Een halve eeuw ‘Natty Dread’: Bob Marley als symbool van vrijheid en emancipatie

De Jamaicaanse zanger Bob Marley blijft tot op heden een van de grootste sterren die de wereld ooit heeft voortgebracht. Bovendien blijft Natty Dread, zijn zevende langspeler die precies vijftig jaar geleden verscheen en een brug sloeg naar het internationale rockpubliek, volgens velen nog steeds de beste reggaeplaat ooit.

Waar je ook gaat in Afrika of Latijns-Amerika, overal kom je reusachtige muurschilderingen tegen waarop Bob Marley meer dan levensgroot staat afgebeeld. Zijn beeltenis is al net zo populair als die van Ernesto ‘Che’ Guevara, de Argentijnse vrijheidsstrijder die sinds de sixties menige poster, T-shirt of koffiemok siert. Marley was dan ook een volksheld die met zijn vitale Rebel Music geografische en culturele grenzen oversteeg en uitgroeide tot een symbool van vrijheid en emancipatie.

Bob Marley, die in 1981 op zijn 36ste aan de gevolgen van kanker overleed, groeide op in Trenchtown, een van de armoedigste sloppenwijken van de Jamaicaanse hoofdstad Kingston. Het is daar dat hij in de vroege sixties met zijn jeugdvrienden Peter Tosh en Bunny ‘Wailer’ Livingston het vocal harmony-groepje The Wailing Wailers  –de latere Wailers– oprichtte. In 1964 scoorde het trio al een Jamaicaanse nummer-één-hit met Simmer Down, een single die ruim 70.000 keer over de toonbank schoof. Vanaf 1969 begon het gezelschap, dat samenwerkte met legendarische producers als Coxsone Dodd en Lee ‘Scratch’ Perry, zijn ska-beat systematisch te vertragen en ontstond een nieuwe, sensuele rocksteady-variant.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Dé ontmoeting die voor Bob Marley cruciaal zou worden, was echter die met producer Chris Blackwell, de bezieler van het in Londen gevestigde platenlabel Island. Tot dan toe was reggae een genre geweest dat vooral op singles floreerde en populair was in de Caraïben. In Groot-Brittannië had het hooguit een handvol novelty-hits opgeleverd, voor artiesten zoals Millie, The Pioneers, Althea & Donna of Greyhound. Blackwell zag meteen brood in The Wailers en behandelde hen op gelijke voet met de blanke popsterren (Steve Winwood, Robert Palmer, Roxy Music…), die hij op dat moment onder contract had. Naast een voorschot van vierduizend pond gaf hij de groep ook alle studiofaciliteiten om een heuse langspeler te maken. Het resultaat verscheen in 1973 en heette Catch A Fire. De plaat, algemeen beschouwd als het allereerste belangrijke reggaestatement, was qua reikwijdte en inhoudelijke rijkdom vergelijkbaar met Rubber Soul van The Beatles of Blonde on Blonde van Bob Dylan.

Plastische chirurgie

Blackwell besefte al gauw dat, als hij deze muziek aan een pop- of rockpubliek verkocht wilde krijgen, enige ‘plastische chirurgie’ (lees: gladstrijkerij) vereist zou zijn. Om Bob Marley klaar te stomen voor de internationale markt voegde hij, met de hulp van studiomuzikanten, aan de muziek postproductionele retouches toe. Catch A Fire moest de eerste reggae-crossoverplaat worden, dus ging er water bij de wijn en werden de scherpste hoekjes afgerond.

Nog datzelfde jaar verscheen Burnin’, de plaat met I Shot the Sheriff, dat in de versie van Eric Clapton naar de eerste plaats van de Amerikaanse hitlijsten klom. Dat leverde niet alleen een karrenvracht aan royalty’s op, het wekte ook de belangstelling van een ruimer publiek voor een muziekgenre dat door de mainstream-media tot dan toe als iets exotisch werd beschouwd.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

De charismatische Bob Marley werd door Blackwell steeds vaker als het boegbeeld naar voren geschoven, en dat wekte de wrevel op van de overige bandleden. De zakelijke en persoonlijke conflicten stapelden zich op: Peter Tosh, co-auteur van de classic Get Up, Stand Up) en Bunny Wailer namen niet langer vrede met een plekje in de schaduw en hielden het, na tien jaar samenwerking, definitief voor bekeken. Ook organist Earl Windo koos eieren voor zijn geld.

Geen wonder dat Natty Dread, in wezen Marleys eerste soloplaat, in 1974 met enige skepsis tegemoet werd gezien. Dat was nergens voor nodig, want de artiest beschikte intussen over voldoende zelfvertrouwen om de teugels stevig in handen te nemen. Met de broers Aston (bas) en Carlton Barrett (drums), oorspronkelijk afkomstig uit The Upsetters, beschikten The Wailers sowieso over een geweldige ritmesectie en met Al Anderson haalde Marley meteen ook een prima nieuwe leadgitarist in huis.

De ultieme reggaeplaat

Aan de line-up voegde bij bovendien enkele blazers toe en om de vocale afwezigheid van Tosh en Wailer te compenseren, versterkte hij de groep nu met het vrouwenkoor The I-Threes, waar, behalve zijn vrouw Rita, ook Marcia Griffiths en Judy Mowatt deel van uit maakten. The I-Threes, alle drie gezegend met een machtige gospelstem, kregen op de nieuwe lp een prominente rol toebedeeld en gaven de muziek een geheel nieuwe dimensie. Dat de zangeressen er ook op het podium verrukkelijk uitzagen, was uiteraard handig meegenomen.

Natty Dread zou een beslissende stap vormen naar Bob Marleys legendarische status. De plaat klonk tegelijk ontspannen en opvallend coherent, stond vol dansbare nummers met rijke melodieën en fantasierijke arrangementen en bood een evenwichtige balans tussen de vertrouwde Wailers-sound en licht verteerbare invloeden uit pop- en rockmuziek.

Die mix zorgde er prompt voor dat reggae nu ook bij blanke radiomakers geaccepteerd raakte. De politieke en maatschappelijke commentaar, de teksten over discriminatie, hebzucht en armoede liepen de natuurlijke flow en de laid-back-grooves overigens geen moment in de weg. Vandaag gewagen critici van Marleys belangrijkste werkstuk, dat ze onomwonden als de ‘ultieme reggaeplaat’ bestempelen.

Een halve eeuw later laat Natty Dread zich beluisteren als een soort Greatest Hits-collectie. Op zich hoeft dat niet te verbazen, want op verzoek van Chris Blackwell hernamen The Wailers hier minstens drie songs die eerder in Jamaica al de kassa hadden doen rinkelen. Het even speelse als romantische Bend Down Low, dat enkele ondeugende toespelingen bevatte, dateerde bijvoorbeeld al van 1968. Het heerlijk skankende openingsnummer Lively Up Yourself, een pleidooi voor positivisme, ook op de moeilijkste momenten, klonk in 1971 al als een onweerstaanbaar anthem, terwijl het militante Them Belly Full, onder verschillende titels, eerder al op single was verschenen.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Het laatst genoemde was een bevlogen protestsong, een aanklacht tegen sociale ongelijkheid. Het nummer ging over het verschil tussen de ‘haves’ en ‘de have-nots’ en portretteerde het armlastige volk dat systematisch door de  Jamaicaanse militaire elite werd uitgebuit en vernederd. ‘Them belly full but we’re hungry / A hungry mob is an angry mob’ waarschuwde Bob Marley. Het lied was een niet mis te verstane oproep tot verzet en leverde de zanger de bijnaam ‘Soul Rebel’ op.

In Groot-Brittannië werd Natty Dread behoorlijk goed ontvangen. De twee concerten in de Londense Lyceum Ballroom in juli 1975, die de ruggengraat zouden vormen van de lp Live, maakten Marley tot één van de populairste artiesten van het moment. Bij de zwarte gemeenschap in de VS kreeg hij aanvankelijk echter nauwelijks voet aan de grond. De zanger zou er pas doorbreken een jaar voor zijn dood, na een opgemerkte tournee in het voorprogramma van Stevie Wonder. Van de weeromstuit noemde de vooraanstaande muziekcriticus Greil Marcus Bob Marley & The Wailers ‘the hottest bunch of black musicians around’. Andere Amerikaanse journalisten spraken nu plots over ‘Jamaicaanse rock-‘n-roll’.

De lp-titel Natty Dread was een rechtstreekse verwijzing naar Marleys levensbeschouwing. De artiest, van gemengde raciale afkomst, was katholiek opgevoed, maar raakte in de loop van de jaren zestig in de ban van de Rastafari-beweging. Die geloofde in de goddelijkheid van de Ethiopische keizer Haile Selassie (echte naam: ‘Ras’ Tafari Makonnen). Rasta’s waren ervan overtuigd dat Selassie de ‘naar de aarde teruggekeerde’ messias was; een incarnatie van God (of Jah), voorspeld door Bijbelse profetieën. Rasta’s leven naar de geboden van het Oude Testament, eten vegetarisch of veganistisch, en dragen hun haren in dreadlocks (‘Natty dreads’), die nooit gekamd of geknipt worden. Met So Jah Seh schreef Bob Marley een spirituele ode aan zijn geloof en met het eveneens in Jamaicaans patois gestelde, rauwe titelnummer zou hij zijn rastafari-identiteit nog verder onderstrepen.

Licht in de duisternis

De populairste song uit Natty Dread blijft zonder twijfel No Woman No Cry, dat een jaar later tot een hit zou uitgroeien in de vertraagde concertversie uit Live. Het is een soulvol nummer, ingeleid door een spinnend orgeltje, dat gebaseerd was op Marleys kinderjaren in Trenchtown. In dat getto was het moeilijk overleven, maar empathie en onderlinge solidariteit zorgden er voor licht in de duisternis. Er bestaan tientallen coverversies van de song, onder meer door Joan Baez, Fugees, Graham Parker, Nina Simone, Gilberto Gil en Garland Jeffreys. En dan zijn er, naast Them Belly Full, nog enkele andere tracks waarop Bob Marley zich manifesteert als spreekbuis van zijn achtergestelde geloofsgenoten in Jamaica. De troosteloze beelden uit zijn jeugd zouden hem altijd bijblijven. Hij was een notoir tegenstander van kolonialisme en rassenhaat en voerde een levenslange strijd tegen kansarmoede.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Eén en ander blijkt ook uit de maatschappijkritische tracks op Natty Dread. Rasta’s, die vaak ganja (of cannabis) rookten, werden in Jamaica voortdurend op straat lastiggevallen door de politie. ‘Why can’t we be what we want to be?’, vraagt Bob Marley zich af in Rebel Music (3 O’Clock Roadblock), om nog eens te onderstrepen dat ‘We want to be free’. Elders geeft hij lucht aan zijn wantrouwen jegens politici: ‘Never make a politician grant you a favour / They will always want to control you forever’, klinkt het in Revolution, een protestlied dat zowaar bij Motown van de band kon zijn gerold.

‘It takes a revolution to make a solution’, onderstreept de frontman van the Wailers. Maar als hij al een omwenteling voorstond, was het er toch vooral één van eenheid, broerderschap en geweldloosheid. Hij kreeg er zelfs de vredesprijs van de Verenigde Naties voor. Niettemin werd de verontwaardiging ook Bob Marleys soms te machtig: ‘I feel like bombing a church / Now that you know that the preacher is lying / So who’s gonna stay at home / When the freedom fighters are fighting’, vroeg hij zich luidop af in Talking Blues.

Gaarkeuken

Vreemd genoeg stond Bob Marley op slechts drie van de negen tracks uit Natty Dread als auteur vermeld. De herkomst van de songs is lang een bron van speculatie geweest. Inmiddels is duidelijk dat de zanger zelf voor alle muziek verantwoordelijk was. Op het moment dat de plaat werd opgenomen lag Marley echter zwaar overhoop met muziekuitgeverij Cayman Music, het bedrijf van Danny Sims die in 1972 een tijdlang de manager van The Wailers was geweest. Het laatste wat Bob Marley wilde was verder bijdragen tot Sims’ rijkdom. Om onder zijn contractuele verplichtingen uit te komen zou hij zes nummers uit Natty Dread met opzet aan anderen toeschrijven.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

De zanger zorgde er dus voor dat de royalty’s zouden terechtkomen bij zijn vrouw Rita, zijn bandleden en Lecon Cogill, de zakenpartner met wie hij de studio en het label Tuff Gong runde. Maar het opvallendst was dat No Woman No Cry werd ondertekend door ene Vincent Ford. Ford bestierde jarenlang een gaarkeuken in Trenchtown, waar minderbedeelden altijd terecht konden voor een maaltijd. Marley maakte er geen geheim van dat hij er zelf ook ooit nog gebruik van had gemaakt en dat Ford hem voor een wisse hongerdood had behoed. Dank zij de opbrengst van No Woman, No Cry, maar ook van Positive Vibration, Roots Rock Reggae en Crazy Baldhead, zou Vincent Ford zijn liefdadigheidswerk nog vele jaren kunnen voortzetten.

Bob Marley was zeker niet de eerste artiest die erin slaagde van reggae een internationaal succesverhaal te maken. Vóór hem hadden ook Jimmy Cliff, Desmond Dekker en Johnny Nash in het Verenigd Koninkrijk en Europa al enkele hits gescoord. Dat neemt niet weg dat Natty Dread de eerste reggae-lp was waar ruim 100.000 stuks van werden verkocht. Meer dan de helft van alle wereldwijd verkochte rootsreggae-platen dragen trouwens de stempel van Bob Marley. Later zou ’s mans One Love in Jamaica tot de nationale hymne worden gebombardeerd en zou Legend, met meer dan dertig miljoen exemplaren, uitgroeien tot één van de best verkochte compilaties aller tijden. Maar als Marley, 43 jaar na zijn dood, nog altijd een begrip is, heeft dat veel, zo niet alles, met het succes van Natty Dread te maken.

Natty Dread van Bob Marley & The Wailers verscheen oorpronkelijk op 25 oktober 1974 bij Island.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content