‘Hail to the Thief’ van Radiohead, twintig jaar later: het spanningsveld tussen mens en machine
Hail to the Thief, de zesde plaat van Radiohead die precies twintig jaar geleden uitkwam, blijft de meningen verdelen. De één gewaagt van een meesterwerk, de ander vindt ze langdradig. Na zijn experimenten met leftfield-elektronica besloot de band uit Oxford, voor zijn meest politieke werk, gedeeltelijk terug te keren naar zijn artrockroots.
Sinds het succes van het even avontuurlijke als epische OK Computer uit 1997 groeide Radiohead uit tot één van de grootse groepen ter wereld. Die plotse beroemdheid werkte behoorlijk verlammend: ‘Het laatste wat we wilden, was als stadionrockband door het leven gaan’, liet zanger Thom Yorke destijds optekenen. ‘Als je alle ogen voortdurend op je gericht voelt, snak je er vanzelf naar onzichtbaar te worden’.
Dus gooide het gezelschap het resoluut over een andere boeg met het tweeluik Kid A / Amnesiac. Yorke en zijn vrienden waren al een poosje in de ban van free-jazz, glitch techno en de elektronische muziek uit de catalogus van het Britse Warp-label. Door zichzelf uit te dagen en de experimentele chaos te omarmen, slaagde Radiohead erin zijn sound drastisch opnieuw uit te vinden én pers en publiek in die nieuwe richting mee te sleuren.
Alleen, waar kun je als band na zo’n mijlpaal nog naartoe? Hoe kom je, na artistieke statements als Kid A en Amnesiac, tegemoet aan almaar hoger gespannen verwachtingen? De heren van Radiohead beseften zeer goed dat ze niet meteen in staat zouden zijn een tweede radicale transformatie door te voeren en bovendien waren de achttien maanden durende sessies, die tot het bewierookte diptiek hadden geleid, zeer uitputtend geweest. Hun nieuwe lp moest dus in het teken staan spontaniteit en speelplezier. Vandaar het gehuldigde ‘back to basics’-principe. Want soms raak je enkel vooruit door op je stappen terug te keren.
Scoutskamp
Niet dat Radiohead het experimenteren helemaal had opgegeven. Alleen wilde het vijftal alles wat het tijdens het werkproces aan haar vorige twee langspelers had opgestoken nu combineren met directe, toegankelijke popmelodieën en relatief conventionele songstructuren. Het doel: herkenbare refreinen, echte drums in de plaats van drumcomputers en weer ruimte voor de gitaarpartijen van Jonny Greenwood, zoals ten tijde van The Bends. Hail to the Thief zou steunen op het spanningsveld tussen organisch en geprogrammeerd, tussen mens en machine. Als inspiratiebron had Warp inmiddels plaats geruimd voor het Berlijnse label BPitch Control. De muziek moest een synthese worden van energieke artrock en minimalistische elektronica.
De basis voor de nieuwe plaat werd gelegd tijdens twee weken durende sessies in de Ocean Way-studio in Los Angeles, al werden de meeste songs enkele maanden eerder al live uitgetest tijdens een Europese tournee. De opnamen verliepen in een ontspannen sfeer: ‘Alles liep op wieltjes’, herinnert Thom Yorke zich. ‘We slaagden erin een song per dag in te blikken en hadden het gevoel dat we op scoutskamp waren. Alleen duurde het daarna veel te lang voor we ertoe kwamen alles af te werken. Toen we uiteindelijk aan de laatste loodjes konden beginnen, hadden we elk al onze eigen mening gevormd over de mix en de volgorde van de nummers. Niemand van ons slaagde er nog in enige afstand te nemen en dat leidde tot hoog oplopende ruzies en conflicten.’
Misschien verklaart dat waarom Nigel Godrich, sinds jaar en dag de vaste producer van Radiohead, Hail to the Thief zijn ‘minst favoriete lp van de groep’ noemt. ‘Zeker, er staan geweldige tracks op, maar niet alles is even essentieel. De selectie had, wat mij betreft, zeker strenger gekund. Met veertien nummers en een speelduur van een klein uur, blijft de plaat gewoon te lang doordreinen’.
Yorke was het daar, achteraf bekeken, tot op zekere hoogte mee eens. Toen hij in 2008 onine een nieuwe, ‘verbeterde’ tracklist postte, had hij vier songs geschrapt. Kort na de release van Hail to the Thief schreef New Musical Express dat de impact van het geheel werd aangetast door de aanwezigheid van enkele minder geslaagde bliepnummers. ‘Te lang’ was, destijds een vaak gehoorde kritiek. Alleen bestond er geen overeenstemming over wat onmisbaar was en wat overbodig. Een ander verwijt van sommige critici was dat Radiohead, na Kid A en Amnesiac, nu wel ontstellend orthodox was gaan klinken en dat de nummers zo chagrijnig en zeurderig klonken dat de groep in zelfparodie dreigde te vervallen.
Gestolen verkiezing
Vandaag, twintig jaar later, zijn de criticasters aanzienlijk milder gestemd. Blijkbaar had Hail to the Thief tijd nodig om ten volle door te dringen. Pas nu beseffen de meesten onder ons hoe onderschat het werkstuk al die tijd is gebleven en hoezeer het een product was van het tijdsgewricht waarin het was ontstaan.
De plaattitel was een rechtstreekse verwijzing naar de omstreden overwinning van George W. Bush tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen van november 2000. Hoewel zijn democratische tegenstander Al Gore ruim een half miljoen stemmen méér binnenrijfde dan Bush, werd de republikein toch tot overwinnaar uitgeroepen. Tijdens een nieuwsuitzending hoorde Thom Yorke dat ‘Dubya’ (de informele Texaanse uitspraak van het midden-initiaal ‘double u’) ervan werd beschuldigd de verkiezing te hebben ‘gestolen’. De slogan Hail to the Thief bleef hangen, omdat hij symbool stond voor het toenmalige sociaal-politieke klimaat.
‘Het was nooit onze bedoeling een politieke plaat te maken’, vertelde de zanger later aan het magazine GQ. ‘Het gebeurde onbewust. Eigenlijk wilde ik het niet over specifieke onderwerpen hebben. Pas toen ik, tegen het einde van het maakproces mijn teksten uittikte, viel me op waar ze precies over gingen. Maar ik kan niet ontkennen dat politiek me op dat moment méér bezighield dan, pakweg, vijf jaar eerder. Ik luisterde dagelijks naar de actualiteitenprogramma’s op BBC Radio 4. En al zeker na 7 april 2003, toen de troepen van de zogenaamde ‘coalition of the willing’, onder leiding van de VS en Groot-Brittannië, met een smoes Irak binnenvielen’.
Woede en paranoia
Thom Yorke was een fervente tegenstander van de invasie en werd in die periode regelmatig gesignaleerd op anti-oorlogsdemonstraties. Zo betoogde hij bij de luchthaven van Fairford in Gloucestershire, vanwaar de B-52-bommenwerpers opstegen die boven Irak hun dodelijke lading zouden lossen. ‘Als twee van de machtigste naties ter wereld beslissen het internationale recht aan hun laars te lappen, geven ze daarmee impliciet te kennen dat wie over de meeste wapens beschikt de lakens mag uitdelen’, vertelde Yorke aan David Fricke van Rolling Stone.
‘Daarmee werd een gevaarlijk precedent geschapen. Het was ook een aanfluiting van de democratie. De meerderheid van de Britse bevolking was tegen de oorlog gekant, maar toch liep Tony Blair, de toenmalige Britse premier, slaafs George W. Bush achterna. Die wilde Irak binnenvallen omdat het land zogezegd over massavernietigingswapens beschikte. Achteraf bleek daar helemaal niets van aan te zijn en dat hield me uit mijn slaap’.
Eigenlijk was Thom Yorkes politieke engagement al drie jaar eerder begonnen. In 2000 zette hij zich al, samen met Youssou N’Dour, Perry Farrell van Porno For Pyros en Bono van U2, in voor de ‘drop the debt’-campagne van de Jubilee Coalition, die ervoor pleitte de schulden van de vijfendertig armste landen ter wereld kwijt te schelden. Vanaf dat moment begon hij overwegend non-fictie te lezen en kregen de boeken van Noam Chomsky een vaste plek op zijn nachtkastje.
Na de inval van Irak noteerde de zanger, terwijl hij op de radio naar nieuwsuitzendingen luisterde, regelmatig de Orwelliaanse eufemismen die de Britse en Amerikaanse regeringen gebruikten om hun oorlog tegen Sadam Houssein te verantwoorden. Die martiale taal zou, met uitzondering van I Will en Myxomatosis, die al enkele jaren eerder waren geschreven, doorsijpelen in de songs van Hail to the Thief. Het werd een donkere, in claustrofobie gedrenkte plaat, met woede, paranoia, bitterheid en verwarring als sleutelbegrippen.
Manipulatie
De frontman van Radiohead zag potentiële parallelen tussen wat er in de wereld gaande was en het totalitaire regime zoals het in 1949 werd geschetst in George Orwells dystopische roman Nineteen Eighty-Four. De openingstrack van de nieuwe plaat, 2+2=5, verwees zelfs rechtstreeks naar de dogmatische Ingsoc-filosofie die De Partij van Big Brother bij Orwell oplegt aan alle inwoners van de dictatuur Oceanië. Het is een denkwijze, gedomineerd door Newspeak (het verdraaien van de waarheid door middel van eufemismen), Doublethink (een activiteit waarbij mensen twee elkaar uitsluitende gedachten tegelijk als moreel correct accepteren) en een systeem waarin gebeurtenissen uit het verleden voortdurend worden aangepast of gemanipuleerd. Dat laatste is meteen de sleutel tot de op computerbeats gebouwde Radiohead-track Backdrift (‘All evidence has been burned, all tapes have been erased’).
De sfeer van dreiging en surveillance overheerst ook het ongedurige, glitchy Sit Down. Stand Up (‘We can wipe you out anytime’) en het door hoekige funkgitaren aangedreven Where I End and You Begin. ‘I will eat you alive / And there will be no more lies’ luidt de ironische mantra waarmee de song eindigt. Door het fragmentarische karakter van de teksten is niet altijd duidelijk of de leugens en het bedrog aan intermenselijke of politieke relaties refereren, maar nummers, zoals het aan Kid A verwante The Gloaming (‘Murderers, you are murderers’) lijken vooral het laatste te suggereren.
In A Punchup at a Wedding, een bittere song met een elastische baslijn en een stotterende pianogroove als motor, gaat Thom Yorke te keer tegen hypocrieten en opportunisten. We Suck Young Blood, een soort begrafenismars, zou over verslaving kunnen gaan. En ook A Wolf at the Door, waarmee de lp eindigt, zit vol gewelddadige beelden waar je allerminst vrolijk van wordt. De single There There, die de vierde plaats in de Britse charts haalde, laat zich dan weer samenvatten in één zin: ‘We are all accidents waiting to happen’.
Slim Compromis
Wie de oren spitst zal op Hail to the Thief niettemin enkele fraaie, melodieuze nummers tegenkomen. De tedere ballad Sail to the Moon schreef Thom Yorke voor zijn zoontje Noah, op dat moment nog een peuter. Ook het intimistische I Will is een tweestemmig gezongen ‘klein liedje’, terwijl Scatterbrain tot dezelfde vertrouwde categorie behoort als Street Spirit (uit The Bends) of Lucky (uit OK Computer). Go to Sleep doet, qua vibe, zelfs denken aan de akoestische Led Zeppelin, ten tijde van hun lp III.
Met het kolkende Myxomatosis (over een doodzieke bastaardkat), dat wordt aangezwengeld door een metalige baslijn en schurende synths, geeft Radiohead andermaal aan dat de geest van Kid A zeker nog niet het zwijgen is opgelegd. Maar de memorabelste momenten zijn toch die waarop Yorke persoonlijk en emotioneel uit de hoek komt.
Op Hail to the Thief slaagde Oxford’s finest erin digitale en akoestische klanken op een natuurlijke manier te doen versmelten en sommige van de nieuwe fans, die zaten te wachten op een nieuwe Kid A, op het verkeerde been te zetten. Yorke en de zijnen hadden dit keer hun eccentriekste muzikale neigingen getemperd, ten voordele van meer toegankelijkheid. Dat hoefde echter niet te impliceren dat alle scherpe kantjes waren afgevijld en dat de complexiteit uit de muziek was verdwenen. De plaat was een slim compromis tussen de poppy en experimentele kanten van het gezelschap, maar het resultaat was nog altijd veelzijdig en ontregelend. En ook al bracht Radiohead sinds A Moon Shaped Pool uit 2016 geen nieuw werk meer uit, met Hail to the Thief bood het kwintet de garantie dat het ook in de komende twee decennia relevant zou blijven.
De citaten van Thom Yorke en Nigel Godrich zijn afkomstig uit Rolling Stone en GQ.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier