Jazztalent Lennert Baerts (26): ‘Ik kan niets half doen’
Met zijn derde album, I Choose Not To, bevestigt tenorsaxofonist Lennert Baerts zijn reputatie van een van de grootste talenten van zijn generatie. ‘Ik heb nog altijd het gevoel dat het te traag gaat.’
Jazz Middelheim 2019. Op het podium werkt trompettist Ambrose Akinmusire zich als artist in residence door zijn set met conservatoriumstudenten. Achter in de tent tikt een man met een hoedje me op de schouder. ‘Wie is die kerel op tenor?’ vraagt Joe Lovano. ‘Lennert Baerts’, zeg ik. ‘Kun je dat even voor me opschrijven? Die moet ik onthouden. That guy is great.’
Een jaar later debuteert die great guy met twéé albums: Channeling the Flood met het kwartet Anti-Panopticon, en Times Change and So Must We, zelfgeschreven bigbandcomposities voor het Muze Jazz Orchestra.
Vandaag is Limburger Baerts nog altijd maar 26. Met de nieuwe band Profound Observer brengt hij dezer dagen het album I Choose Not To uit, een atmosferische soundtrack bij een natuurwandeling, met dank aan gitarist Vitja Pauwels, drummer Daniël Jonkers en trompetgrootmeester Bert Joris.
En zeggen dat muziek eigenlijk Baerts’ tweede carrière is. In een vorig leven was hij… reservekeeper van RC Genk.
Hoe oud was je toen je met muziek begon?
Lennert Baerts: Ik heb het van kindsbeen af meegekregen. Op de grootmoeders na zat iedereen in harmonieorkesten – ouders, achterneven, iedereen. En wie er niet in zat, was er kookmoeder. Mijn moeder had aan het conservatorium Franse hoorn gestudeerd en heeft nog een jaar of twintig gedirigeerd. Op feestdagen komen er nog altijd verhalen naar boven over hoe mijn Maxi-Cosi op tafel werd gezet in CC De Muze in Heusden-Zolder, waar veel jaren later mijn plaat is opgenomen. Toen ik drie was, bracht mijn papa een bugel voor me mee, maar ik voelde me al heel snel aangetrokken tot de saxofoon. Ik moet een jaar of vijf zijn geweest toen hij de oudste sax van de harmonie mee naar huis bracht. Hij zei: ‘Deze hand moet hier staan, de andere daar. Voor de rest: trek je plan.’ Het heeft tot mijn acht jaar geduurd voordat ik wist welke klep welke noot betekende.
Op mijn vijfde gaf mijn vader me een saxofoon. Hij zei: ‘Deze hand moet hier staan, de andere daar. Voor de rest: trek je plan.’
Welke muzikant heeft voor jou het vuur aangewakkerd?
Baerts: In mijn kindertijd was Charlie Parker voor mij dé man. Een vriend uit de harmonie had me de muziek van Sidney Bechet en Parker leren kennen. Bechet sloeg niet echt aan – oude jazz is nog altijd niet zo aan mij besteed -, maar wat Parker deed, pakte me meteen. In die tijd zag ik ook de biopic van Clint Eastwood, Bird. Ik was er helemaal weg van. Aan het conservatorium ben ik begonnen op altsax, net zoals Parker, maar na twee jaar is het alsnog tenor geworden. Hij ligt dichter bij de mannenstem, misschien speelt dat wel mee. Joe Lovano en Chris Potter, de gevoeligste en de meest technische onder de tenoristen, durf ik weleens op een voetstuk te plaatsen.
Met Ambrose Akinmusire ervoer ik een versnelling die ik nog nooit had gevoeld. Met hem is het op leven en dood.
Maar de echte eyeopener was de eerste keer dat ik met Ambrose Akinmusire speelde. Alsof ik een versnelling ervoer die ik nog nooit had gevoeld. Met hem is het op leven en dood. Dat is niet meer muziek maken omdat je het graag doet, het moet nog dieper gaan. Ik had met Bert Joris, Frank Vaganée, Kurt Van Herck en Ben Sluijs al heel goeie leraren gehad, maar Ambrose was een wake-upcall. Je moet blijven zoeken, je keuzes ter discussie blijven stellen, nog een trapje hoger durven te gaan. Je moet leren voelen wat de piano en de bas tegelijkertijd doen, zonder daar rationeel mee bezig te zijn. Mijn speelplezier is sindsdien alleen maar groter geworden.
Wat heeft jou dan in hemelsnaam bezield om te gaan voetballen, terwijl het muzikantenleven je toelachte?
Baerts: (grijnst) Rond mijn tiende begon ik op school te voetballen. Met vijftien had ik mijn eerste profcontract. Als je eenmaal in die wereld zit, en er is ook wat sociale druk rond, dan stel je je de vraag niet meer of je niet liever muzikant zou worden. Hoeveel mensen zouden dit niet gewild hebben voor zichzelf? Het ging allemaal erg snel. Maar goed, tegen mijn zeventiende stond ik in de eerste ploeg van RC Genk. En toen kwam de blessure. Ik bleek een chronische heupblessure te hebben. Afgelopen.
Op mijn zeventiende stond ik in de eerste ploeg van RC Genk. Toen kwam de blessure. Afgelopen.
Plan B was niet veraf, maar dit moet een enorme klap zijn geweest.
Baerts: Eerst was er paniek in de familie. Al snel werd beslist: ga jij maar voor ingenieur studeren aan de universiteit van Hasselt. Bij de paasexamens werd duidelijk dat ik iets anders wilde. Toen nam mijn moeder me even opzij. ‘Doe eerst maar iets wat je al heel lang wilt. Als je het ziet zitten, mag je je voorbereiden op het toelatingsexamen voor het conservatorium.’ Daar heb ik me toen helemaal op toegelegd. Ik had even geen tijd om me zorgen te maken. Die kreeg ik wél tijdens mijn eerste weken aan het conservatorium: de andere jongens bleken veel verder te staan dan ik. Ik kon nog niet goed noten lezen, akkoordsymbolen evenmin: ik speelde alles op het gehoor. Daar zit je dan in de bigbandles. In die dagen heb ik een paar flinke klappen gekregen.
En toch. Net zoals het voor jou razendsnel ging in het voetbal, gaat het razendsnel met je muzikale ontwikkeling. Hoe komt dat, denk je?
Baerts: Ik kan weinig doen met een halve intensiteit. Als ik ergens mijn zinnen op zet, neemt de nieuwsgierigheid het van me over. Geen half werk. Je leert iets kennen waar vijf onderwerpen mee verbonden zijn. De meeste mensen bekijken dat eerste en denken: de rest zien we morgen wel. Dat kan ik niet. Ik wil ook die andere vijf meteen weten. Ik heb bitter weinig slaap nodig, dat helpt. (lacht) Maar ik heb nog altijd het gevoel dat het te traag gaat.
Het nieuwe album heeft veel laagjes, en tegelijk klinkt het heel open. Met dank aan je nieuwe band, ongetwijfeld. Maar waarom wilde je het roer omgooien?
Baerts: Vier, vijf jaar geleden speelde ik een concert in café Hopper in Antwerpen, met muziek van drummer Paul Motian. Daarvoor wilde ik eens een andere bezetting: sax, gitaar en twee drums. Ik merkte dat er in die band twee werelden samenkwamen. De ene werd de band Anti-Panopticon, waarmee ik mijn eerste album maakte. De tweede is de huidige, met Vitja Pauwels op gitaar en Daniël Jonkers op drums. In mei 2021 heb ik een nieuwe bundel muziek geschreven voor die bezetting. Alles kwam tot stand tijdens wandelingen. In een tweetal weken was het album opgenomen en was de tournee met JazzLab geboekt.
Vitja Pauwels verstaat de kunst om lagen op te bouwen zonder de boel dicht te metselen.
Baerts: Vitja is momenteel een van de belangrijkste figuren in de jazz. Enfin, jazz? Ik kan niet precies benoemen wat hij doet. Zijn manier van spelen belichaamt helemaal wat ik tijdens de pandemie en de bijbehorende wandelingen wilde doen.
Vitja Pauwels is momenteel een van de belangrijkste figuren in de jazz.
Waarom is wandelen zo belangrijk voor jouw muziek?
Baerts: Het heeft vast iets te maken met de cadans. Ik ben altijd een wandelaar geweest. Mijn grootouders woonden langs een natuurgebied, en de vrije tijd werd in de natuur doorgebracht. ’s Ochtends maak ik na het opstaan meteen een wandelingetje. Wandelen en componeren vallen voor mij samen. Je hebt alleen een iPhone nodig om een ideetje in te zingen, of een stukje papier om snel iets op te schrijven. Voor de rest kun je gewoon een eind weg fantaseren, zonder afleiding. Je bent alleen met jezelf, moet alles uit jezelf halen – even geen naslagwerken, partituurboeken, niets. En vaak wandel je wat langer dan gepland omdat je nog een eind van huis bent. In die tijd kun je de nonsens uit het eerste idee er al uit filteren. Doe dat een paar dagen na elkaar, en tegen het einde van de week heeft de muziek al een hele creatieve weg afgelegd.
Op het album komen jullie akelig dicht bij de sound van Joe Lovano en Jakob Bro.
Baert: De muziek van Jakob met Paul Motian is heel belangrijk voor mij. Dat staat op dezelfde hoogte als het kwartet van John Coltrane, dat van Ambrose en Joe Lovano. Ze steken net iets boven al de rest uit.
Zal ik jou eens wat vertellen? Lovano en Bro staken in Knack al de loftrompet over jou.
Baert: Meen je dat? Lovano heb ik nog nooit ontmoet, Bro wel. Het zou veel voor me betekenen als ze dit mooi zouden vinden.
Van voorbeelden gesproken: je speelt nu al samen in bands met mensen die vroeger jouw docenten waren. Hoe werkt dat in de omgang?
Baerts: Dat is altijd aangenaam geweest. Iemand als Kurt Van Herck is erg open. Hij voelde meteen aan: als we zo veel mogelijk peers proberen te zijn, heeft Lennert er meer aan. Hij zet het schoolmeestergedoe aan de kant en werkt met jou aan een langetermijnproject. Zulke mensen zorgen ervoor dat je je niet anders voelt. Neem nu Bert Joris, die nu als gast in de band zit. Hij is de grootste en toch is hij pretentieloos, hij staat met twee voeten in het leven. Als je je niet op je gemak voelt, zorgt hij er binnen de vijf minuten voor dat je helemaal mee bent. Maar voor mij blijven die mensen natuurlijk altijd hoger staan dan ik, al worden ze 100 jaar.
I Choose Not To van Profound Observer is uit bij WERF.
Tournee door heel Vlaanderen met JazzLab. Eerste concert: 05/02, CC De Casino, Sint-Niklaas. Info: www.jazzlab.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier