‘Goed moment om nieuwe Blur-plaat op te nemen’ (Damon Albarn)
Blur heeft opnieuw plannen voor een nieuwe plaat. Damon Albarn en co zitten een week in Hong Kong, ‘een goed moment om een nieuwe plaat op te nemen’. Tijd om nog eens in de Britpopgeschiedenis te duiken.
Exact een jaar geleden was er al sprake van een nieuwe Blur-plaat. Vals alarm, bleek toen. Nu Damon Albarn en zijn kompanen in Zuidoost-Azië aan zet zijn, hebben ze er blijkbaar opnieuw zin in. ‘We zitten een week in Hong Kongdoor en we denken dat dit wel eens het goede moment is om een nieuwe plaat op te nemen’, sprak hij het publiek aan. Voor ons de gelegenheid om nog eens in de archieven te duiken, 21 jaar na het ontsaan van de Britpop.
Zomer 1997. Oasis laat zelfverzekerd Be Here Now op de wereld los. Op de hoes van hun derde langspeler staan de Mancunians voor een villa in Hertfordshire samengetroept rond een Rolls Royce in een zwembad – een knipoog naar een sterk verhaal over Keith Moon, de legendarische drummer van The Who. Niet ver daarvandaan hebben ze een jaar eerder twee concerten voor telkens 250.000 toeschouwers gegeven – 2.500.000 fans probeerden tickets te bemachtigen. Be Here Now zou de triomf van hun populariteit worden, het hoogtepunt van vijf jaar Britpop. Het wordt het eindpunt. Het album is een sof, de critici reageren lauw, de band is zijn muzikale relevantie kwijt. De plaat blijft zo ver onder de verwachtingen dat ze het hele genre de mond snoert. Van Blur, dat andere icoon van de Britpop, kon geen redding komen: die waren eerder dat jaar al naar de exit geëscorteerd, omdat ze zich op hun vijfde, titelloze worp hadden laten inspireren door Amerikaanse rock – Pavement in het bijzonder.
Een mens onthoudt jammer genoeg altijd het laatste. Het is het beeld van Be Here Now dat op Britpop is blijven plakken. Coke snuivende, zelfvoldane rock royalty die met zeurderige stemmetjes zichzelf en hun land bewieroken, terwijl de chauvinistische Britse pers de hype naar ongeziene hoogten probeert te stuwen. Niet dat dat beeld niet klopt – de Gallaghers waren als marketeers nu eenmaal nogal eenzijdig – maar het is maar een deel van de waarheid. Vijf jaar eerder was Britpop nog spannend, relevant en vooral een goed verhaal. Rewind naar begin 1992. Het succes van Smells Like Teen Spirit, enkele maanden eerder als single uitgebracht, bereikt zijn hoogtepunt. De rusteloze generatie van langharige, apathische slackers heeft haar soundtrack gevonden. Grunge is cool, Seattle is de hoofdstad van de rock en houthakkershemden domineren het straatbeeld. Bands als Pearl Jam, Stone Temple Pilots en Soundgarden maken zich op voor hun grootste successen.
Het nieuwe geluid ligt in het verlengde van wat Amerikaanse indiebands als Pixies en Sonic Youth in de underground van de jaren tachtig op het spoor waren, en bereikt nu plots de mainstream in de nasleep van Nirvana’s Nevermind. In Groot-Brittannië ligt de indie ondertussen op apegapen. De Madchester-scene rond bands als The Stone Roses en Happy Mondays heeft zijn korte hoogtepunt gehad; de Londense shoegaze-beweging die erop volgde, van Slowdive tot Ride, kwam commercieel nooit van de grond. Terwijl Amerika plots gitaarrock exporteert, is Groot-Brittannië op zoek naar een nieuw geluid.
HET IS DE ACHTERGROND WAARTEGEN BLUR IN APRIL OP ZIJN tweede Amerikaanse tournee vertrekt. Gedwongen. De debuutplaat, het zwaar aan Madchester en shoegaze schatplichtige Leisure, had het niet onaardig gedaan, maar het viertal werd opgelicht door zijn manager. Om de 60.000 pond schulden weg te werken, moet de band verplicht door de VS toeren van het nieuwe label. Op het programma staan 44 steden, waar Blur in kleine clubs zijn ding mag doen. Het loopt mis. De Britse lads worden verteerd door heimwee: ‘We raakten in de ban van een geïdealiseerd Engeland, een nostalgisch, troostend groen eiland waar iedereen vriendelijk was’, aldus Albarn. Bovendien blijft het Amerikaanse publiek weg. De interesse in alles wat géén grunge is, is onbestaande. De band zet het op een zuipen en vechten: ‘Op een bepaald moment liepen we alle vier met een blauw oog rond’, vat gitarist Graham Coxon later de sfeer samen. Het leidt tot een hartsgrondige hekel aan all things American. Als de band drie maanden later thuiskomt, is het voor Albarn duidelijk: de volgende plaat moet uitgesproken Brits worden. ‘Als punk een beweging was tegen de hippies, dan is dit het antwoord op de grunge’, laat hij optekenen. Of nog: ‘Een oorlogsverklaring aan Amerika. ‘ Muzikaal nationalisme als verzet tegen de Amerikaanse grunge: het blijkt het dna van de Britpop. Zeker als Select een jaar later Suede op de cover zet, met de Union Jack op de achtergrond en de sprekende kop ‘Yanks, go home!’.
HET TERUGGRIJPEN NAAR DE BRITSE IDENTITEIT KOMT NIET UIT het niets. 1992 is het jaar waarin Damien Hirst een haai op sterk water zet en hem via Charles Saatchi verkoopt voor 50.000 pond. Het is het jaar waarin een pas afgestudeerde Alexander McQueen zijn gelijknamige modemerk opricht en Kate Moss haar opwachting maakt in Vanity Fair. Danny Boyle loopt rond met de plannen voor Shallow Grave; Ewan McGregor, recht van de schoolbanken, scoort zijn eerste rolletjes. De hele Britse kunstwereld gelooft weer in zichzelf. ‘Cool Britannia’ – een pun op het onofficiële volkslied Rule, Britannia! – maakt tegelijk met de Britpop zijn opwachting. Bekijk het vanuit een nog groter perspectief, en heel Groot-Brittannië klopt zichzelf op de borst. Margaret Thatcher was twee jaar eerder afgetreden als premier; de jonge Tony Blair, een grote rockfan, begint naam te maken bij Labour. Het land herstelt langzaamaan van de economische crisis van de jaren tachtig, een gevoel van trots en optimisme maakt zich opnieuw meester van de Britten. De parallellen met het Swinging London van de jaren zestig, ook na een decennium van naoorlogse besparingen, zijn duidelijk.
DE PRILLE BRITPOPPERS DOEN EVENWEL MEER dan louter hun Britse identiteit benadrukken. Tijdens de Amerikaanse tournee van Blur had Albarn een cassette bij van The Kinks, die hij non-stop speelde. Het is de meest Britse groep van de jaren zestig: dag na dag hoorde hij Ray Davies de alledaagse Britsheid verheerlijken en becommentariëren – van wandelingen langs Waterloo Station over nietsdoen op een Sunny Afternoon tot de travestieten van het Londense Soho. Dat mist zijn invloed niet op Modern Life Is Rubbish, de plaat waaraan de vier van Blur bij hun terugkeer beginnen. ‘Het moderne leven bestaat uit het afval van het verleden – en de grootsheid daarvan’, legt Albarn de titel uit. Het vat de plaat prima samen: in alles grijpt hij terug naar de Britse muziektraditie van de jaren zestig tot tachtig. Albarn laat zich door Ray Davies en Paul Weller inspireren voor zijn teksten – een sociaal commentaar op het leven in de Britse buitenwijken. Hij kijkt voor de sound achterom naar The Kinks, The Jam, The Small Faces en The Who. Voor de promo van Modern Life Is Rubbish staat het viertal in modoutfit – Fred Perry-polo, Dr. Martens-boots – voor een muur waarop ‘British Image 1’ is gespoten. ‘Ik weet nog dat de platenmaatschappij naar de studio kwam met de woorden ‘you’re all mad’, herinnert bassist Alex James zich. ‘Britpop was voor de volle honderd procent Damons idee.’
HET IS EEN GOK, MAAR WEL EEN BEREKENDE GOK. BLUR STAAT niet alleen. Tijdens hun afwezigheid in Amerika heeft de Britse muziekpers een nieuwe chouchou opgeduikeld. Nog voor een eerste single uitkomt, siert Suede al de cover van Melody Maker als ‘The Best New Band In Britain’ – de Britse muziekbladen kunnen niet wachten om een antwoord te vinden op de Amerikaanse grunge. De band bevestigt met The Drowners: geen shoegaze of Madchester meer, maar een terugkeer naar de gitaren van The Smiths en het theatrale stemgeluid van David Bowie. Ondertussen vindt ene Jarvis Cocker, net naar Londen verhuisd na dertien jaar muziek in de marge, met zijn hang naar Scott Walker, Bowie en Costello aansluiting bij het nieuwe geluid, terwijl in Manchester een jong groepje dat Oasis heet heel goed naar The Beatles en The Rolling Stones luistert. Blur is lang niet de enige band die de Britse muzikale traditie van weleer verheerlijkt.
APRIL 1994. KURT COBAIN SCHIET ZICHZELF DOOR HET HOOFD in zijn huis in Seattle. De grunge is zijn gezicht kwijt, de gitaarmuziek heeft een nieuw vacuüm. Het is het moment waar de hele Britpopscene naartoe heeft gewerkt. Dezelfde maand nog brengt Blur Parklife uit en breekt Pulp door met His ’n Hers; vijf maanden later volgt Oasis’ Definitely Maybe; nog eens twee maanden later volgt Suede’s Dog Man Star. De vier groten van de Britpop missen hun moment(um) niet. In mei spreekt The Guardian over ‘This Britpop Renaissance’, de eerste keer dat het woord wordt gebruikt om de nieuwe generatie Britse muzikanten te beschrijven. Het woord ‘renaissance’ is ook niet toevallig gekozen. Het is wat achteraf het meeste opvalt: de retrobeweging die Britpop was. Luister naar Blurs For Tomorrow, de opener van Modern Life Is Rubbish, en je hoort de zangstijl van David Bowie en het geluid van The Jam. Lees de lyrics van Pulps Common People en je voelt dezelfde satirische geest als in The Kinks’ Dedicated Follower of Fashion. Kijk naar de theebril van Noel Gallagher en je weet dat niet alleen zijn muziek fors schatplichtig was aan John Lennon. De Britpop deed geen moeite om nieuw te zijn, maar verheerlijkte haar roots. Dat vormde haar identiteit, maar ook haar zwakte.
‘BIJNA ELK MUZIEKGENRE HEEFT ZIJN BIJDRAGE GELEVERD AAN de grotere muzikale canon. Britpop deed dat niet. Tot dan draaide pop om nieuwheid. Vanaf dan keek muziek achterom op zoek naar inspiratie’, verwoordde Matt Everitt van Menswear, een van de vele kleintjes uit de Britpop, de retroreflex in het magazine Clash. ‘Britpop heeft niets achtergelaten. Waarom we het er dan nog over hebben? Simpel, en het heeft niets met muziek te maken. Britpop was belangrijk omdat de Britse muziek eindelijk stopte met naar de VS te kijken op zoek naar talent, en omdat de muziekindustrie, overspoeld met geld, begreep dat pop niet netjes moest worden verpakt om er geld mee te verdienen. Britpop heeft ervoor gezorgd dat The Libertines legerjasjes konden aantrekken, The Strokes verveeld op een podium konden staan en gitaarbands ringtones konden verkopen.’
Geert Zagers
(Uit Knack Focus, 21 maart 2012)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier