Caroline is een achtkoppige band, die er op zijn tweede plaat nog een extra Caroline bijhaalde: Caroline Polachek. ‘Haar uithoudingsvermogen is indrukwekkend.’
‘Deze ochtend kwam mijn elektricien langs. Hij vroeg ons wat voor muziek we maken. Ik vergeet altijd dat ik daarop geen antwoord heb.’ Jasper Llewellyn en Mike O’Malley bellen ons vanuit Londen op een van de warmste lentedagen tot dusver, Llewelyn vanuit Telegraph Hill Park en O’Malley vanuit zijn keuken. Samen met Casper Hughes vormen zij de kern van Caroline, een band die begon in 2017 en intussen uitgegroeid is tot een volwaardig achtkoppig project. ‘Tegenwoordig beschrijf ik ons als rockband,’ vertelt Llewellyn, ‘en dan begin ik alle instrumenten op te sommen. Klarinet, trombone, dwarsfluit, saxofoon…’
Op hun debuutalbum Caroline (2022) schipperden al die instrumenten tussen pastorale folk, luide postrock en jazzy improvisatie – een opvallend melancholische combinatie, die door Pitchfork geprezen werd als zowel ‘tijdloos’ als ‘urgent’. ‘Een vriend van ons beschreef het ooit als sad boy triumphalism’, zegt O’Malley. ‘Dat is geen titel die we zelf zouden kiezen, maar het houdt steek. Het is triomfantelijk, maar ook best emo.’ De enige term waar ze expliciet afstand van nemen, is experimentele rock. ‘Dat is een vaag, niet-bestaand Spotifygenre waartoe niemand echt wil behoren.’
Experiment – de handeling, niet het genre – is wel toegestaan. Voor de opvolger deden ze opnames in Schotse bossen, in de woonkamer van hun manager en op het Londense Nunhead Cemetery, of plaatsten ze microfoons op acht verschillende speakers om een zo vreemd mogelijke reverb te creëren. Ze noemden het Caroline 2. ‘Een functionele, licht trashy titel. Alsof het een sequel in een franchise is’, zegt Llewellyn.
Duidt die titel ook op een nieuwe fase voor de band?
Mike O’Malley: Dat was niet per se de bedoeling. Het is wat zelfingenomen om een titel te geven aan een nieuw tijdperk van je band. Maar we gaan in zekere zin wel een nieuwe richting uit.
Jasper Llewellyn: (knikt) Onze nummers zijn korter. We zingen veel meer. Het klinkt ook anders. We hebben bijvoorbeeld veel meer elektronische muziek en pop beluisterd, zoals Ellen Arkbro en Alex G.
Alle acht bandleden krijgen credits op deze plaat. Hoe doe je dat zonder kleerscheuren?
Llewellyn: Wij werken niet als normale bands, waarbij vier mensen samenkomen in een kamer en nummers schrijven. Wij werken in meerdere fases. Eerst ontwikkelen Casper, Mike en ik een basisidee, dat doorgaans bestaat uit zanglijnen, enkele akkoorden en een paar riffs. Daarna betrekken we de andere vijf erbij en werken we er met acht aan. Waarna wij het weer met zijn drieën revalueren. Die beweging herhaalt zich tot het goed zit.
‘Wij werken niet als normale bands, die samenkomen in een kamer en nummers schrijven.’
Voor Caroline 2 rekruteerden jullie nog een negende lid: Caroline Polachek, die meezingt op de bloedmooie single Tell Me I Never Knew That. Naar verluidt, spraken jullie er eerst een jaar over om met haar samen te werken, vooraleer iemand een dm stuurde.
Llewellyn: Om eerlijk te zijn, was Caroline Polachek strikken een beetje een running gag in onze band. Het was altijd al het plan om haar te sturen. Dat het zo lang duurde, was geen kwestie van moed: er was vooral nog gigantisch veel werk aan dat nummer. Die eerste riff, die zij uiteindelijk zou zingen, was al twee zomers geleden klaar. Maar daarna zaten we compleet vast. We hebben het de afgelopen jaren meerdere keren volledig ontleed en opnieuw bij elkaar gekwakt. Eenmaal het nummer in een ietwat respectabele staat was, vergaten we voortdurend om de vraag te stellen. We zullen haar zeker sturen, zeiden we, waarna we weer begonnen aan een van de andere miljoenen dingen op onze to-dolijst. Toen we de vraag uiteindelijk stelden, was ze meteen enthousiast.
Hebben jullie iets van haar geleerd?
O’Malley: Ja. Ze heeft een onvoorstelbare werkwijze. Ze nam veel beslissingen, improviseerde en deed aanpassingen in de studio zelf. Wij werken nooit zo: wij nemen van alles op en leggen daarna pas de puzzel. Dat was heel cool om te zien.
Llewellyn: En haar uithoudingsvermogen is indrukwekkend. Wij kunnen ook lang doorwerken, maar op een rustige manier. Zij raasde door die studio.
Jullie nemen inderdaad jullie tijd. Om Caroline 2 te schrijven, trokken jullie twee keer naar Essex, een keer naar Margate, een keer naar Schotland en een keer naar Frankrijk, telkens voor een week.
O’Malley: (lacht) We vinden het best meevallen. Ik dacht dat we nog meer reisjes nodig zouden hebben.
Llewellyn: Voor de muziek die wij maken, is die immersie noodzakelijk. Bovendien heeft ieder van ons meerdere jobs, meerdere bands en verschillende levens. Londen is een snelle, hectische, multitaskende stad. Die trips zijn de enige manier om acht mensen samen te brengen. Zonder zou muziek schrijven extreem moeilijk zijn.
Zijn die meerdere jobs nodig om te kunnen leven van je muziek? Touren is al weinig rendabel voor gewone bands, laat staan achtkoppige.
O’Malley: De grap is dat we eigenlijk nooit van plan waren om te touren. Daar was pas sprake van toen Rough Trade onze plaat wilde uitbrengen, en we intussen met acht waren. Pas toen vroegen we ons af hoe we dat logistiek zouden klaarspelen. Het is financieel inderdaad erg moeilijk. We hebben meerdere tournees gepland die uiteindelijk gewoon nooit aangekondigd werden, omdat het te duur bleek. Maar we make it work. We plannen alles extreem op voorhand in, om rekening te houden met iedereens job.
De tournee voor jullie debuutplaat leverde nog een obstakel op: jullie ergerden zich aan het geluid van andere podia.
O’Malley: Aanvankelijk wel, ja. Ons eerste album heeft van die grote uitbarstingen en momenten van rust. Tijdens die stillere momenten weerklonk op festivals plots zo’n kickdrum van een ander podium in onze muziek. Achteraf merkten we dat het ergens ook deel ging uitmaken van het weefsel van onze soundscape wanneer we optreden.
Llewellyn: Op Caroline 2 hebben we op verschillende momenten dat geluid proberen na te bootsen. We vroegen ons af hoe het zou klinken om die verschillende ritmes en melodieën naast elkaar te leggen.
Op When I Get Home is het geluid dat jullie lieten doorsijpelen ‘het gevoel dat je in de toiletten bent van een nachtclub’. Zéér specifiek.
O’Malley: Dat is een heel genre op YouTube. Er zijn nog varianten, zoals ‘het gevoel dat je in een leeg shoppingcentrum bent’. Het is iets extreem herkenbaars en visceraals om naar te luisteren.
Llewellyn: Vergelijk het met aankomen op een feestje. Het is nacht, buiten op straat is het stil, en jij bekijkt van buitenaf het feest. Binnen zijn honderd mensen en bonst de muziek. De straat en het feest zijn twee verschillende, afgebakende ruimtes, met elk hun eigen sfeer. Ze horen niet bij elkaar, maar je hersenen maken er op de een of andere manier iets coherents van dat plots wel matcht.
O’Malley: Of soms is er net geen coherentie tussen die twee dingen, en laat je toe dat ze naast elkaar bestaan.
Llewellyn: Aanvankelijk zochten we dat voornamelijk op omdat we het mooi vonden klinken. Maar als je erover nadenkt, is die ervaring van twee dingen tegelijk waarnemen, best ontroerend en fundamenteel aan het mens-zijn.
Caroline 2
Uit op 30.05 via Rough Trade Records.
Caroline
Speelt op 14.09 in Ancienne Belgique, Brussel.
Caroline
Leden Jasper Llewellyn (gitaar, zang, cello, drums), Mike O’Malley (gitaar, zang), Casper Hughes (gitaar, zang), Oliver Hamilton (viool), Magdalena McLean (altviool, zang), Freddy Wordsworth (trombone, trompet, basgitaar), Alex McKenzie (basklarinet, dwarsfluit, saxofoon) en Hugh Aynsley (drums).
Ontstaat nadat Jasper en Casper, die bevriend raken aan de universiteit van Manchester, verhuizen naar Londen in 2017.
Maakt triomfantelijke én trieste muziek die zich ergens op een ver uiteinde van het rockspectrum bevindt.
Werkt voor één nummer op zijn nieuwe plaat samen met Caroline Polachek.