Waar is het zilver van het Jubelparkmuseum?
De manier waarop het Jubelparkmuseum zijn kunstschatten bewaart, is huiveringwekkend.
De manier waarop het Jubelparkmuseum zijn kunstschatten bewaart, is huiveringwekkend. Bij elke zomerstorm lopen kelders onder, en op sommige plaatsen gutst het water langs elektrische leidingen naar beneden. De integriteit van de collecties is niet gevrijwaard, concludeerde het Rekenhof vorig jaar. Vooral de collectie zilver en preciosa vertoont hiaten, zo vernam Knack.
De collecties van de Musea voor Kunst en Geschiedenis, op papier meer dan 650.000 kunstwerken, zijn verspreid over diverse locaties. Er is het Muziekinstrumentenmuseum (MIM) op de Kunstberg, het Museum voor Japanse Kunst in Laken, de Hallepoort met de collectie volkskunst, en natuurlijk het Jubelparkmuseum. Met zijn ruim 60.000 vierkante meter tentoonstellingszalen en opslagplaatsen is het Jubelparkcomplex het grootste en meteen ook meest problematische federale museum.
Omdat een doortastende sanering uitblijft, is het museum een permanent zorgenkind voor de Regie. Zo ging de zaal Oceanië op 12 juli dicht ‘als gevolg van vochtproblemen en wegens instortingsgevaar’, zoals een nota de bezoekers duidelijk maakt. Bij onweer loopt ook elders in het gebouw water langs de elektrische leidingen. En tegen het water dat bij elke zomerstorm de kelders in stroomt, heeft men evenmin verhaal. Sokkels moeten de meubelen droog houden. Een deel van de reserve kreeg in de voorbije jaren wel aangepaste opbergsystemen, maar van een planmatige aanpak van de deplorabele toestand van de depots is geen sprake.
Inventaris onbruikbaar
In zijn rapport van oktober 2009, over het collectiebeheer in de Musea voor Schone Kunsten en in de Musea voor Kunst en Geschiedenis, schrijft het Rekenhof dat de algemene staat van de reserves van het Jubelparkmuseum “zorgwekkend en nefast is voor de collecties die er zich bevinden. (…) Gelet op het belang van het patrimonium dat in gevaar is, lijkt het een topprioriteit om die toestand te verhelpen.”
Vandaag worden in de Musea voor Kunst en Geschiedenis verschillende inventarissen bijgehouden. Een afzonderlijke inventaris per collectie waarvan het inschrijvingsnummer op het stuk staat vermeld, en een algemene inventaris met een ander inschrijvingsnummer.
In de algemene inventaris zitten grote gaten: in de periode 1903-1942 gebeurden er geen inschrijvingen in dit register, en vanaf 1990 tot 2002 evenmin. Sinds 2002 schrijft men de nieuw verworven stukken weer in, maar soms met grote vertraging. Ook de ruim 10.000 stukken van het Muziekinstrumentenmuseum ontbreken in de algemene inventaris. Het Rekenhof schrijft in zijn rapport: “De inventaris bestaat slechts in één exemplaar en er kan niet worden gesteld dat deze zich op een veilige plek bevindt.” Hij kan “in zijn huidige staat niet worden gebruikt voor beheersdoeleinden”.
Stukken meegegraaid?
Het bijhouden van de inventaris is de exclusieve taak van de conservator van de collectie, en een preparator is belast met het registreren van de verplaatsingen van de stukken. Het Rekenhof stelde vast dat dit laatste niet altijd systematisch gebeurt. Soms blijken stukken zelfs spoorloos te zijn, zo constateerde het Rekenhof bij inventarisverificaties.
“Bij vier van de dertien inventarisverificaties konden de stukken niet worden gevonden. Verscheidene collectietitularissen lieten verstaan dat er in het verleden stukken verdwenen waren.” Slechts bij twee van de dertien steekproeven was alles perfect in orde, in andere gevallen bleek de nummering of de beschrijving niet te corresponderen of het nummer op het stuk ontbrak.
Volgens onze informatie geven inventarisverificaties vooral bij de collectie zilver en preciosa slechte resultaten. Vaak blijken uitgerekend de kostbaarste kleinoden spoorloos te zijn, wat het vermoeden voedt dat hier in het verleden stukken meegegraaid werden.
Eric Bracke
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier