
Zestig minuten kunst tijdens Het Kunstuur: ‘Musea die zich niet aanpassen aan de tijdgeest worden een fossiel’
In zijn unieke expositiereeks Het Kunstuur toont Studio 100-CEO Hans Bourlon telkens de kracht van de beperking. Uit een dubbelgesprek met KMSKA-directrice Carmen Willems blijkt, ondanks de grote verschillen, vooral een groot wederzijds respect. ‘Privé-initiatieven zoals die van Hans stimuleren ook het bezoek aan de klassieke musea.’
30 schilderijen in welgeteld één uur tijd. Dat is – heel kort samengevat – het concept van Het kunstuur, een reeks tentoonstellingen die sinds 2019 in Mechelen, Hasselt en Roeselare te bekijken zijn.
Hans Bourlon, samen met zijn broer Joost de bezieler ervan, huldigt met Het kunstuur duidelijk het adagium less is more. Door de selectie tot 30 werken te beperken krijgt de bezoeker de tijd om elk werk de aandacht te geven die het verdient. Omdat ook de bezoektijd is begrensd, verkleint het risico dat die aandacht verslapt.
Wellicht onbedoeld lijkt Het kunstuur zo wel een statement tegen de overdaad die musea als het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen zo kenmerkt.
‘Ik heb ooit eens gezegd dat ik niet zo van grote musea hou’, zegt KMSKA-directrice Carmen Willems bij het begin van dit dubbelgesprek. Willems kan er vandaag hartelijk om lachen. ‘Dat was niet mijn gelukkigste uitspraak, maar ik begrijp wel waarom ik het ooit heb gezegd. Ik heb, zoals veel museumbezoekers, snel last van keuzestress. Wat moet ik echt gezien hebben? En ben ik hét topstuk niet aan het missen? Die stress blijft de bezoeker van Het kunstuur bespaard. Deze tentoonstellingen hebben natuurlijk ook een compleet ander uitgangspunt dan die van het KMSKA. Wij beheren een collectie van 8000 werken die we via een grote diversiteit aan expo’s, installaties en verhalen voor een breed en divers publiek ontsluiten.’
‘Ik heb, zoals veel museumbezoekers, snel last van keuzestress. Wat moet ik echt gezien hebben?’Carmen Willems
Hans Bourlon: Het idee voor Het kunstuur is ook deels geïnspireerd door mijn eigen gedragingen als museumbezoeker. Als ik voor mijn werk in München ben, ga ik altijd even naar de Pinakothek. Als ik in Sydney ben, bezoek ik telkens het Australian Museum. Maar ik blijf er nooit langer dan een uur. Omdat ik zelden meer tijd heb, maar ook omdat je aandacht na een uur gaat verslappen.
Om die aandacht vast te houden gebruikt u opvallend veel showelementen.
Bourlon: Wij besteden inderdaad veel aandacht aan belichting en muzikale omkadering. Daar zit mijn achtergrond bij Studio 100 natuurlijk voor iets tussen. Ook de nadruk die we leggen op het verhaal zal wel met die achtergrond te maken hebben. Het idee om de bezoekers voor de duur van twee minuten te laten focussen op één schilderij, heb ik zelfs rechtstreeks uit A Dog of Flanders gehaald, een in Japan razend populair verhaal dat in de Studio 100-catalogus zit. Het is het verhaal van Nello en Patrasche, dat zich in het Antwerpen van de negentiende eeuw afspeelt. Nello is een straatarme jongen met een groot tekentalent. Een van zijn grote voorbeelden is Rubens. Op een gegeven ogenblik gaat Nello naar de Antwerpse kathedraal omdat hij er diens Kruisafneming wil bekijken. Maar tot zijn grote ontgoocheling hangt er een doek voor dat werk. Om het te bekijken moest je toen een stuiver betalen, waarna een man het doek voor de duur van twee minuten wegnam. Dat vond ik een interessant idee, dat we op een eigentijdse manier hebben vertaald.
‘Wij besteden veel aandacht aan belichting en muzikale omkadering. Daar zit mijn achtergrond bij Studio 100 natuurlijk voor iets tussen.’Hans Bourlon
Zijn de schone kunsten gebaat bij zo veel theatrale enscenering?
Carmen Willems: Ik ben niet de geschikte persoon om daar kritiek op te hebben. Het is namelijk een kritiek die ik zelf wel eens krijg. Het KMSKA zou volgens sommigen te veel inzetten op de beleving. Ik zie eerlijk gezegd het probleem niet. Ik moet wel toegeven dat ik aanvankelijk wat sceptisch stond tegenover Het kunstuur. Maar die scepsis was verdwenen na mijn eerste bezoek met mijn man en kinderen. Hoewel die kinderen weinig affiniteit hadden met de oude kunst die er werd getoond, raakten ze heel erg geboeid door de verhalen errond. Dat uur is voorbijgevlogen. Het was ook fijn dat we, door het concept, gedwongen waren om bij elkaar te blijven en de ervaring samen te ondergaan. Dat is vaak wel anders in een doorsnee-expo, waar je vaak ziet dat iedereen zijn eigen weg gaat.
De trukendoos van Het kunstuur is rijkgevuld. Bij een sneeuwlandschap van Emile Claus wordt de kijkervaring bijvoorbeeld nog versterkt door snippers voor het schilderij te laten dwarrelen. Komt dat niet in de buurt van goedkoop effectbejag?
Bourlon: We zoeken soms een beetje die grenzen op, dat is zo. Maar ik heb daar tot dusver nog geen kritiek op gehoord. De kunst is om er de juiste dosering in te vinden. Bij Het hanengevecht van Emile Claus lichten we één voor één de gezichten uit van de verschillende figuren op het doek en vertellen we tegelijk wie dat waren. Dat is een hele duidelijke keuze voor storytelling. Ik weet niet of het KMSKA daar zo ver in zou gaan.
Willems: Jullie dwingen de bezoekers om heel gefocust te kijken, en gaan daar inderdaad een stuk verder in dan wij. Wat niet wil zeggen dat we daar niet mee bezig zijn. Uiteraard sturen we de blik van onze bezoekers ook. Door onze opstelling voelt een bezoeker bijvoorbeeld heel goed aan dat de Madonna van Jean Fouquet een van onze absolute topstukken is.
‘Jullie dwingen de bezoekers om heel gefocust te kijken, en gaan daar inderdaad een stuk verder in dan wij.’Carmen Willems
Bourlon: Wij proberen de bezoekers maximaal in het schilderij en zijn details te trekken. Dat is een bewuste keuze, maar ik heb wel lang getwijfeld of we dat wel moesten doen. Door de blik zo te sturen, ontneem je de bezoeker natuurlijk ook de vrijheid om zelf te bepalen naar wat en hoe lang hij kijkt. Maar goed. Blijkbaar stelt de bezoeker dat op prijs.
Willems: Wij laten onze bezoekers bewust de keuze. Er is een aanzienlijke groep die in het museum graag zijn eigen weg zoekt en het niet erg vindt om wat te verdwalen. Maar de groep die graag bij de hand genomen wordt, is minstens even groot. Voor die mensen zijn er de rondleidingen met een gids of de audioguides. Maar anders dan bij jullie zul je bij ons natuurlijk nooit de hele collectie in detail kunnen zien. In totaal tonen we meer dan 600 werken. Het is onmogelijk om die in één geut te bekijken.
Bourlon: Als ik naar het KMSKA ga, kies ik meestal op voorhand enkele zalen uit. Ik blijf daar dan zelden langer dan een uur. Maar ik ga wel een keer of vijf per jaar.
Willems: We stimuleren mensen heel sterk om het zo te doen. Gemiddeld blijven bezoekers trouwens niet langer dan anderhalf uur.
Valt dit concept van Het kunstuur te vertalen naar exposities in het KMSKA?
Willems: Ik denk dat deze tentoonstellingen een andere doelstelling hebben. Hans vertelde voor dit interview dat hij vooral op een wat ouder publiek mikt: een publiek dat vooral houdt van kunst uit de periode 1850-1950. Daar speelt hij op in en dat is helemaal oké. Het verschil is dat wij als KMSKA ons niet op zo’n niche kunnen focussen. We zijn een instelling die, behalve met eigen middelen, ook werkt met middelen van de overheid. Dan is het logisch dat we mikken op een zo breed mogelijk publiek: van kunstkenners over kunstliefhebbers tot mensen die nog nooit met kunst in aanraking kwamen. Dat betekent dat je zowel in de breedte als in de diepte moet werken.
Het kunstuur is een privé-initiatief. Betekent dat ook dat het winstgevend is?
Bourlon: Nee. Aanvankelijk kostte het vooral geld. De verzekering, het transport, het uitlichten, dat zijn stuk voor stuk zware financiële dobbers. Wij hebben de ticketprijzen moeten verhogen, van gemiddeld 15 euro tot 20 euro nu. Mensen blijken bereid om dat te betalen, waardoor we vandaag wel het vooruitzicht hebben om kostendekkend te zijn. Maar het is geen winstgevende onderneming. Dat is ook niet het opzet.
Wordt u geholpen met subsidies?
Bourlon: Wij hebben die niet gevraagd, omdat we vrezen dat we dan vragen zouden krijgen om in ruil daarvoor de inhoud of het concept aan te passen. Maar onrechtstreeks krijgen we natuurlijk wel veel steun. Zo krijgen we werken in bruikleen van veel verschillende musea, waaronder het KMSKA. En we werken natuurlijk ook samen met de drie centrumsteden waar we exposities doen. De meeste centrumsteden toonden zich erg gretig om met ons samen te werken. De belangrijkste reden daarvoor is dat ze allemaal over veel prachtige maar leegstaande panden beschikken. Denk aan de kerken. Steden zien daar liever een tentoonstellingsruimte komen dan een dancing. Wij aanvaarden die ruimtes natuurlijk in dank, al stellen ze ons wel voor problemen. Je kunt die kostbare werken niet zomaar ophangen in een tochtige kerk. Toen ik aan dit project begon, heb ik contact opgenomen met de kathedraal van Antwerpen om te vragen hoe ze daar het werk van Rubens tegen klimaatomstandigheden beschermen. ‘Dat hangt daar al honderden jaren’, was het antwoord. ‘Dat werk leeft gewoon mee met de wisselingen van temperatuur en vochtigheid.’ (lacht) Dat kunnen wij ons natuurlijk niet permitteren. Niet tegenover de musea die het werk aan ons uitlenen, en uiteraard ook niet tegenover de vele verzamelaars met wie we samenwerken.
‘Wij hebben geen subsidies gevraagd, omdat we vrezen dat we in ruil daarvoor de inhoud of het concept zouden moeten aanpassen.’Hans Bourlon
Willems: Ook dat vind ik een mooi aspect van jullie project. Het draagt er mee toe bij dat de vele, soms onwaarschijnlijk rijke privécollecties in ons land opengesteld worden voor het publiek. Verzamelaars hielden hun collecties in het verleden vaak verborgen. Ook wij, de musea, zien dat daar steeds meer openheid in komt, langs beide zijden overigens.
MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez stelde onlangs voor om het ministerie van Cultuur en dus ook het hele subsidiesysteem te schrappen. In Amerika bestaat dat systeem niet, redeneerde hij, en toch is het cultureel dominant.
Willems: De fout die de meeste tegenstanders van cultuursubsidies maken, is dat ze alleen naar de kosten kijken, en niet naar de opbrengsten. De economische meerwaarde die wij genereren is een veelvoud van de ongeveer 11 miljoen euro subsidies die we jaarlijks krijgen. En dan heb ik het nog niet over de maatschappelijke meerwaarde gehad. Kunst verbindt, heeft onmiskenbaar een helende werking en zet aan tot creativiteit.
Wat ook soms wordt vergeten, is dat wij als museum nog werk moeten aankopen. Mensen denken dat dat niet nodig is, omdat wij al zo veel hebben. Dat klopt natuurlijk niet. Als museum moeten we mee evolueren met de tijdgeest. Om een voorbeeld te geven: vandaag is er veel meer aandacht voor vrouwelijke meesters. Die aandacht is natuurlijk terecht, en als museum wil je daarin meegaan. Als je dat niet doet, word je een fossiel. Maar dat betekent dus ook dat je je collectie moet uitbreiden. Helaas slagen we daar vandaag nauwelijks nog in. Als ik op internationale kunstbeurzen rondloop, zie ik collega’s uit het buitenland wel gretig aankopen.
Bourlon: De museale wereld lijkt als het over subsidies gaat sterk op de theaterwereld. Er is gesubsidieerd theater, en er zijn privéspelers. Die twee vullen elkaar aan en hebben elkaar nodig. Dankzij het gesubsidieerd theater krijgt jong talent de tijd en de ruimte om zich te ontwikkelen. En het aanbod zou zonder subsidies sowieso beperkter zijn. Maar dat geldt natuurlijk ook in de omgekeerde richting. Als er alleen gesubsidieerd theater was, zou het aanbod ook te eenzijdig zijn. Misschien is er daar wel een verschil met de wereld van de musea. In Vlaanderen heb je in die wereld weinig privé-initiatieven. Te weinig, vind ik.
Willems: Ik zal elk privé-initiatief toejuichen. Want zoals je net zei: we vullen elkaar aan. Initiatieven als Het kunstuur zie ik ook niet als concurrenten. Integendeel: ze wakkeren de belangstelling voor kunst aan en stimuleren zo ook het bezoek aan de klassieke musea.
Hans Bourlon
Geboren in 1962 in Baardegem.
Studeert filosofie aan de Katholieke Universiteit Brussel.
Richt in 1996 Studio 100 op, samen met Gert Verhulst en Danny Verbiest. Hij leidt het bedrijf nog altijd.
Wordt in 2008 samen met Gert Verhulst Manager van het Jaar.
Is auteur van twee boeken: De blik van Bourlon (2017) en De tijdreiziger (2019).
Carmen Willems
Geboren in 1968 in Bilzen.
Studeert economische wetenschappen aan de KU Leuven.
Gaat in 1995 aan de slag bij het Gallo-Romeins Museum in Tongeren, waar ze algemeen directeur wordt.
Is van 2004 tot 2009 ook waarnemend burgemeester van Tongeren.
Wordt na een tussenstop bij Toerisme Limburg eind 2017 algemeen directeur van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier