Wim Delvoye maakt al 25 jaar kak

Cloaca travel kit, 2009-2010 © Wim Delvoye Studios
Tobias Cobbaert

‘Het is een herinnering aan een betere tijd.’ Een kwarteeuw nadat zijn allereerste Cloaca het licht zag, blikt Wim Delvoye terug op zijn machine die het spijsverteringsstelsel nabootst en uitwerpselen produceert.

Je kunt er niet per ongeluk voorbijlopen. Tussen een hoop onbeduidende Vlaamse rijhuisjes doemt in Gentbrugge het atelier van Wim Delvoye op. Op een gigantische gotische poort staat, naast onder meer het gezicht van Mr. Proper, ‘Cloaca Clinic’ te lezen. We lopen erdoor en betreden de wereld van Wim Delvoye, de kunstenaar uit Wervik die wereldberoemd werd met zijn getatoeëerde varkens, zijn glas-in-loodramen met röntgenfoto’s en door, welja, stront te maken. In 2000 ontwierp hij zijn eerste Cloaca, een installatie die het spijsverteringsstelsel nabootst. Je geeft het eten dat vervolgens in allerlei buizen en containers verwerkt wordt tot uitwerpselen. Van 2000 tot 2010 zou Delvoye tien verschillende Cloaca’s bouwen. Ze werden steeds compacter en efficiënter en elke installatie kreeg andere branding, telkens een persiflage van logo’s van de toenmalige marktleiders. De eerste Cloaca deed aan Ford en Coca-Cola denken, Personal Cloaca knipoogde naar Durex en de naam van Cloaca N°5 is enigszins misleidend. De uitwerpselen van de Cloaca ruiken niet lekker.

Wim Delvoye Action Doll © Wim Delvoye Studios

De installaties waren een wereldwijd succes. Van Australië en Peking tot Noorwegen en New York: overal bezochten mensen musea om te kijken hoe stront wordt geproduceerd. Om de 25e verjaardag van het fenomeen te vieren, wordt in de Brusselse galerie Rodolphe Janssen een terugblik georganiseerd. ‘Een feestje’, grinnikt Delvoye wanneer we hem in zijn atelier spreken.

Hoe is het allemaal begonnen?

Wim Delvoye: Het begon met Dolly, het gekloonde schaap. In 1996 werd er een schaap in een labo gemaakt en ineens zag ik een nieuwe industriële revolutie voor me. Dankzij biotechnologie zou er plots veel meer mogelijk zijn. Een remedie tegen kanker zou binnen handbereik zijn. Tegelijk riep dat veel vragen over onze identiteit als mens op. Zou de grens tussen mens en machine binnenkort vervagen? Wij hebben immers heel wat genen gemeen met dat schaap. Er heerste toen enorm veel optimisme. Francis Fukuyama had het einde van de geschiedenis uitgeroepen en ik dacht dat ik een nieuw soort kunst zou maken voor die tijden.

Daarnaast werd ik geïnspireerd door een ander soort kunst: die van de nutteloze machines. De voedermachine uit Modern Times van Charlie Chaplin was voor mij een voorbeeld. Panamarenko bouwde vliegtuigen die nooit vlogen. En Jean Tinguely had een zelfmoordmachine gemaakt die zichzelf langzaam deed ontploffen. Dat laatste sloot dan weer aan bij een andere traditie die de waarde van kunst in vraag stelde, vaak met scatologische elementen. Het schoolvoorbeeld is het urinoir van Marcel Duchamp. Dat had niet alleen een mooie vorm, maar was ook een democratisch object. Niemand keek ernaar zonder te snappen wat het was. Het was een gelijkmaker. Dat heb ik altijd fascinerend gevonden. Daarom word ik ook met varkens geassocieerd, toch wel de plebejers van het dierenrijk.

‘Ik word met varkens geassocieerd, toch wel de plebejers van het dierenrijk.’

Nog voor Cloaca stelde je op Documenta IX al een mozaïek met foto’s van je eigen uitwerpselen tentoon. Is scatologie voor jou ook zo’n gelijkmaker?

Delvoye: Ja. De grote boodschap herinnert ons eraan dat we allemaal gewoon mensen zijn en dat we ons niet te druk moeten maken. Maar het heeft ook een politieke connotatie. Een wind in de kerk laten is als een middelvinger naar iedereen opsteken. Toen ik de eerste Cloaca maakte, was ik ongeveer l’âge du Christ. Toen wilde ik nog grote risico’s nemen. Het commerciële was ondergeschikt aan grote museale projecten. Ik was zoals die heavymetalgroepen die dachten dat ze beter waren dan Abba omdat ze niet commercieel waren, terwijl Black Sabbath ook gewoon veel platen heeft verkocht.

Is stront tentoonstellen in een museum een middelvinger naar de kunstliefhebber die zichzelf te serieus neemt?

Delvoye: Ja en nee. Alle musea die Cloaca tentoonstelden waren heel tevreden. Het project werd uitgebreid besproken in de media waardoor de bezoekersaantallen verdubbelden. Schoolkinderen kwamen er in schoolbussen naar kijken. Maar om de installatie op te bouwen had ik de hulp nodig van heel wat mensen met alledaagse beroepen. Aan de loodgieters en elektriciens heb ik veel meer gehad dan aan wetenschappers of collega’s die in een kunstbubbel leefden.

‘Of je het nu in Taiwan, Rusland of Teheran toonde, Cloaca sloeg overal aan. Iedereen kakt.’

Dat is een mooi bewijs dat uitwerpselen dienst kunnen doen als gelijkmaker.

Delvoye: Cloaca was een heel inclusief project. Niet alleen op sociaal vlak, omdat het ervoor zorgde dat kunstleken musea bezochten. Ook op geografisch niveau sloeg het werk overal aan. Of je het nu in Taiwan, Rusland of Teheran toonde, de bottom line was overal hetzelfde: iedereen kakt. Op elke plek kwamen andere vooroordelen bovendrijven. In Düsseldorf vonden ze het schandalig dat die machine zo veel at, terwijl er buiten mensen verhongerden. In Oostenrijk werden er heel wat freudiaanse interpretaties bij gehaald. In Frankrijk was men geïnteresseerd in het gastronomische: wat had de Cloaca nu precies gegeten? En in New York waren mensen dan weer bang van bacteriën, want dat was ten tijde van de antraxaanslagen (waarbij besmette brieven naar senators en redacties werden opgestuurd, nvdr.).

‘Zonder de spaghetti van Soubry was ik misschien nooit naar de kunstschool geweest.’

Het commerciële was van secundair belang, zei je. En toch bracht je de uitwerpselen op de markt en kreeg elke Cloaca een eigen branding. Betekent dat dat je toch met respect naar de commerciële wereld kijkt?

Delvoye: Ik heb altijd veel aandacht gehad voor massaproducten en de wervende taal van reclame. Om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk mensen naar Cloaca gingen kijken, wilde ik bekend zijn bij Jan en alleman. Ooit heb ik een van mijn werken op doosjes van La vache qui rit laten drukken. Dat heeft veel geld gekost, maar het idee dat er een familie in de Pyreneeën zo’n doosje zou openen en mijn werk zou zien, vond ik prachtig.
Thuis hadden mijn ouders van die Soubryboeken. Als je spaghetti van dat merk kocht, kon je punten verzamelen om boeken van bijvoorbeeld Rubens en Van Dyck te krijgen. Misschien was ik nooit naar de kunstschool geweest zonder de spaghetti van Soubry.

Een ander product dat je steeds met respect hebt behandeld, is de Cloaca zelf.

Delvoye: Cloaca deed mij altijd denken aan de computer HAL 9000 uit 2001: A Space Odyssey. Een bijna goddelijk wezen. Veel journalisten hebben mij destijds gevraagd of Cloaca nu een man of een vrouw was. Dat vond ik heel interessant, want dat bewees dat ook zij de Cloaca als iets menselijks zagen. Terwijl ik eigenlijk maar één deel van het menselijke lichaam nabootste: het spijsverteringsstelsel. Een heel intiem deel, dat wel. Onze grote boodschap doen we nog steeds het liefst alleen in een klein kamertje. Dat heeft met onze waardigheid te maken. Het is een poging om te ontkennen dat wij ook maar dieren zijn.

‘Onze grote boodschap doen we nog steeds het liefst alleen in een klein kamertje. Dat heeft met onze waardigheid te maken. Het is een poging om te ontkennen dat wij ook maar dieren zijn.’

Daarom voel ik me een Prometheus die het vuur van de goden heeft gestolen. Cloaca steelt dat intieme spijsverteringsstelsel en maakt het volledig zichtbaar met behulp van doorzichtige buizen in een installatie van twaalf meter. Het is een beetje God spelen.

Met welk gevoel blik je een kwarteeuw later terug op je creatie?

Delvoye: Cloaca is een herinnering aan een betere tijd. Als je nu een krant openslaat, word je triestig. Overal breken oorlogen uit. 25 jaar geleden was de sfeer helemaal anders. We zouden kanker genezen, we waren op zoek naar het geheim van het menselijke genoom en we konden ons geen groter probleem voorstellen dan de millenniumbug, die er uiteindelijk geen bleek te zijn. Voor mij verwijst Cloaca naar dat optimisme.

Je vindt het dus niet erg om voor altijd bekend te staan als de kunstenaar die stront maakte?

Delvoye: Nee, ik vind dat Cloaca heel mooi gedateerd is. In tegenstelling tot mijn getatoeëerde varkens – mensen zijn gevoeliger geworden en vragen zich af hoe die beesten behandeld zijn. Cloaca is veel neutraler. Ik wilde met die installatie een beeld bedenken dat niemand uitsloot. Het heeft iets eeuwigs, het is gender- en politiek neutraal, het spreekt zich niet uit over arm of rijk… Eigenlijk is Cloaca een grap die niemand kwetst. Vaak worden moppen verteld ten koste van anderen, maar Cloaca beledigt niemand. Ik lach hooguit met mezelf. Tegelijk neemt het werk iedereen op de korrel: economie, religie en het statuur van de kunstenaar.
Daarnaast is die zichtbare gastro-enterologie een metafoor voor creativiteit. Je ontvangt langs alle kanten ideeën, waarna je er je eigen enzymen aan toevoegt en een eigen brij vormt. Hoe meer enzymen, hoe persoonlijker.

Untitled (Study for Cloaca Quattro), 2004 © Wim Delvoye Studios

Heeft Cloaca je iets geleerd dat je de rest van je carrière is bijgebleven?

Delvoye: Toen ik de eerste Cloaca ontwierp, vertrok ik vanuit esthetische onverschilligheid. Ik wilde bijvoorbeeld niet dat de maag er als een maag uitzag. Ik ben uitgegaan van een abstract denkkader: wat gebeurt er met een boontje van het moment dat ik het opeet tot het moment dat het mijn lichaam verlaat? Dat proces wilde ik blootleggen. Om dat te bereiken, moesten de wetenschappelijke processen eerst functioneren, moesten de materialen transparant zijn en moest ik de regels van de machinebouw respecteren. De vorm kwam pas op het einde, en zat meteen goed omdat al de rest klopte. In zekere zin rekende ik zo af met alles wat ik op de kunstschool had geleerd. Dankzij Cloaca ben ik me er veel bewuster van geworden dat het esthetische automatisch volgt als je idee en uitwerking juist zijn.

Cloaca, Celebration 2000-2025

Van 17.01 tot 08.03 in galerie Rodolphe Janssen, Brussel.


Jimmy Kets

Wim Delvoye

Geboren in 1965 in Wervik.

Studeert aan het KASK in Gent.

Is geïnspireerd door gotische beelden, maar ook door noeste arbeid.

Begint in de jaren negentig varkens te tatoeëren.

Wordt wereldberoemd met zijn Cloaca-installaties, waarvan hij de eerste in 2000 bouwt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content