Daan over de film van zijn leven: ‘Mijn demonen zijn eindelijk op pensioen’
Duizelingwekkend hoge appelbomen, hemels zonlicht en stijlvolle auto’s: in de film van zijn leven ziet Daan Stuyven– die straks met Space een nieuw album op de wereld loslaat – ze allemaal voorbijkomen. ‘Nadien heb ik nooit meer zo expliciet mijn liefde aan een vrouw verklaard.’
Scène 1: De verdrijving uit het paradijs
‘De film begint met een dartel en vrolijk jongetje dat hele dagen de weides en velden in duikt en compleet onbezonnen in zijn eigen fictiewereldje leeft. We ruiken de mannelijke geur van wilde kastanjes, overal zien we bloemen in het gras, de zon schijnt fel en overvloedig en tientallen vlinders vliegen wild in het rond.’
Het is de warme zomer van 1976, Daan Stuyven is zeven. Hij werd geboren als jongste van vier kinderen, op de dag dat het supersonische passagiersvliegtuig Concorde voor het eerst van Parijs naar New York scheurde, en verdwaalt lustig in zijn verbeelding. Vader Jef is kunstschilder. Hij maakt magisch-realistische werken en rijdt in zijn metallic blauwe Ford Granada Station manhaftig door Holsbeek, bij Leuven. Moeder Monique heeft een interieur- en designwinkel voor de gegoede klant. In grote, met tientallen kleurrijke postzegels bedekte dozen komen dag na dag schatten uit verre oorden de winkel binnen. Veel handgemaakte voorwerpen uit India, verpakt in stro en plaatselijke kranten – servies, lampen en juwelen.
Stuyvens kindertijd is een idylle. De belofte van avontuur loert altijd om de hoek. ‘Tot er nieuwe buren kwamen en in het huis naast dat van ons behalve een vijver vol siervissen – die ik allemaal vermoord heb toen een van mijn smurfen in de vijver was gevallen en de buurman me niet wilde helpen om die eruit te halen – opeens ook een fantastisch mooi meisje te zien was. Veerle heette ze. Tot dan was ik volledig blind geweest voor het andere geslacht, maar zij heeft het hoofdstuk “vrouwen” voor mij geopend. Op een dag tijdens die zomer zijn we samen in een appelboom geklommen, om het hoogst, een fantastische ervaring. Toen we de top van de boom bereikten, overviel me een mengeling van hoogtevrees, verliefdheid en euforie. “Veerle, ik moet je iets vertellen”, zei ik. “Ik ben verliefd op u.” Waarop Veerle uit de boom klom en een week later met haar vader opnieuw verhuisde. Ik heb haar nooit meer teruggezien en dat was een wijze les: de jaren erna heb ik me met andere zaken beziggehouden dan met meisjes. Sindsdien heb ik nooit meer zo expliciet mijn liefde aan een vrouw verklaard.’
Scène 2: Het vuur barst los
We spoelen de tijd zeven jaar door. De actie verplaatst zich van de zomerse heuvels van Vlaams-Brabant naar het Parijs van begin jaren tachtig. In Stuyvens borst huizen op dat moment twee zielen: die van de muzikant en die van de archeoloog. Als kind was hij verslaafd aan de hitparades, maar in de tuin gaat hij ook telkens weer op zoek naar ondergrondse vondsten. Op een dag botst hij zelfs op een bom uit de Tweede Wereldoorlog, terwijl er in zijn walkman muziek van Eric Clapton en John Mayall speelt.
‘Ik had me aangemeld om op een archeologische site als vrijwilliger te helpen en zo kwam ik in een dorpje iets buiten Parijs terecht’, zegt Stuyven. ‘In Giverny, waar Monet zijn beroemde waterlelies schilderde. Daar had ooit een oude Romeinse villa gestaan en die moest helemaal worden uitgegraven. Het was de eerste keer dat ik zonder mijn ouders op reis ging en alles overviel me precies tegelijkertijd.’
‘Ik had altijd al het gevoel dat er belangrijkere zaken waren in het leven dan muziek. Ik wilde liever papa worden dan geslaagde muzikant.’
Stuyven wordt smoorverliefd op een van de archeologes, Stéphanie. Vanzelfsprekend vertelt hij het haar niet. Hij leert zichzelf Frans aan en ontdekt de nacht. Overdag graaft hij behoedzaam in de grond, na zonsondergang onderzoekt hij wild en onstuimig het nachtleven van Parijs. Al liftend met Stéphanie gaat hij er onder meer The Wall bekijken, de muziekfilm van Alan Parker gebaseerd op het gelijknamige album van Pink Floyd.
‘In die periode wist ik nog niet wat ik later wilde worden’, zegt Stuyven. ‘Archeoloog of muzikant? Ik twijfelde heel fel tussen die twee.’
Een van de archeologen helpt hem de knoop door te hakken. De man – Congolees van origine – geeft niet alleen les aan de universiteit van Parijs, met zijn gammele Renault Fuego brengt hij Stuyven en de andere vrijwilligers elke ochtend tot bij de archeologische site.
‘De slechtste sportauto ooit. Hij viel compleet uiteen, maar uit het cassettedeck schalde altijd de meest funky muziek’, zegt Stuyven. ‘Afrikaanse platen, vooral uit Kinshasa. Hij parkeerde zijn auto boven op de heuvel waar we de ruïnes van die Romeinse villa aan het blootleggen waren en knalde de hele dag lang zijn muziek over de site. De muziek was minstens zo zoet als de weinige botjes en muntstukken die we uit de grond haalden.’
Oud en nieuw haken zich moeiteloos in elkaar. Zeker wanneer op een dag een supersonisch vliegtuig over de site vliegt. ‘Regarde!’ roept de archeoloog. ‘Daar is de Concorde!’
Scène 3: Een hemels licht
2 november 1999, vroeg in de ochtend. Een maand na zijn dertigste verjaardag wordt Daan Stuyven in de verloskamer van het Algemeen Ziekenhuis Sint-Vincentius in Antwerpen verblind door het zonlicht dat rijkelijk binnenvalt. ‘In mijn herinnering had die kamer enorm veel vensters’, zegt hij. ‘Het deed me denken aan de controletoren op Brussels Airport. Het was al een erg lange nacht geweest, wat de scène nog filmischer maakte. Alles baadde in een soort hemels licht.’
Na jaren als vormgever in de reclame- en muziekwereld te hebben gewerkt, is Stuyven twee jaar eerder een nieuw pad ingeslagen. Samen met onder meer gitarist Rudy Trouvé vormt hij de band Dead Man Ray, hun debuutalbum Berchem is overal lovend onthaald. ‘Uitvinders van een nieuw soort rammelrock’ worden de heren van Dead Man Ray genoemd.
De jongensdroom is uitgekomen: Stuyven is nu officieel muzikant.
‘Maar ik wantrouwde het succes en wilde per se voor mijn dertigste vader worden’, zegt Stuyven. ‘Ik had altijd al het gevoel dat er belangrijkere zaken waren in het leven dan muziek. Tof dat het eindelijk lukte, dat artiest-zijn, maar ik wilde toch liever “papa” worden dan “geslaagde muzikant”.’
Eén probleem: de jongen, die George wordt genoemd, komt ter wereld met een andere kleur dan alle aanwezigen in de hemels verlichte controletoren verwachtten. Paars als een purperslak ziet hij eruit.
‘Natuurlijk was het te mooi om waar te zijn’, zegt Stuyven. ‘De jongen werd geboren met zijn navelstreng twee keer rond zijn hals gedraaid. Drama, paniek. En dan kwam de dokter nog eens zeggen dat zijn hartkleppen niet juist waren en ze direct een openhartoperatie zouden moeten uitvoeren. Het mooiste moment van ons leven draaide uit op een compleet drama. Maar nog eens tien minuten later kwam de dokter zeggen dat hij zich had vergist: George was perfect gezond.’
Scène 4: Crawling from the wreck
Een nieuw hoofdstuk in Daans leven, een nieuwe auto. Een zwarte Alfa Romeo deze keer, die diep in de nacht door de Dorpsstraat in Heist-op-den-Berg raast. In het tussengebied tussen morgen en gisteren, dag en nacht, scheurt de sportwagen laag over het Antwerpse asfalt. Tot hij de metalen paaltjes raakt.
‘Ik had die avond een zwaar optreden gehad voor het Koninklijk Paleis in Brussel en ik was ook net mijn album The Player (dat in 2006 zou verschijnen, nvdr.) aan het afwerken’, zegt Stuyven. ‘De deadline was gigantisch: ik moest na dat optreden nog in drie verschillende studio’s zijn. In Jette, in ik-weet-al-niet-meer-waar en in Heist-op-den-Berg, waar ik nog drie nummers moest afmixen. Om 4 uur ‘s nachts was ik eindelijk klaar en had ik de volledige afgewerkte plaat op een harde schijf mee. Ik vertrok naar huis, maar besefte na een kilometer dat ik mijn gsm in de studio was vergeten. Ik reed terug, maar tegen dan was ik doodmoe en kwaad, dus reed ik veel te snel.’
‘Ik tastte in het rond in het wrak van mijn auto tot ik de harde schijf terugvond. Toen wist ik: wat er met mij ook aan de hand is, de plaat is tenminste in veiligheid.’
De knal is gigantisch. Stuyvens auto raakt een paal en wordt de lucht in gekatapulteerd. Hij komt op zijn dak weer op de grond terecht, schuift nog tien meter verder, maar Stuyven blijft als bij wonder ongedeerd.
‘Mijn gezicht bloedde wel, want de voorruit was over mijn hoofd heen gegaan’, zegt Stuyven. ‘Maar voor de rest hing ik gewoon ondersteboven aan mijn gordel, vast in de airbags.’
Overal in de Dorpsstraat gaan de voordeuren open. In hun nachtgewaden komen de buurtbewoners de schade opmeten.
‘Mijn eerste reflex was: Wacht, waar is die harde schijf naartoe gevlogen?’ zegt Stuyven. ‘Er kwam een jonge gast kijken of ik oké was en ik vroeg hem of hij “den Bekke” kende. Bert Van Roy, mijn mixer. Ik tastte wat in het rond in het wrak van mijn auto, tot ik de harde schijf terugvond. “Geef hem alsjeblieft dit.” Toen wist ik: wat er met mij ook aan de hand is, de plaat is tenminste in veiligheid.’
Stuyven herstelt snel en blikt in het nummer Crawling from the Wreck op zijn volgende album – Manhay, uit 2009 – terug op het kantelmoment in Heist-op-den-Berg.
Sindsdien is de roekeloosheid achter het stuur grotendeels gaan liggen.
Scène 5: De komst van de lente, deel 1
Een warme voorjaarsdag in 2020. In zijn tuin in Overijse schildert Daan Stuyven met witte en rode verf een GR-kenteken op een van zijn appelbomen. Twee bij zeven centimeter, zoals de voorschriften van de bekende wandelroutes vereisen. Al zijn hele leven wandelt hij graag en nu de wereld als gevolg van de uitbraak van het coronavirus is stilgevallen, tovert hij zijn tuin graag in een wandelparadijs om. Eens een speelvogel, altijd een speelvogel.
Zijn derde kind is net geboren en lichamelijk en geestelijk voelt Stuyven zich in optima forma. De allereerste lockdown, waarbij iedereen wordt opgeroepen om zo veel mogelijk ‘in zijn kot’ te blijven, ervaart hij als ‘intens en paradijselijk’.
‘Dat was een heel schone lente’, zegt Stuyven. ‘Geen auto’s meer, geen vliegtuigen. Niets moest nog, er was alleen licht en stilte. Ik voelde een rust zoals ik die sinds ’76 niet meer had gevoeld. Zoals in een kinderboek kwam er ook nu en dan een vos ons erf op, ik heb hem in de maanden nadien nooit meer gezien. Auditief en visueel was dat een zalige tijd. Ik heb toen ook erg veel gewandeld. Dat kwam allemaal heel dicht bij gelukkig zijn.’
Scène 6: De komst van de lente, deel 2
De fascinatie voor bomen en bij uitbreiding voor de natuur blijft aanhouden en in het najaar van 2021 stapt Stuyven – zonder de hulp van GR-kentekens – door de zalen van Bozar in Brussel. Hij wordt volledig betoverd door de kunstwerken die hij er aan de muren ziet hangen: landschapstaferelen in opvallende, felle kleuren. Bezielde weergaves van appelbomen, vijvers vol waterlelies, balen stro en met wandelpaden doorkruiste velden. De hand van de grootmeester is onmiskenbaar: de werken zijn stuk voor stuk gemaakt door de Britse kunstenaar David Hockney, op zijn iPad nog wel. In meer dan honderd tekeningen legt hij het ontluiken van de lente vast, gezien vanuit zijn landhuis in – jawel – Giverny. ‘Normandism’ wordt de stijl genoemd en Stuyven gaat helemaal overstag.
‘Tijdens de allereerste lockdown voelde ik een rust zoals ik die sinds ’76 niet meer had gevoeld.’
‘Het was larger than life’, zegt hij. ‘Ik ben sowieso een Normandië-freak. Ik kom er nog altijd graag, in alle seizoenen. Ik worstelde toen met de vraag: hoe word je oud als artiest? Hoe blijf je gepassioneerd en hoe kan het boeiend blijven? Het was een gigantische opsteker om Hockney, toch al 84 op dat moment, in de lente van zijn leven te zien, met tekeningen die duidelijk allemaal met een soort kinderlijk geluk gemaakt waren. Ik vond het zo’n openbaring dat het me opnieuw veel levensvreugde en goesting gaf. Het spelplezier, de naïviteit en de poëzie deden me inzien: zo wil ik oud worden, the best is yet to come. De schoonheid is overal, concentreer je daarop.’
Aftiteling
Met zijn vriendin woont de nu 55-jarige Stuyven in Overijse. In zijn atelier schept hij fictieve werelden, ‘copy-paste van wat mijn vader vroeger deed’.
Hij heeft een appelboom, maar klimt er alleen in om de takken wat bij te snoeien.
Van het voormalige buurmeisje Veerle heeft hij enkele jaren geleden nog eens een Facebookbericht ontvangen. ‘Ze leeft dus nog, maar meer weet ik niet over haar.’
Zoon George werkt als leraar Nederlands en Engels.
Ondertussen kreeg Stuyven nog twee kinderen. Hij geniet volop van hun scheppingsplezier en hun verwondering.
De GR-wandelroute in zijn tuin in Overijse stapt hij zo nu en dan nog eens.
Zijn Victory was deze zomer het officiële campagnelied van de Team Belgium voor de Olympische Spelen in Parijs en de herwerking van Housewife samen met Glints werd een onverwachte zomerhit.
Met Space heeft Stuyven nu ook een nieuw album klaar. Hij reisde ervoor naar Woodstock, Boedapest en Firenze en liet de hoes maken door een professor in de AI. Net als David Hockney koppelt hij verleden, heden en toekomst op die manier aan elkaar.
‘Hockney gaat er prat op dat hij ook op zijn iPad blijft schilderen’, zegt Stuyven terwijl hij in het Antwerpse Leienpaleis een nieuwe sigaret opsteekt. ‘Of er nu verf aan hangt of niet, maakt niet veel uit. Dat gevoel heb ik ook. Het doel heiligt de middelen.’
‘Een retrofuturistische wervelwind met tien lyrische songs over alles wat de man passioneert’ werd Space al genoemd. Zelf houdt Stuyven het eenvoudiger. Hij zegt: ‘Mijn demonen zijn op pensioen. “Dank jullie voor de bewezen diensten en voor de inspiratie, maar we gaan jullie niet meer cultiveren.” Ik wil het voortaan hoopvol houden en mijn lust for life vieren.’
Space
Uit op 29.11 via Pias. Daan speelt op 11.12 in de Botanique, Brussel en op 29 en 30.12 in De Roma, Borgerhout.
Daan Stuyven
Geboren in 1969 in Leuven.
Werkte lang als vormgever in de reclame- en muziekwereld.
Maakte samen met Rudy Trouvé deel uit van de band Dead Man Ray en brak nadien door met zijn soloplaten vol electropop.
Woont in Overijse met zijn vriendin.
Heeft drie kinderen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier