Flamenco, duct tape en Gorillaz: dit waren de hoogtepunten van Sónar
Er was nog maar eens reden om te vieren, in Barcelona. Sónar, het stadsfestival opgedragen aan ‘advanced music’ en multimediale kunsten, mocht 25 kaarsjes uitblazen. Ook Knack Focus hing er drie dagen rond en tekende enkele hoogtepunten en ontdekkingen op.
Kokoko!
‘Er is niet echt een muziekscene in Kinshasa, maar in elk huis woont een muzikant. Kinshasa is a city you hear more than you see.’ Aan het woord zijn de mannen van Kokoko!, vier Congolese muzikanten die met de hulp van de Franse producer Débruit en hun zelf gefabriceerde instrumenten traditie rijmen met hedendaagse dansmuziek.
Het was een mooi winkeltje dat de heren uitstalden op het podium. Een eensnarige gitaar gemaakt uit schroothoopijzer. Een oude typmachine die dienstdoet als ritmebox. Een drumstel dat aan elkaar hangt met duct tape, met een omgeturnde postbus als basdrum. Percussie vervaardigd uit flessen water en verfpotten. De doe-het-zelffilosofie dragen ze hoog in het vaandel, en met hun knalgele overalls leken de Congolezen net uit hun workshop te zijn gestapt. Opzwepende kost, met zanger/drummer Makara als dynamo, en Débruit die subtiel peper en zout aan de trance aanzwengelende ritmes toevoegde.
Een dag later vaardigde Diplo enkele van z’n maatjes uit het moedercontinent af, op hetzelfde podium, waaronder het vermakelijke, vrouwelijke dj-duo Kampire, uit Oeganda. Maar het zijn de met Europese beats and pieces aangesterkte straatgeluiden van Congo die met de grootste, Afrikaanse eer gingen lopen. Check ze vooral zelf op Down The Rabbit Hole (29/06) of op Dour (15/07).
Rosalía
In dichte drommen stonden ze aan te schuiven, vooral Catalanen, om een glimp op te vangen van Rosalía Vila. De 25-jarige zangeres is dan ook een lokaal talent en maakte van Sónar gebruik om met een gloednieuwe liveshow in première te gaan.
Van Columbiaanse cumbia tot Syrische dabka, de voorbije jaren werd zowat elke warmbloedig, traditioneel muziekgenre gemoderniseerd en met Westerse invloeden besmet. Dus waarom ook niet de 19e-eeuwse flamenco? Zoiets moet Rosalía gedacht hebben, toen ze met de edele kunst aan de slag ging. Flamenctronica, zou je het kunnen noemen, en dat klinkt in de praktijk beter dan het in uw hoofd doet. De Catalaanse bewaart grotendeels de klassieke zangstijl, de dans, de dresscode en de dramatiek grotendeels, maar vult de rest op op z’n 2018’s. Geen castagnetten of gitaren op het podium dus, maar vier achtergrondzangers en -zangeressen, een man aan de knoppen, en enkele danseressen. Het geluid, dat is het geluid van een millennial die Rihanna en Beyoncé met de paplepel naar binnen kreeg, maar ook een oor voor folklore heeft ontwikkeld.
Rosalía doet met flamenco wat Steve McQueen ooit met een zwarte souspull deed in Bullit: het cool en sexy maken. Tel daarbij strakke choreografieën en flitsende visuals – er werd zelfs een ommetje naar de kungfu gemaakt -, en je krijgt een performance die de Catalanen steeds harder en langer deed applaudisseren; de zaal gloeide van de chauvinistische trots.
De meeste songs op de setlist haalde ze naar verluidt uit haar dit jaar te verschijnen, tweede album, een plaat die ze met de ook buiten Spanje gerenommeerde producer El Guincho opnam. Een ideetje voor de Antiliaanse Feesten, Coulour Cafe, of zelfs Gent Jazz volgend jaar?
Cornelius
Gekke jongens, die Japanners. Neem nu Keigo Oyamada, beter bekend onder de schuilnaam Cornelius. Zit al sinds eind jaren ’80 in de muziek, met het gitaarbandje Flipper’s Guitar, speelt het al negentien jaar en zes albums soloslim, en weet tóch uit te pakken met een show die tegelijk heel erg eigentijds, als retro en futuristisch aandoet.
Zijn laatste wapenfeit, Mellow Waves, stamt van vorig jaar, maar het bekendst in onze contreien is Cornelius van Fantasma, het album uit 1997 dat hem voor het eerst in de VS en Europa vergelijkingen als ‘de Japanse Beck’ opleverde.
De intussen 49-jarige Cornelius kwam naar Barcelona met een drumster, een extra gitarist en een toetseniste-bassiste, allemaal met hetzelfde, androgyne Beatleskapsel. In hun rug werden allerlei caleidoscopische motieven en flitsende montages op een groot videoscherm geprojecteerd werden, netjes gesynchroniseerd met de muziek. Met Japanse precisie ging die van kabbelende electropop naar Beach Boys-achtige harmonieën, stevige robotrock (zoek Count Five or Six maar es op Spotify), gedigitaliseerde psychedelica of funk. Licht, visuals, zang, samenspel: Cornelius en co flirtten met de perfectie.
We maakten een diepe buiging voor deze kleine, grote meneer, en de band deed hetzelfde naar het publiek. Intussen zijn ze alweer in Japan, hopelijk brengt de rijzende zon hen nog eens snel richting onze contreien!
Gorillaz
Sónar by Day, dat is één groot buitenpodium, en vijf in oppervlakte variërende zalen binnen. Sónar By Night, dat zijn vier zalen verspreid over het hoger in de stad gelegen Fira Gran Via, een evenementencomplex dat drie keer zo groot is als Flanders Expo. De deuren zwaaien er open om 20u30, en er kan gefeest worden tot 7u ’s ochtends.
Gorillaz trad er aan in de grootste zaal, een Spaans Sportpaleis zeg maar. Geen probleem voor een virtuele groep die toch al larger than life is. Gewoontegetrouw stonden de muzikanten (we telden er 12, inclusief gospelkoortje) in de schaduw van een gigantisch videoscherm, waarop de avonturen van 2-D, Murdoc, Noodle, en Russel haarscherp te zien waren. Al wordt die laatste momenteel, wegens problemen met de arm der wet blijkbaar, vervangen door Ace, een figuur uit de animatiereeks The Powerpuff Girls.
Alle virtuele gekheid op een stokje, de muziek wordt natuurlijk wel gespeeld en gezongen door mensen van vlees en bloed. Aftrappen deden de primaten van Damon Albarn met het nieuwe Tranz, een David Bowie-achtige rocker die op hun eind deze maand te verschijnen The Now Now staat. Meteen daarna doken ze hun archieven in: Last Living Souls en Rhinestone Eyes (beiden uit Plastic Beach), Tomorrow Comes Today (uit hun 17 jaar oude debuut), en Every Planet We Reach Is Dead (uit Demon Dayz). De uit The Now Now geloste single Humility moest het zonder de bijdrage van George Benson doen, maar voor Superfast Jellyfish kwamen de heren De La Soul uit de coulissen gehuppeld.
Wanneer het tempo daarna wat zakt en Albarn’s gemoed een duikje neemt, verslapt ook de aandacht. Ook de klankbalans blijkt in een megabunker als deze geen sinecure. Gooi er dan ook nog eens een nieuwe, onbekende song (Magic City, gokken we) achteraan, en dan spreekt men van een dipje. Maar Damon Albarn – die vaak het contact met de eerste rijen opzoekt – is niet van gisteren. Met het nieuwe, funky Hollywood, in samenwerking met houseveteraan Jamie Principle en de vorig jaar verschenen single Garage Palace, met Little Simz, stak hij het vuur opnieuw aan de lont. Helemaal warm werd het met Stylo enFeel Good Inc., en dan moesten de bisnummers nog komen.
We gaan niet alles verklappen, maar uiteraard beantwoorden graag dé vraag: is Gorillaz klaar voor een feestje op Werchter? Als er donderdagavond 5 juli iets na middernacht een zwoele zomer in de lucht hangt en de wind zich koest houdt (die geluidsbalans, weet u wel), staat niks een triomf in de weg.
Despacio
Wie goede vrienden heeft die nog betere feestjes organiseren, hoort al eens I Can’t Go For That (No Can Do), van Hall & Oates of Don’t Leave Me This Way, de discokraker van Thelma Houston, door de speakers knallen op een dansvloer. Of Running Up That Hill van Kate Bush. Misschien zelfs Boing Boom Tschak van Kraftwerk.
Maar niet op déze speakers: acht torens van McIntosch, drie meter hoog, goed voor 50.000 Watt. Niet op déze dansvloer, berekend op een capaciteit van 1300 man. En niet door Despacio, het collectief van de gebroeders Dewaele en James Murphy van LCD Soundsystem.
In hun zwarte schoendoos annex zweethut, waarvoor Sónar speciaal een zesde locatie toevoegde aan Sónar By Day, transporteert het trio u naar de beginjaren van de discotheek zoals die tegenwoordig haast niet meer bestaat. Weg was Barcelona, richting Chicago anno 1980, of naar het New York van de Paradise Garage. Murphy en los hermanos Dewaele zitten samen, verborgen in de donkerte, met vier draaitafels, één mengpaneel, en tweeduizend stuks vinyl – netjes gecatalogiseerd op beats per minuut. De hele ruimte is in feite Instagramproof, dankzij het gedempte licht en het ontbreken van alle decoratie. Het is een soort illusie, een truc van David Copperfield, een wereld waarbinnen niks is zoals daarbuiten.
Maar dansen zult u. In Despacio is de muziek namelijk het enige dat telt. Laat uw ego achter aan de ingang, sluit uw ogen en laat u meevoeren. Beloofd, Here Comes The Sun van The Beatles or Erotic City van Prince zal nooit meer hetzelfde klinken. Kan iemand deze totaalervaring dringend naar de Lage Landen importeren? De dansers zullen u eeuwig dankbaar zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier