: duwen, sleuren als het moet, nieuwe horizonten tegemoet.
Gent Jazz, 3/7
Ook die dag te zien: onder meer Mulatu Astatke, Stuff, James Holden en Moses Boyd.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Makaya McCraven
Geboren in 1983 in Parijs. Zijn vader is de Amerikaanse jazzdrummer Stephen McCraven, zijn moeder de Hongaarse folkmuzikante Ágnes Zsigmondi.
Richt op de middelbare school in Massachusetts het jazz/hiphopcollectief Cold Duck Complex op.
Verhuist in 2007 naar Chicago, waar hij zich in de avant-gardescene stort.
Debuteert in 2012 met Split Decision, gevolgd door In the Moment (2015), Highly Rare (2017) en Universal Beings (2018).
Voor fans van Yussef Kamaal, Flying Lotus, Stuff en Moses Boyd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier