Na Oasis en Supergrass, maakt ook Pulp een comeback. Met More brengt de band rond Jarvis Cocker zijn eerste album sinds de eeuwwisseling uit. Niet omdat een label daarop aandrong, maar ‘gewoon omdat we nummers hadden waar mensen naar zouden willen luisteren’, klinkt het.
In november 1985 viel Jarvis Cocker van de eerste verdieping van een gebouw. Hij probeerde indruk te maken op een meisje met een Spider Man-imitatie. Het was een sleutelmoment in zijn leven en in de geschiedenis van Pulp, zegt hij in zijn boek Good Pop, Bad Pop. Veertig jaar later, wanneer zijn nummer Common People door de luisteraars van BBC Radio 6 werd uitgeroepen tot de ultieme britpop-hymne, brengt de band uit Sheffield zijn eerste album uit sinds We Love Life uit 2001. Al ging dat niet zonder slag of stoot.
‘We kregen enkele jaren geleden de vraag om wat concerten te spelen’, zegt Jarvis Cocker wanneer we hem en zijn toetseniste Candida Doyle spreken in Hamburg. ‘Het duurde even voor we toestemden, maar de concerten waren goed. En in tegenstelling tot de tour van 2011, begonnen we er een nieuw nummer te spelen, Hymn of the North. Ik had het geschreven voor een toneelstuk van Simon Stephens (Brits-Ierse toneelschrijver, nvdr.). We werkten eraan tijdens een tournee door het Verenigd Koninkrijk en speelden het uiteindelijk in Sheffield. Het voelde goed om aan iets nieuws te werken. We kunnen wel wat nieuwe nummers schrijven, dachten we. Maar het duurde even voordat we ze als een album zagen.
Candida Doyle: Ik heb het geopperd tijdens het ontbijt op tour in de Verenigde Staten. Vooral omdat je op dat moment niet een maar twee nieuwe nummers had. Je antwoordde: laten we het proberen.
‘De band was een beetje getraumatiseerd. Onze laatste twee albums hadden waanzinnig veel tijd gekost.’
Jarvis Cocker: Ik denk dat iedereen in de band een beetje getraumatiseerd was. Want de laatste twee albums hadden ons waanzinnig veel tijd gekost. Ik wilde niet dat ze dachten dat ze weer voor twee jaar vertrokken zouden zijn. Twee jaar van hun leven. Twee jaar in de gevangenis.
Waarover denk je zoal na als je besluit om een comeback te maken?
Cocker: We hadden al het idee dat het een eeuwigheid zou duren. Dus als de muziek niet goed zou geweest zijn, zouden we het gevoel hebben dat we onze tijd hadden verspild. Toen we in 2011 terug samenkwamen, wilden we Pulp op een mooiere manier beëindigen dan in het begin van de jaren 2000. Terugkomen was een moeilijk beslissing. Echt waar. Omdat we allemaal onze eigen levens hadden. Deze plaat is het resultaat van onze concerten en van ons plezier om samen te spelen. Ik ben blij dat het zo is gegaan, dat het uit onszelf kwam. We hoefden het niet te doen vanwege een contract. Niemand heeft het ons gevraagd. We dachten gewoon dat we nummers hadden waar mensen naar zouden willen luisteren.
Je album opent met Spike Island. Waarom die knipoog naar The Stones Roses?
Cocker: De band speelde daar (in het Spike Island-park in Widnes in het noorden van Engeland, nvdr.) in 1990 een legendarisch optreden. Het was eerder een rave. In die tijd waren The Stone Roses een van de grootste bands van Engeland. Ik was er niet bij omdat ik in Londen woonde, maar Mark Webber, onze gitarist, was er wel. Net zoals onze percussionist, Jason Buckle, die de muziek voor dit nummer heeft geschreven. Hij vertelde me over het concert en over de dj die maar ‘Spike Island come alive, Spike Island come alive’ bleef herhalen tussen de nummers door. Hij vond het heel irritant, en dat is alles wat hij zich herinnert van dat weekend.
‘I was born to perform. It’s a calling’, zing je in dat nummer. Wat heeft ervoor gezorgd dat je het podium op wilde?
Cocker: De televisie, denk ik. Ik weet niet wie er in Top of the Pops zat toen ik klein was. Misschien Gary Glitter. Niet de beste referentie. (In 2015 werd de gevallen glamster veroordeeld tot zestien jaar gevangenisstraf wegens pedofilie, nvdr.) Ik herinner me dat ik in een uitzending Jumpin’ Jack Flash van The Rolling Stones zag. Ze droegen grote zonnebrillen en make-up. Ze waren eng en cool tegelijk. Dat heeft een enorme indruk gemaakt. Ze zagen eruit alsof ze van een andere planeet kwamen.
Doyle: Ik kan me niet herinneren dat ik ooit popster wilde worden. Maar ik weet wel nog dat ik verliefd was op The Fall. Op dat moment speelde er een meisje keyboard. Op een héél slecht keyboard. Maar ik kocht er net zo een in een winkel in Sheffield. Toen de toetsenist van Pulp wegging, nam mijn broer, die in de band speelde, me mee naar een repetitie. Mijn keyboard was shit, maar het was hetzelfde als dat van The Fall.
Cocker: We waren ongetwijfeld onder de indruk. Want ook al hadden we heel verschillende smaken, maar over The Fall dacht iedereen bij in de band hetzelfde. De liedjes klonken fout. Je kon niet begrijpen wat Mark E. Smith zong. Maar The Fall kwam uit het noorden en moedigde je aan om je eigen ding te doen. Dat heeft ons geïnspireerd. Ik heb hen met mijn zus gezien in Sheffield. Het was een geweldig optreden, maar zij vond het vreselijk. Het was niet eens muziek voor haar.
Oasis kondigde een reünie aan, Supergrass keert terug en ook jullie brengen een nieuw album uit. Het lijkt alsof het weer 1995 is. Wat zegt dat over de muziekindustrie?
Doyle: Ik heb niet veel te maken met de muziekindustrie. Ik weet niet hoe ze werkt. Ik weet niet hoe hitlijsten werken. Wat een nummer één is, en zelfs of dat nog bestaat.
Cocker: Het is een goede zaak. Ik wil wel naar een concert van Oasis. En misschien ook naar Supergrass – die vind ik live erg goed.
‘Ik ben niet van plan om naar Oasis te gaan kijken. Hun muziek is volgens mij niet goed oud geworden.’
Doyle: Ik ben niet van plan om naar Oasis te gaan kijken. Er zijn drie of vier nummers die ik goed vind, maar hun muziek is volgens mij niet goed oud geworden.
Jarvis, wat was het idee achter je boek Good Pop, Bad Pop?
Cocker: Het begon allemaal hier, in Hamburg. De laatste keer dat ik in hier was, werkte ik hier met Chilly Gonzales aan het Room 29-album. Mijn agent was op een boekenbeurs en belde me met de vraag om in één pagina een boek samen te vatten dat ik wilde schrijven. De volgende dag belde ze me terug: ze had een deal. In die tijd woonde ik in een huis waar ik een heleboel spullen had opgeslagen. Dat was het startpunt. Waarom verzamelt een mens in de loop van zijn leven zo veel spullen? Het boek is een poging om daarover na te denken. Gaandeweg besefte ik dat als ik die voorwerpen in de juiste volgorde zou bekijken, ze het verhaal van mijn leven zouden vertellen. En op een andere manier dan wanneer iemand me zou vragen om mijn leven te reconstrueren. Door die spullen herinnerde ik me verhalen die ik helemaal vergeten was.
Dat is een unieke manier om je geheugen op te frissen.
Cocker: Absoluut. Ik had veel spullen bewaard. Sommige met opzet, andere had ik eens op zolder neergelegd toen ik het huis opruimde omdat er gasten kwamen. Nu zit alles in dozen. Sommige zijn zelfs gelabeld. Het huis wordt in oktober verkocht. Ik heb dus nog een paar maanden tijd om ze weg te doen, een andere bewaarplaats te vinden of misschien een universiteit te vinden die ze wil archiveren… Begin vorig jaar heb ik ook mijn ouderlijke huis moeten leegmaken na het overlijden van mijn moeder. Dat was behoorlijk zwaar. Ik wil al die rommel niet aan mijn zoon overlaten.
Doyle: Die vorige generatie heeft enorm veel bewaard. Ongetwijfeld vanwege de oorlog. Ze waren het niet zo gewoon om dingen weg te gooien als wij. Mijn moeder bewaarde elke tekening. Ik denk dat dat veranderd is. Wij waren een generatie die dingen weggooide. En nu is er een nieuwe generatie die waarschijnlijk meer bezig is met recycleren.
Cocker: Jonge mensen bewaren tegenwoordig alles op hun telefoon of computer. Ik denk dat je je wel iets herinnert als je het voor het eerst downloadt, maar daarna verdwijnt de herinnering. We lopen het risico een hele generatie te krijgen die geen fysiek spoor van zichzelf achterlaat. Haar hele leven wordt bewaard op verschillende apparaten met een beperkte levensduur. Het zou een mysterieus moment in onze geschiedenis kunnen worden.
Had je je veertig jaar geleden kunnen voorstellen dat je nog steeds actief zou zijn op je zestigste?
Cocker: We hadden het erover tijdens de lunch. Op een gegeven moment realiseer je je dat het grootste deel van je leven achter je ligt. Dan vraag je je af of je wel de juiste beslissingen hebt genomen en of je wel genoeg hebt gedaan. Maar zoals ik zing in het nummer Slow Jam: je verliest niet wie je zou kunnen zijn, maar wie je bent geweest. Ik had nooit gedacht dat ik op mijn zestigste nog in de studio en op het podium zou staan. Ik zag mezelf in een huis pap eten. Maar dat is een van de deugden van muziek. Ze gehoorzaamt niet aan de normale regels van de tijd. Je kunt naar een plaat uit de jaren vijftig luisteren en nog steeds de opwinding voelen. Ik wil niet sterven. Maar ik ben er minder bang voor dan vroeger.
‘Ik wil niet sterven. Maar ik ben er minder bang voor dan vroeger.’
Je hebt nog tijd. Kijk naar Iggy Pop. Heeft zijn BBC Radio 6-show trouwens die van jou opgevolgd?
Cocker: Ik weet niet meer precies hoe het is gebeurd. Ik denk dat ik op vakantie ging. Hij verving me en was zo goed dat toen ik wegging, het netwerk hem de baan aanbood. Het was een geweldige show. Elke week twee uur muziek, totale controle en geen reclame. Het probleem was dat ik er helemaal geen geld mee verdiende. Ik verloor zelfs geld omdat ik uit Parijs moest komen met de Eurostar. Ik deed veel onderzoek en was me bewust van wat er gebeurde in de moderne muziek. Op dit moment ontdek ik vooral muziek via Instagram. Ik ben nogal into Japanse muziek.
In navolging van The French Dispatch bracht je in 2021 een eerbetoon uit aan de Franse pop uit de jaren zestig en zeventig.
Cocker: Wes Anderson vroeg me om Aline van Christophe te spelen voor zijn film. Een van zijn personages is een popster en Wes had het idee om een album met covers op te nemen. Alsof het personage echt bestond. Het album heet Chansons d’ennui en gaf me de kans om mijn favoriete Franse popsongs te spelen, zoals Mon amie la rose van Françoise Hardy. Ook al heb ik in Parijs gewoond, ik spreek niet zo goed Frans. Ik was bang dat ik de liedjes zou verpesten, dus huurde ik Laetitia Sadier van Stereolab in die mijn uitspraak corrigeerde. We coverden Serge Gainsbourg, Nino Ferrer, Jacques Dutronc,… Toen ik een eerste lief had, voelde ik me verraden door Engelstalige popmuziek omdat die niet de waarheid leek te vertellen over romantische relaties. Zelfs nu nog vind ik dat men in Frankrijk zingt over de liefde in een taal die daaraan is aangepast.
More
Uit op 06.06 via Rough Trade Records.
Pulp
Opgericht in 1978 in Sheffield door Jarvis Cocker. De band heette toen nog Arabacus Pulp.
Breekt in 1995 door met hun vijfde album Different Class. Common People en Disco 2000 worden hits in het Verenigd Koninkrijk en daarbuiten.
Besluit in 2001 om er voor onbepaalde tijd mee op te houden. Cocker brengt enkele soloalbums uit.
Gaat tien jaar later op reünietournee.
Verliest in 2023 hun bassist, Steve Mackey.
Maakt nu een comeback met het album More. Cocker, gitarist Mark Webber, toetsenist Candida Doyle en drummer Nick Banks vervoegen opnieuw de band.