Jazzman en -vader Chris Joris: ‘Het was tijd om uit de donkerte te stappen’
Met Until the Darkness Fades maakte pianist-percussionist Chris Joris (70) een van de beste jazzalbums van 2023. Morgen begint zijn JazzLab-tournee.
Wij doen niet zo aan vijfsterrenrecensies, en toch hebben we er ooit één geschreven. Precies twintig jaar geleden bracht pianist-percussionist Chris Joris een ode uit aan zijn overleden vrouw. Boos en melancholisch maar wars van sentimentaliteit, schreven we toen. Het maakte van Out of the Night een van de belangrijkste platen uit de Belgische jazzgeschiedenis.
Twee decennia later keert Joris met brille terug. Met het nieuwe album Until the Darkness Fades sluit hij de accolade na jaren van rouw. ‘Het verlies van geliefden zit in ons. Dat verhaal mag blijven, maar je moet ook eens kunnen ademhalen’, vertelt hij in een lang gesprek met Knack Focus. De nieuwe muziek is tegelijk lyrisch en schurend, diep emotioneel en kinderlijk gelukkig.
Op 29 september begint hij aan een tournee met JazzLab. We kunnen het u alleen maar aanbevelen.
Je bent 70. Betekent dat iets voor jou?
Chris Joris: Zo’n scharnierjaar geeft toch altijd een angstreactie. Je begint je af te vragen: ben ik er nog, of ben ik een has-been? Zeker in dit land, waar jonge gasten gehypet worden. Voor hen is het nu top, zij hebben managers en agenten. Dat was voor mijn generatie, zeg maar na Philip Catherine en voor Frank Vaganée, ondenkbaar. (knabbelt op zijn woorden) Ik heb het er soms moeilijk mee als ik de houding van jongeren zie: ‘Ik ben Randy Weston. Ik ben Keith Jarrett. Ik moet doorbreken, ze móéten mij goed vinden.’ Dat dwingende staat me tegen.
Maar goed, als je ouder wordt, kun je dat loslaten. Ik heb nu dit album kunnen maken, en ik ga op tournee. Daar ben ik blij om.
‘Het was een idee van mijn dochter Naima. Ze zei: “Papa, maak eens geen plaat met een grote bende. Maak een soloplaat. Improviseer.’
Dit album was een idee van mijn dochter Naima. Ze zei: ‘Papa, maak eens geen plaat met je Experience, met je kwintet of een grote bende. Maak een soloplaat. Improviseer, met piano en percussie. Heel los en vrij. Dat was het basisidee. Al snel dacht ik: ik mag mezelf wel wat overdubs gunnen, jongeren zijn ook niet vies van loopstations en zo. En dan op die manier, in laagjes, een orkestrale plaat maken. Naima heeft me zelfs een loopstation cadeau gedaan. (kijkt verontschuldigend) Typisch voor mij: ik kan daar niet mee werken.
Je bent ook kunstschilder. Werkt dat door in je muziek, en vice versa?
Joris: (wijst naar de muren) Daar heb je Naima. Bluesman Son House heb ik ook geschilderd. Straattaferelen. Rassenrellen. Afromensen. Ik krijg weleens het verwijt van mensen die abstract werken dat ik figuratief schilder. ‘Hoe kan dat nu, terwijl je in je muziek een improvisator bent?’ Maar dat is het nu juist: in de muziek heb ik de abstractie al, ik heb ze niet nodig in mijn schilderwerk.
Qua muziekgeschiedenis maak je deel uit van een sandwichgeneratie. Het succesverhaal van je dochter Naima kennen we intussen. Maar je vader was operazanger. Heeft zijn muzikaliteit de jouwe beïnvloed?
Joris: Dat ben ik met de jaren meer gaan beseffen. Klassieke muziek was erg aanwezig. Ik merk dat ik erg getroffen word door Italiaanse opera, omdat die zo lyrisch is. Ik hoor daar John Coltrane in. Luister naar Crescent, Lonnie’s Lament of Peace on Earth: dan hoor ik een operazanger. Daar zit dus de link met mijn vader. Al boterde het op muzikaal vlak niet altijd tussen ons. Hij vond Johnny Hodges (altsaxofonist in het orkest van Duke Ellington, nvdr) de enige aanvaardbare jazzmuzikant. (lacht) Wat ik ook wel begrijp: Hodges was een fluwelen zanger, hè.
Die invloed heeft doorgewerkt. Het idee dat ik me altijd op Afrika richt, is mettertijd relatief geworden. Ik hoef dat niet weg te werpen, maar wat ik vandaag wil doen is veel Europeser.
Heb je bewust geprobeerd om de muzikaliteit door te geven aan je kinderen?
Joris: Eerlijk, als vader hoopte ik wel dat ik de jazz zou kunnen doorgeven. Ze weerklonk sowieso door het huis, en vooral Naima was er heel attent voor. Ik nam ze mee naar concerten – soms omdat ik geen babysit had. Dan zat ze met het zoontje van Raymond van het Groenewoud op het podium tijdens Mallemunt. Hele tournees heeft ze meegemaakt. Maar ik nam haar net zo goed mee naar McCoy Tyner, Pharoah Sanders of Elvin Jones (de discipelen van John Coltrane; Naima is vernoemd naar Coltranes vrouw, nvdr). Die laatste heeft haar nog zijn handtekening gegeven: ‘To Naima!’
‘In Italiaanse opera’s hoor ik John Coltrane. Ze zijn even lyrisch.’
Ik heb de kinderen nooit een stijl opgedrongen, maar je hoopt stilletjes dat sommige dingen blijven hangen. En dat ze de wereld van papa leren kennen.
Naima is zo iemand die iets jaren naast zich neer kan leggen. De saxofoon, bijvoorbeeld. Daar heeft ze zich jaren op toegelegd, en plots was het gedaan. Nu gaat ze het weer oppikken, zegt ze, voor duoconcerten met gitarist Vitja Pauwels. En ze speelt mee op het nieuwe album. Even lekker uitfreaken, zoals Albert Ayler.
We zijn net twintig jaar na je magnum opus Out of the Night. Speelde die timing een rol in je terugkeer?
Joris: Zeker, dat zie je ook in de titel, Until the Darkness Fades. Jarenlang was ik een nachtmens. Werkte ’s nachts. Dronk ’s nachts. Het waren jaren van diepe rouw. Nu leef ik overdag. Ik wil er niet meer in ronddraaien, het was tijd om uit de donkerte te stappen. Jarenlang hebben we gepraat over het verlies van geliefden, het overlijden van mijn vrouw en haar dochter. Dat verhaal mag blijven, dat zit in ons. Maar je moet ook eens kunnen ademhalen. Naima maakt die transitie nu ook door.
Je vorige album, Home and Old Stories, dateert van 2016. Hoe heb je je weer op gang getrokken?
Joris: Met laagdrempelige gigs vooral. Tot ik het beu was. Ik ben naar Kunstencentrum Nona in Mechelen gestapt, heb voorgesteld om iets nieuws op poten te zetten, en ze boden me een residentie van een week en een concert aan. En toen stapte het WERF-label mee in het verhaal om er een album van te maken. Dat werd Until the Darkness Fades. Tja, prachtig toch?
‘Het voordeel van gongs is dat ze blijven doorklinken. Je slaat erop en ondertussen kun je iets anders doen (lacht).’
Alles is live opgenomen in Nona. Het advies van Naima indachtig kwam ik uit bij een band zonder jazzmuzikanten, met Cecile Broché op viool en Sigrid Vandenbogaerde op cello. (op dreef) Het begint heel intimistisch, met Chinese schalen, een fluit, en dan wrijf ik met een bamboestok over casseroletjes. Dan krijg je walviskreten. Het voordeel van die gongs is natuurlijk dat ze blijven doorklinken. Je slaat erop en ondertussen kun je iets anders doen. (lacht)
Het openingsstuk dat bassist Chris Mentens voor u schreef, Portrait of a Man, duurt tien minuten. Qua sferen en spanningsboog vat het dit album zowat samen. Van de lyriek van pianist Fred Hersch tot het wringende en schurende van de free.
Joris: (knikt)En vergeet ook de gospel niet: soms laat ik de invloed van Alice Coltrane doorsijpelen. Ik heb dat stuk bij Chris besteld. Hij is tien jaar mijn bassist geweest, hij kent me erg goed. Het vormt een mooie brug met Out of the Night, waarvoor hij de arrangementen schreef.
In Encounter slaat de gekte toe – of het kan net zo goed verliefdheid zijn?
Joris: Precies. De viool- en cellopartijen heb ik uitgeschreven, maar er wordt ook stevig geïmproviseerd. Het hoeft in die improvisatiestukken niet per se te knallen, maar het mag wel. Die dingen zitten ook in mij, maar zelfs mensen die mijn werk kennen zullen dit niet verwachten.
De meeste mensen kennen je als percussionist, maar je bent natuurlijk ook een begenadigd pianist. Iets zegt me dat je die allebei als melodische instrumenten beschouwt.
Joris: Helemaal. Als percussionist ben ik niet de man van de grote fysieke kracht. Maar ik ken wel de taal van de conga – ik heb de Cubaanse muziek opgedronken -, voor mij is percussie melodie.
‘Ik ken de taal van de conga. Voor mij is percussie melodie.’
Een spleettrom, Chinese klankschalen, mijn keukenpotten: ik maak er motieven mee. Primitief maar melodisch.
Op June 25th, de datum van het overlijden van je vrouw Annette, weet je je percussie-instrumenten perfect te laten rijmen met de strijkers. Faut le faire.
Joris: Ik kon op deze reprise – het stuk staat ook op Out of the Night – geen volledig strijkorkest gebruiken, dus ik moest het anders aanpakken. Het werd de berimbau (Afrikaans instrument dat eruitziet als een werphengel, nvdr). Je hebt een boog, een kalebas, een steen die de snaar verkort en je slaat aan met een stokje. Dat geeft een heel harde sound, die dan overgaat in het elegische. Het pakt, in al zijn betekenissen.
Je sluit hard af met Dear Wreck, een echte song met een tekst van Naima: ‘Trying to relax in a free fall, to finally realise you’re not falling at all.’ Dat snijdt.
Joris: Naima drukte erop dat ze er voor het eerste concert met deze muziek niet bij hoefde te zijn. ‘Het is jouw trio, daarmee moet jij je profileren’, zei ze. En: ‘Je leunt een beetje te veel op mij. Ga eens weer jouw eigen weg.’ (stil) Dat vond ik sterk van haar.
‘Ik kan geen teksten schrijven, papa’, zei ze. Komt ze met zoiets af.
Hoe is het om met haar samen muziek te maken? Is er een vanzelfsprekende verstandhouding? Of voel je toch zenuwachtigheid omdat je uit je vaderrol treedt?
Joris: Beide. Van mijn kant voel ik een enorme verbondenheid, en bewondering voor haar moed en zorgzaamheid. En van haar kant voel ik wat zenuwachtigheid, en soms de behoefte om de controle te hebben: ‘Papa, ga je dit wel goed doen? Niet te vlug, hè.’ (lacht) Een leeuwin, dat is ze.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier