Geïnspireerd op de gelijknamige film uit de sixties, toont Aurelie di Marino met If there weren’t any blacks you’d have to invent them de relatie tussen racisme en identiteit. Een performance over hoe we de ogen sluiten voor de absurditeit van ongelijkheid, omdat het bovenaan de ladder te comfortabel is.
In haar State of Youth hield Aurelie di Marino op het Theaterfestival in 2016 een pleidooi voor uitdagende samenwerkingen en het verhelderen van de geschiedenis. Met If there weren’t any blacks you’d have to invent them, gebaseerd op het filmscript uit 1986 van Johnny Speight, gaat de regisseur over tot actie. Daarvoor nodigde ze de performers Farbod Fathinejadfard, Benjamin Op de Beeck, Ahilan Ratnamohan, Nona Buhrs en Kaat Arnaert uit, die zich in het zweet werken op een fictieve filmset waar alles net dat tikkeltje scheef staat. Zelf neemt di Marino – zowel op als af de bühne – de rol op zich van regisseur. Ze stuurt haar acteurs aan, die de filmscènes in het Engels naspelen.
De scu0026#xE8;nes zijn absurd en de dialogen lijken gedateerd, maar de logica achter de uitspraken is razend relevant.
De voorstelling start met de groep performers die letterlijk in de pas leren lopen tijdens een militair aandoende training op een scheefgetrokken raster. Wie faalt, krijgt een ezelsmuts op – in de stijl van de hoofddeksels van de Ku Klux Klan. De toon is gezet, If there weren’t any blacks… draait om het gemak en het ongemak van binnen de lijntjes kleuren.
De diverse groep spelers neemt zestien rollen aan: stuk voor stuk blanke, witte mannen. Door een jas aan te trekken, transformeren ze in de rol die hen is toebedeeld. De scènes die volgen zijn absurd en de dialogen lijken gedateerd, maar de logica achter de uitspraken van de Blanke Mannen is razend relevant.
Twee personages, een blinde en een man die opzettelijk de ogen gesloten houdt, zitten op een bankje te keuvelen wanneer een derde figuur zich neerploft. Na een tijd wordt de derde partij ‘beschuldigd’ zwart te zijn door de blinde. Diens vriend weigert de ogen te openen en de huidskleur van de jongen te controleren. Hij waarschuwt de jongeman dat hij niet moet discussiëren over zaken zoals seks en politiek met de blinde. ‘Hij heeft bepaalde ideeën en die moet je niet proberen te veranderen. Wees niet zo onbeleefd.’ Zelf vindt hij het bovendien veel makkelijker om de ogen gesloten te houden, zodat hij niet te veel verschilt van zijn vriend. Bijgevolg neemt hij de ideeën van de blinde ook maar aan voor waar, ook al zou hij de feiten kunnen controleren.
Als er niemand intrinsiek inferieur is, moet je daar maar zelf voor zorgen, is de boodschap. En zo bricoleren de personages hun identiteit op basis van dingen die niet tastbaar zijn.
Dat construeren van een eigen realiteit komt ook terug in de andere scènes, zoals de officier die een soldaat onder schot houdt zodat hij gehoorzaamt. Zonder een soldaat die ondergeschikt is aan hem, is de officier niet superieur. Als er niemand intrinsiek inferieur is, moet je daar maar zelf voor zorgen, is de boodschap. En zo bricoleren de personages hun identiteit op basis van dingen die niet tastbaar zijn, maar hen wel zeer goed uitkomen.
Zoals de scheve lijnen van de set voorspellen, is ongenuanceerd binair denken (zwart-wit, goed-slecht, puur-verdorven, mannelijk-vrouwelijk) niet meer van deze tijd. En toch wordt er krampachtig aan vastgehouden. Wanneer de performers op een bepaald punt onderling van rol wisselen, wordt de kijker uitgedaagd om te reflecteren over zijn eigen blik: een vrouw in een mannenrol, een blanke in de rol van een zwarte, een acteur met een donkere huidskleur in de rol van een blanke die wordt gezien als een zwarte en ga zo maar door. Stuurt het uiterlijk en verwachtingspatroon onze blik? Hier hadden de makers nog meer mee kunnen spelen om de toeschouwers in eigen boezem te laten kijken.
Het machtssysteem wordt als onrechtvaardig beschouwd, maar we profiteren wel van datzelfde systeem.
En hoewel de meesten onder ons niet zo’n boude uitspraken doen als de Blanke Mannen op het podium, spelen we wel een spel binnen het geconstrueerde hokjesdenken en hanteren we beladen taal: je ben blank en dus niet zwart, je bent een man en dus geen vrouw, je bent gezond en dus niet ziek, je bent een leider en dus geen ondergeschikte. Het machtssysteem wordt als onrechtvaardig beschouwd, maar we profiteren wel van datzelfde systeem. Interessante gedachteoefening ten tijde van vragen zoals ‘zit racisme nu in ons DNA of niet?’
Love at First Sight
Deze voorstelling werd vertoond tijdens de derde editie van het festival Love at First Sight. Verspreid doorheen Antwerpen tonen jonge makers wat ze in hun mars hebben. Het festival, waar het werk van jonge podiumkunstenaars centraal staat, wordt georganiseerd door een tijdelijke alliantie van Arenberg, Zuidpool, Toneelhuis, De Studio, Kultuurfactorij Monty, d e t h e a t e r m a k e r en Troubleyn/Jan Fabre. Ook deSingel en Het Bos werken mee aan deze editie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier