De club in met Compro Oro: ‘Dikke deuken in ons muzikantenhartje’

© Joris Jeursen
Bart Cornand
Bart Cornand Redacteur Knack

De Gentse jazzers van Compro Oro houden van verre reizen. Hun nieuwe trip, Buy the Dip, neemt een onverwachtse afslag: naar de clubs.

Gitaar, vibrafoon en de beste ritmesectie ten oosten van de Noordzee: dat is vanouds het recept van de Gentse jazzband Compro Oro. Op het nieuwe album Buy the Dip komt daar een stevige laag synths en samples bovenop, met dank aan producer Geoffrey Burton. En toch is ook dit herkenbare, vintage, hoogkaraats-Compro Oro. Knack Focus sprak met vibrafonist Wim Segers en gitarist Bart Vervaeck over bitcoins, trampolines en de stilte voor de knaldrang.  

Bij het zien van de titel dacht ik meteen: hierheen met die guacamole, Compro reist naar Mexico. Dat pakte even anders uit.

Wim Segers: (lacht) Dat was nog een goeie insteek geweest.

Ik doe een gok: de titel staat voor ‘Omhels je depressie’.

Segers: Precies. In de kern gaat het over de emotionele dip, door corona en de gevolgen daarvan. Iedereen, en muzikanten al helemaal, is toen op het internet gaan kopen en verkopen, alsof er een leegte gevuld moest worden. Dat werkt natuurlijk niet: na een dag is de voldoening alweer weg en wil je iets anders.

Andere mensen gooiden zich op bitcoins. Religie is uit de samenleving verdwenen, en plots stortten ze zich daarop. Dwangmatig. Terwijl je in werkelijkheid niets tastbaars koopt, in se is zo’n bitcoin niets waard. Op momenten dat mensen worden opgesloten, houden ze zich vast aan zulke dingen. En toen kwam ook in die bitcoinwereld de dip.

‘Het mocht vooral geen kommer en kwel worden. Geloven in kommer en kwel is de slechtste religie die er is.’

Ben je tijdens de pandemie beginnen te schrijven?

Segers: Tijdens corona, ja. Zoals iedereen, denk ik.

Nou, veel mensen zijn in die periode net weggezakt in apathie.

Bart Vervaeck: Ik niet. Tijdens de eerste lockdown ben ik ontzettend productief geweest. Veel gestudeerd, veel opgenomen. Ik stond toen best scherp.

Segers: Maar later tijdens corona raakten we dat kwijt. Ik moest me naar repetities sleuren. ‘Moet ik nu echt iets máken?’ Dat gevoel. Ik ben in die periode heel diep weggezakt. Ik ben er nog altijd aan het uitklimmen. Twee weggegooide jaren.

Vervaeck: Uit die jams hebben we wél verschillende nummers gepuurd. Het was de eerste keer dat we zoiets deden: op ‘record’ duwen, bas, drums en vibrafoon from scratch een ritme laten spelen, en op basis van die grooves blokken selecteren.

Ondanks de zware ontstaansgeschiedenis is het toch een feelgoodplaat geworden.

Segers: Hé, vind je dat? Ze eindigt opgewekt, dat vonden we belangrijk. Maar er zitten natuurlijk ook donkerder stukken tussen. Titels als Lament en Dungeon zijn op dat vlak misschien een hint. Maar je hebt gelijk, minstens de helft is hoopvol, tot zelfs in partysferen. Dat lijkt me een mooi evenwicht. Het mocht vooral geen kommer en kwel worden. Geloven in kommer en kwel is de slechtste religie die er is. (lacht)

Buy the Dip is geen dansplaat, maar ze heeft wel een clubsfeer.

Vervaeck: Het was niet de bedoeling om een dansplaat te maken, maar we hebben tijdens de productie wel iets ontdekt: Compro Oro, dat zijn boven alles Frederik Van den Berghe , Falk Schrauwen en Matthias Debusschere – drums, percussie en bas. Wim en ik spelen toevallig de melodie, maar de kern is de ritmesectie. Dat is de grote evolutie van Buy the Dip voor mij: minder solo’s, minder etnische invloeden, Compro is ritme.

Even terug naar dat moeizame repetitiehok. Buy the Dip is doordrongen van synths, maar de basis was jullie akoestische band?

Segers: Heel zeker. Songs als Ben-Hur en The Lower 9th zijn op piano gemaakt. Pas tijdens de opnames stapte ik over op synth.

‘Dat is de grote evolutie van Buy the Dip voor mij: minder solo’s, minder etnische invloeden, Compro is ritme.’

Het mooie is dat je het onderliggende weefsel soms kunt horen. Halverwege The Lower 9th hoor je plots alleen een wankele akoestische piano – die tussen al die elektronica plots onwerelds klinkt.

Vervaeck: Ik hou van zulke contrasten. In het kasteel waar we opnamen stond een valse vleugel. ‘Speel dat stukje vooral op die piano’, zei Geoffrey Burton dan. Ook in Solstice komen er plots akoestische gitaren naar boven. Zo’n onderbouw, als een onderlaag van een schilderij, vind ik interessant.

Wacht eens even. Kasteel?

Vervaeck: Een kasteel in de buurt van Gent, eigendom van een kunstverzamelaar die wel vaker jong volk uitnodigt. Het is er onwezenlijk. Een stuk van de zeilboot van Jacques Brel, een manuscript uit de dertiende eeuw, een schilderijtje van Eugène Delacroix, en daartussen wij. Heel inspirerend allemaal. En in de tuin staat er een trampoline. Niet onbelangrijk als je na drie uur geconcentreerd opnemen even gelucht moet worden.

Op jullie vorige plaat, Simurg, werkten jullie met Dijf Sanders als producer. Deze keer vonden jullie nóg een rare klankentapper: Geoffrey Burton, de man die gitaar speelt zonder als een gitarist te klinken.

Vervaeck: Ik wilde al lang met hem werken. Frederik kent hem natuurlijk al jaren: ze speelden samen bij Arno en Pieter-Jan Desmet, en Geoffrey producete in 1998 het enige album van Mambo Chillum, waar Fred bij drumde. En vorig jaar kwam Geoffrey met zijn wonderlijke soloplaat, Me Ta Podia. Toen wist ik het wel.

Zijn een deel van de synths die we horen eigenlijk gitaarpartijen van Burton?

Segers: Nee, hij heeft geen noot gitaar gespeeld.

Vervaeck: Hij is niet met een groot plan naar de opnames gekomen. Alles werd ter plaatse beslist. En daarbij maakte hij grote arrangementskeuzes. Erg ingrijpend, soms. Dan krijg je tips zoals: ‘Ontstem je gitaar helemaal en ram een paar minuten in de hoge tonen.’ Tegelijk was hij bijzonder gefocust op de drums en de percussie. Zijn impact was dus heel groot. Af en toe stribbelden wij, gewezen conservatoriumstudenten, wat tegen: ‘Maar in dat stukje evolueert de harmonie zo mooi.’ Daar was hij dan best categorisch in: ‘Who cares? Dat kan echt niemand wat schelen. We knippen het eruit.’ Heel fris. (lacht)

Segers: Dikke deuken in ons gevoelige muzikantenhartje. (schatert)

Vervaeck: Het is altijd uitkijken met mensen die zweren ‘dat het niet te goed mag zijn’. Zoiets mag geen doel op zich worden. Maar met Geoffrey was het heel gebalanceerd. Hij liet ons net zo goed takes overdoen omdat het nog niet strak genoeg zat.

Segers: Hij luistert naar andere dingen dan wij. Cool, dacht ik, dan hebben we een extra paar oren. Dát vind ik de kwaliteit van een goeie producer.

Bart, was het voor jou stressen om gitaar te spelen voor de ogen van een van de beste gitaristen van Europa?

Segers: (snel) Het was gewoon zielig.

Vervaeck: In het begin was ik nogal onder de indruk, ja. Maar dat was snel van de baan. Geoffrey was erg betrokken, groeide mee met de groep, gaf ons vertrouwen.

Hoe krijgen jullie dit live voor elkaar? Is er een vacature voor een toetsenist?

Vervaeck: Er kómt voor het releaseconcert iemand bij, maar hij speelt geen synths. (grijnst) Het wordt Filip Wauters (gitarist bij BackBack, pedalsteelman bij Spook, nvdr). 

Een man die zijn erg organische pedalsteel kan laten klinken als een synth. Clevere keuze.

Segers: Er zit veel gitaar en pedalsteel op de plaat. Dat willen we ondervangen. En inderdaad, van klankkleur komen pedalsteel en synth griezelig dicht bij elkaar.

Is er nog guacamole?

Buy the Dip is uit bij SDban Ultra.

Releaseconcert: zaterdag 17/09, De Koer, Gent.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content