Jazz-punkers Opus Kink belichamen de dood of de gladiolen: ‘Louis Armstrong zou ons een kans gegeven hebben’
Ze zijn de vaandeldragers van een nieuwe sound in de punkscene, zeggen recensenten. We pretenderen en amuseren ons tegelijkertijd, zeggen ze zelf. Opus Kink uit het Verenigd Koninkrijk verbaasde het muziekminnend publiek, maar allerminst zichzelf, in aantocht naar hun tweede ep, My Eyes, Brother!
Het zeskoppige Opus Kink uit Brighton (aan de zee) kan zoals vele beginnende bands teren op een uitstekende livereputatie, waar ze ietwat letterlijk met veel toeters en bellen het publiek omver blazen. Een vergelijking vinden met soortgenoten is wat moeilijk. Als Tom Waits met zijn schuurpapierstem en roestige sound het label dirty blues droeg, dan zijn deze Britten misschien wel dirty jazz. Maar labels zijn stom, daarover later meer. Met hun debuut-ep van vorig jaar, ‘Til The Streams Runs Dry, bewees het sextet dat zijn hoempapa ook naar de studio te vertalen is.
Wie zich afvraagt wat ‘Opus Kink’ in godsnaam betekent, wordt allerminst wijzer van het aan de band zelf te vragen. ‘Ik was eens dronken aan het kaarten in een louche tent, en was blijkbaar aan het winnen’, vertelt frontman Angus Rogers. ‘Een blutte opponent noemde me een “hopeless cunt”, en ik had Opus Kink verstaan. Denk ik.’ We gaven het woord aan Angus, die resoluut een poging deed tot misantropische zelfreclame.
Interessant genoeg heb je in andere interviews Opus Kink ‘jazz-punk’ genoemd, wat maakt die twee genres zo compatibel?
Angus Rogers: Mensen hebben blijkbaar per se een nood aan een tastbaar genre, maar ik heb de neiging om te zeggen dat we ons niet krampachtig vasthouden aan zo’n label. Jazz-punk was hetgene waar critici ons het vaakst mee bestempelden, en die wij het minst afstotelijk vonden, dus dan hebben we dat leren tolereren. Wat de twee genres zo complementair maakt? Een gevoel van verlaat, denk ik, van overgave en ongedwongenheid in beide. Maar voor mij is het net de mogelijkheid dat ze niét kunnen samenwerken die ons zo aantrekt. De kans bestaat dat het helemaal uit elkaar valt. ‘Jazz-punk’ klinkt nu eenmaal ook heel clickbaiterig, dus marketing-gewijs kan het ook geen kwaad voor ons.
De recensenten hebben het dan op zijn minst over een nieuwe sound die jullie gecreëerd hebben, als het niet een volledig nieuw genre is. In hoeverre ga je daarmee akkoord?
Rogers: Ik neem aan dat elke keer dat een groep of artiest iets doet dat een beetje anders, is dat mensen daar wild voor gaan, maar ik betwijfel of we echt zo uniek zijn dat we iets nieuws creëren. We doen gewoon de dingen die we niet kunnen laten. Wat ik wel apprecieer is dat mensen aanvoelen dat er iets ‘anders’ is aan ons, en dat is uiteindelijk gewoon het product van ‘ons’. We vinden niets uit nee, dat denk ik niet, maar we amuseren ons gewoon tijdens het pretenderen dat we dat wel doen.
Mensen genieten van het verfrissende, zoals je zegt, maar wat maakt jullie zo verfrissend dan?
Rogers: We zijn gewoon niet zo cool, eigenlijk. Als muzikanten, maar ook gewoon als mensen. We zijn een beetje nerdy. We staan ook niet bekend om onze mannelijke looks en onze muziek is dat ook niet, terwijl dat wel de gang van zaken is. Verfrissing is uiteindelijk ook iets in the eye of the beholder. Het hangt ook af van de stad, de scene, het jaar, de maand. Soms gaat zijn dat dan bands vol jongens in maatpakken die schreeuwen over de huur. Het klimaat waarin je zit, reflecteert de muziek die er gemaakt wordt.
Er zijn heel wat bands in de huidige rockscene die wat meer alternatieve instrumenten omarmen, zoals een saxofoon of trompet. Welk instrument zouden bands volgens jou nog meer moeten gebruiken?
Rogers: Ik hoor graag violen. The Last Dinner Party gebruiken nu een keytar (keyboard dat je kan bespelen als een gitaar, nvdr), wat helemaal wijs is. In het algemeen vind ik dat bands wat minder instrumenten moeten spelen, hun gitaar links moeten laten liggen, en wat meer oergeluiden moeten maken. Een kazoo-orkest zou ook wel een doorbraak kunnen maken. Maar dus persoonlijk, viool.
Als ik toestemming om mijn eigen mening mee te geven, klinkt jullie eerste ep Til the Stream Runs Dry als een Broadway show over de meest Britse man die ooit geleefd heeft. Enkele bedenkingen daarbij?
Rogers: (lacht) Je slaat de nagel op de kop. We zijn inderdaad helemaal overboord gegaan met onze sound voor die ep. Het klinkt echt als een rock opera. En ik ben dan ook nog eens de meest Britse man die ooit geleefd heeft, dus dat komt goed uit. Onze nummers gaan ook vaak, bewust of onbewust, over laaghartige Britsheid. Je hebt het echt met wrede precisie benoemd, moet ik zeggen.
Het lijkt alsof jullie vastberaden zijn om niet beheerst te klinken, is dat volledig van nature gekomen?
Rogers: We zijn ergens wel berekend, we doen niets random, maar eerder in de zin dat we tot het uiterste gaan in proberen. Je mag grandioos, of cringy zijn, of te ambitieus zijn. Maar ja, wat betekent ambitieus ook? In ons geval hebben we een vorm van ambitie gevonden die voor iedereen werkt, en dat is vooral elkaar de vrijheid geven om wat dan ook te proberen. En onszelf niet al te serieus nemen. Het is zoals het ‘miljoen apen aan typemachines’-principe. Na verloop van tijd schrijft een van die apen wel een Hamlet. Zo zie ik ons een beetje. We brengen wel nog een miljoen singles uit, en een daarvan moet toch een klassieker worden?
Het is bijna exact een jaar geleden sinds jullie laatste ep. Wat is er veranderd in die tijd voor jullie, en wat niet?
Rogers: Veel verandert er nooit, zeker? We hebben veel geleerd over wat niet te doen, vooral. We werken beter samen. We zijn heel gradueel, bijna onwaarneembaar, professioneler geworden. We zijn minder een boeltje geworden, maar we zijn nog steeds een kleine DIY-band. Onze achterban is groter geworden op een heel aangename manier, en die zijn naar mijn genoegen heel toegewijd. Zij snappen het, waarschijnlijk meer dan wijzelf. Maar daarbuiten, hebben we onszelf vooral meer leren accepteren en zijn we enthousiaster geworden over de toekomst.
Er is bij ons geen eenzijdig creatief proces. Het is meer dingen naar de muur gooien om te zien wat plakt. Maar het kan ook zijn dat ik met een song-idee naar de groep kom waarvan ik denk dat het al bijna af is, en dan wordt dat helemaal uit elkaar gehaald en herwerkt en terug geplakt. We zijn een democratie op dat vlak. Het is slechts heel sporadisch dat ik een megalomaan en tiran ben. Echt heel af en toe.
Je hebt een heel theatrale soort zang, wat ook wel de aandacht trekt. Als je niet de zanger van Opus Kink zou zijn, in welke band zou je dan nog willen zingen?
Rogers: Wel, nee, ik zou mezelf niet in een band die ik graag zie durven steken. Want ik zie ze graag omdat ze zichzelf zijn, en voel geen behoefte om dan iemand te vervangen, anders zouden ze zichzelf niet meer zijn. Ik zie mezelf eerder fungeren als een soort rondtrekkende troubadour zingend in een taal die niemand spreekt. Een hofnar, om het zo te zeggen.
Als ik echt zou moeten kiezen zou ik iets leuks nemen, ABBA, misschien. Een band die zijn tijd al gehad heeft, lijkt me toepasselijk voor mij. Of The Pogues, ik zou nog een goede Shane MacGowan kunnen nadoen.
Jullie zijn naar eigen zeggen geïnspireerd door artiesten als Fela Kuti, Tom Waits en zelfs Tinariwen. Wel een interessante combinatie aan artiesten. Moest je nu zelf een We Are The Word-type ensemble kunnen samenstellen, wie zou daar dan inzitten?
Rogers: Als je naar die video kijkt zie je Bob Dylan staan tussen al die gigantische popsterren. Hij ziet eruit alsof hij liever waar dan ook zou willen zijn, zo lang het daar maar niet is. Dus zowat elke combinatie van artiesten met Bob Dylan bij lijkt me prima. Moest je nu bijvoorbeeld Fela Kuti en Ian Dury (van Ian Dury & the Blockheads, nvdr) samenbrengen dan zou er misschien geen goede, maar wel interessante muziek uitkomen. En daar dan een Bob Dylan bij, compleet niet onder de indruk, die zijn tekst niet kent.
Voor de rest zou ik alle postpunkbands uit Zuid-Londen nemen, op de rand van een vulkaan plaatsen, samen een laatste refrein zingen om dan gewoon in die vulkaan te springen.
Je zou ook kunnen zeggen dat er een grote big band-invloed te vinden is in jullie muziek, die heel old school swingende soort jazz, klopt dat een beetje?
Rogers: Ik ben daar wat voorzichtig mee, want veel mensen klitten ons dan samen met zo’n circusachtige ska(punk) en dat proberen we echt niet te maken. Het is een moeilijke balans. Maar de big band-muziek waar wij naar luisteren, zo die honkytonky stuff, dat voelt gewoon goed om te spelen.
Wat zou iemand als Louis Armstong zeggen denk je als die zou luisteren naar Opus Kink?
Rogers: Oh god. Kijk, nu zijn we allemaal cynisch, maar als we zo ver terug gaan, zeker in het geval van Louis Armstong, zou hij denk ik alles een kans geven. Ons ook. Dat soort kerel ziet hij mij er wel uit.
De tweede ep van Opus Kink, My Eyes, Brother!, is nu uit en op de gebruikelijke platforms.
De band heeft net een concert in de Trix achter de rug, maar zal deze zomer ongetwijfeld terugkeren naar ‘elk Belgisch en Hollands dorp op de kaart’, aldus Angus Rogers zelf.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier