Het laatste interview met Ryuichi Sakamoto: ‘Ik was te starstruck om het met Bowie over muziek te hebben’
Gisteren raakte het nieuws bekend dat de invloedrijke Japanse componist Ryuichi Sakamoto op 71-jarige leeftijd overleden is. In 2016 interviewde Knack Focus hem naar aanleiding van de lifetime achievement award die Sakomoto toen op Film Fest Gent ontving.
Een lifetime achievement award: voor veel artiesten is het een vergiftigd geschenk, dat hen in handen gedrukt wordt wanneer de gloriejaren voorbij zijn. Ryuichi Sakamoto, die in Gent wordt gehuldigd tijdens de World Soundtrack Awards, is een welkome uitzondering op die regel. Sinds hij de muziek voor Alejandro Iñárritu’s The Revenant (2015) componeerde, is de 64-jarige Japanner helemaal back in business. En dat terwijl er in de zomer van 2014 nog keelkanker bij hem werd vastgesteld.
‘Dichter bij de dood ben ik nooit geweest’, bekent The Professor, zoals Sakamoto wordt genoemd sinds hij midden jaren zeventig Yellow Magic Orchestra oprichtte, het synthesizertrio waarmee hij tot in de westerse hemisfeer mee de weg effende voor techno, house, ambient en ander nieuwsoortig lawaai. ‘Momenteel ben ik oké, maar de ziekte kan terugkomen. Het blijft oppassen, maar ik verzorg me, de inspiratie is er en het werk gaat vooruit. Meer kan ik niet wensen.’
Hoewel hij het rustiger aan doet, is achteroverleunen sowieso nooit zijn fort geweest. In zijn veertigjarige carrière nam Sakamoto negen albums op met Yellow Magic Orchestra, maakte hij veertig soloplaten en werkte hij samen met David Bowie, Iggy Pop, David Byrne, Robert Wyatt, Brian Wilson en andere popiconen. Bovendien behoort hij als filmcomponist al jaren tot de allergrootsten: van de muziek die hij in 1983 schreef voor Merry Christmas, Mr. Lawrence, over zijn Oscar-winnende soundtrack voor The Last Emperor (1987), tot aan zijn comeback vorig jaar met de verstilde, tot op het bot ontbeende muziek voor The Revenant.
‘Ik heb lang getwijfeld of ik The Revenant wel zou doen’, zegt Sakamoto, die Tokio midden jaren tachtig verruilde voor New York en sindsdien vanuit zijn kleine studio in de West Village aan zijn imposante oeuvre werkt. ‘Toen Iñárritu me belde, was ik nog volop aan het herstellen en had ik amper energie. Maar hij overtuigde me om in LA de film te komen bekijken. Die was zo sterk dat ik besloot het erop te wagen.’
Je hebt filmmuziek geschreven voor Bernardo Bertolucci (The Last Emperor, The Sheltering Sky en Little Buddha), Pedro Almodóvar (High Heels), Oliver Stone (Wild Palms) en Brian De Palma (Snake Eyes en Femme Fatale). Zijn er topregisseurs met wie je ooit nog wilt samenwerken?
SAKAMOTO: Er zijn er zoveel. Ik ben altijd een fan geweest van Jean-Luc Godard. En van Yasujiro Ozu, maar die is al vijftig jaar dood. Diens Tokyo Story is een van mijn favoriete films aller tijden, maar ik heb altijd gevonden dat de muziek die Ozu gebruikte te sentimenteel was. Toru Takemitsu, de beroemde Japanse componist, dacht daar net zo over. Met ons twee hebben we ooit gezworen om samen nieuwe soundtracks voor Ozu’s films te componeren. Helaas is het er nooit van gekomen – Toru is inmiddels ook overleden.
Waarom gaat een klassiek geschoold componist met synthesizers en popmuziek experimenteren, zoals jij in de seventies deed met Yellow Magic Orchestra?
SAKAMOTO: Het was een reactie tegen de symfonische pop en progrock van die tijd. Die probeerden klassieke principes naar popmuziek te vertalen maar ze deden dat letterlijk. Met dezelfde klassieke instrumenten, met dezelfde structuren, maar dan met bas en drums onder. Dat vond ik ongeïnspireerd en oppervlakkig. Wij wilden een abstracter kruisbestuiving, met nieuwe technologieën en nieuwe vormen. En we waren niet de enigen. In Duitsland had je Kraftwerk. Ook België had invloedrijke elektronicapioniers: Telex vond ik geweldig.
YMO maakte experimentele synthpop maar verkocht miljoenen platen. Verbaasde dat je?
SAKAMOTO: Enorm. Ik vond het succes indertijd verschrikkelijk. We waren plots tieneridolen. Ik kon in Tokio de straat niet op zonder aangeklampt te worden. We wilden nieuwe, eigenzinnige muziek maken en plots werden we opgezogen door de massa en de industrie waartegen we ons wilden afzetten. Dat was de reden waarom we elk onze eigen weg zijn gegaan en waarom ik al dertig jaar zo graag in New York woon. Hier ben ik anoniem en kan ik weer een vakman zijn die het privilege heeft om van muziek te kunnen leven. Als ik in New York al herkend word, dan is het door Japanse toeristen. (lacht)
Je eerste soundtrack schreef je in 1983, voor Merry Christmas, Mr. Lawrence van Nagisa Oshima, boegbeeld van de Japanse nouvelle vague. Je vertolkte in dat oorlogsdrama ook de hoofdrol, naast David Bowie. Het is vreemd genoeg bij die ene hoofdrol gebleven.
SAKAMOTO: Ik heb nooit een acteercarrière nagestreefd en ben tot op vandaag niet zeker of ik het wel goed deed in de film. Maar het was een geweldige ervaring. Een maand lang heb ik dag en nacht met Bowie opgetrokken. Kon ook niet anders: op het eilandje in de Stille Zuidzee waar we draaiden had je enkel een zwembad en een restaurant. Het klikte meteen tussen ons, maar we hebben het toen amper over muziek gehad. Jammer, achteraf bekeken, maar hij was zo op zijn rol geconcentreerd en ik was te starstruck. (lacht)
Op 10 januari is Bowie aan kanker overleden. Dat zal je wel geraakt hebben.
SAKAMOTO: Ik was compleet van de kaart toen ik het nieuws hoorde. Ik ben die week zelfs niet buiten geweest. Ik heb de hele tijd naar zijn laatste plaat Blackstar geluisterd. David woonde, net als ik, met zijn gezin in New York, maar hoewel we al die tijd vrienden zijn gebleven, zagen we elkaar weinig. Te weinig, besef je op zo’n moment. Daar heb ik nu spijt van, maar ik kan de klok niet terugdraaien. Helaas.
Heeft jouw ziekte je veranderd als muzikant?
SAKAMOTO: Het leven verandert je. Elke dag. Je inzichten veranderen, je smaak verandert, en dus ook de muziek je maakt. Sinds mijn twintigste had ik continu gewerkt. Dit was de eerste keer in veertig jaar dat ik een langere periode niets heb gedaan. Ik heb gerust en geluisterd. Traditionele, Japanse no-muziek vooral. Als Japanner begreep ik Bach en Debussy al lang, maar no ben ik nu pas aan het ontdekken. Die invloed hoor je ook in The Revenant, met die simpele drum, die rigide structuur, die stiltes. Ik haat nationalisme – sinds het aantreden van de regering Abe is dat ook enorm toegenomen in Japan – maar je kunt niet ontkennen dat er een diepe schoonheid uitgaat van die eeuwenoude Japanse muziek. Iets mysterieus, iets spiritueels, iets zuivers waarmee ik me innig verbonden voel. Het is raar: toen ik in Japan woonde, zag ik vooral de lelijkheid van het land. Nu ik een outsider ben, heb ik vooral oog voor de schoonheid ervan, voor de muziek, de tempels, de tuinen…
Men doet in Japan alsof Fukushima niet is gebeurd. Tot op vandaag worden in Tokio stralingswaarden gemeten die verregaande gezondheidsrisico’s inhouden, maar de Olympische Spelen komen eraan en dus wordt de bevolking voorgelogen.
Voor de Japanse politiek ben je nog altijd niet zo mild. Je haalde al vaak uit naar de manier waarop de overheid omgaat met de nucleaire ramp in Fukushima.
SAKAMOTO: Dat is schandalig. Men doet gewoon alsof die ramp niet is gebeurd. Tot op vandaag worden in Tokio stralingswaarden gemeten die verregaande gezondheidsrisico’s inhouden, maar de Olympische Spelen van Tokio komen eraan en dus wordt de bevolking voorgelogen en alles onder de mat geveegd.
Je hebt in 1992 de muziek gecomponeerd voor de openingsceremonie van de Spelen van Barcelona. Wat als ze je straks voor Tokio 2020 vragen?
SAKAMOTO: Ik ben geen fan van de huidige regering en dat gevoel is volledig wederzijds. (lacht) Dat zal dus niet gebeuren en ik zou sowieso weigeren. Dat ze eerst hun rommel opruimen. En stoppen met de mensen voor te liegen en wijs te maken hoe geweldig alles wel is in Japan. Daar wordt het land niet beter van, en daarmee worden de problemen niet opgelost. Het zorgt alleen voor een steriel klimaat. Zonder originele ideeën. Zonder getalenteerde mensen. Neem nu Sony, een megabedrijf dat Japan belichaamt, en vergelijk dat met Akira Kurosawa, één enkel creatief individu. Wel: ik denk dat Kurosawa globaal gezien meer waard is dan Sony, economisch én intellectueel. Veel mensen in Japan lijken dat maar niet te snappen.
Je bent altijd tegen nucleaire energie geweest, je was een pionier inzake ecovriendelijke verpakking van cd’s: waar en wanneer is dat milieuengagement geboren?
SAKAMOTO: Mijn ogen gingen open toen ik vader werd en nadacht over de wereld waarin mijn kinderen zouden opgroeien. Global warming was nog niet in het nieuws en er waren geen wetenschappelijke rapporten die alarmbelletjes deden rinkelen. Het was meer een instinctief aanvoelen. Je kon voelen dat het warmer werd, er moesten meer monden gevoed worden en de vuilnisbelten werden hoger. Je moest geen wetenschapper zijn om toen al door te hebben: dit gaat niet de goede kant op.
Wat jij midden jaren negentig ook intuïtief aanvoelde: het internet zou de muziekindustrie doen imploderen.
SAKAMOTO: Onlangs ging in Manhattan de laatste cd-winkel dicht. Ik herinner me dat ik in 1996 in Tower Records stond en tegen de mensen zei: cd’s gaan verdwijnen, zorg dat je een alternatief klaar hebt. Maar het geld stroomde binnen en in plaats van de digitale toekomst voor te bereiden stopte de industrie haar energie in het uitmelken van fans en muzikanten. Hoe lang heeft het niet geduurd voordat ze met Apple Music of Spotify op de proppen kwamen? Ondertussen heeft de jonge generatie nooit anders geweten dan dat je muziek gratis van het internet haalt. Ik weet niet hoe je dat nog kunt keren, hoe je mensen kunt aanleren om voor muziek te betalen. Ik haal zelf ook dingen van het internet en ik ben niet boos als mensen mijn muziek illegaal downloaden. Maar voor jonge muzikanten is het hels geworden om nog rond te komen. Als ze me om advies vragen, zeg ik vaak: zoek een andere job en speel muziek als hobby. Of word dj. Dat zijn de enigen die nog geld verdienen. Hard, maar dat is de realiteit.
Je was in de jaren negentig nochtans een vurige pleitbezorger van het internet.
SAKAMOTO: Ik was lange tijd een techno-utopist, van toen ik met Yellow Magic Orchestra met synthesizers begon te experimenteren, tot aan de opkomst van het internet. Maar ik heb mijn visie moeten bijsturen. Technologie verandert de wereld, maar maakt die niet noodzakelijk beter. Mensen maken de wereld beter. Het internet kan een geweldig middel zijn om muziek, om kennis te ontsluiten. Maar het heeft zijn potentieel niet benut. Ik had ook nooit verwacht dat de grote bedrijven het zo snel in handen zouden krijgen. Het is naïef om te denken dat het internet democratisch is omdat je je mening kunt tweeten of omdat je een filmpje op YouTube kunt zetten. Negenennegentig procent ervan is ingepalmd door een handvol megaconcerns die al je gegevens bijhouden en verkopen. Dat is niet wat ik in gedachten had twintig jaar geleden.
Ik vind D’Angelo goed, en DJ Rashad, en Flying Lotus, de jongste cd van Beyoncé ook, maar ik luister tegenwoordig vooral naar klassiek. En naar stilte.
Wat had je dan wel in gedachten?
SAKAMOTO: Muziek is eeuwenlang eigendom van de gemeenschap geweest. Elk dorp en elke clan had zijn eigen liederen, en iedereen kon die zingen en aanpassen. Tot in de late negentiende eeuw de muziekindustrie haar intrede deed en muziek privébezit werd. Ik was hoopvol toen het internet opkwam en van muziek even weer iets ’tribaals’ maakte, iets wat iedereen kon delen, iets wat mensen kon verbinden, maar lang heeft dat niet geduurd. De ene geldgeile industrie werd gewoon vervangen door de andere. En de muzikanten betaalden het gelag.
Is er nog hedendaagse popmuziek die je boeit?
SAKAMOTO: Weinig. DJ Rashad vind ik goed. D’Angelo. Flying Lotus. De laatste cd van Beyoncé vond ik ook oké. Maar de jongste tijd luister ik vooral naar klassieke muziek, westerse én Japanse. En naar stilte. Ik heb door mijn ziekte geleerd dat mensen stilte nodig hebben. Dat er een heilzame kracht van uitgaat. Fysiek en mentaal. Ik zou graag eens stilte componeren, maar helaas: John Cage was me voor. (lacht)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier