Voor bobo’s en buitenbeentjes: de Biënnale van Venetië
Onder het motto ‘Foreigners everywhere’ wordt Venetië nog tot eind november overspoeld door de grensoverschrijdende reuzen, zuiderse zonderlingen en kleurrijke queer kunstenaars van de zestigste Biennale Arte. Knack Focus gidst je langs de must-sees van ‘s werelds grootste kunstkermis.
Een levensgrote figuur draagt een net vol kampeeergerief op de rug, als een anonieme Atlas in een wereld vol migranten. Boven hem hangt een neonlicht met het opschrift ‘Foreigners everywhere’. Nee, het is niet de meest subtiele entree waarop Adriano Pedrosa – de Braziliaanse samensteller van de zestigste Biennale Arte – je aan de ingang van Arsenale trakteert. Maar hoe had ’s werelds grootste kunstkermis – vorige keer goed voor een recordaantal van 800.000 betalende bezoekers – anders kunnen beginnen dan met het fluorescente werk (van het Italiaanse collectief Claire Fontaine) dat de titel van de tentoonstelling schonk?
Bovendien is subtiliteit nooit het hoogste goed geweest van de Biënnale. Met 331 veelal onbekende kunstenaars en collectieven die door Pedrosa – de eerste Latijns-Amerikaanse en openlijk homoseksuele artistiek directeur – voor de hoofdtentoonstellingen in Arsenale en Giardini geselecteerd werden, oogt het vol, druk en drammerig als altijd. Hoofdthema dit keer? Migratie én ecologie én kolonialisme én het globale Zuiden én queerness, en zo ongeveer elke topic waarmee je outsiders allerhande in de kijker kunt zetten en de ziel kunt zuiveren. Tenminste: als je daar tussen het creëren van grote kunst nog tijd voor hebt.
Kunst kan de wereld niet redden. Op de Biënnale doet men niettemin graag alsof, desnoods met megafoon, in designoutfit en met oogkleppen op.
Kunst kan de wereld dan misschien niet redden. Op de Biënnale doet men niettemin graag alsof, desnoods met megafoon, in designoutfit en met oogkleppen op. Ook klassiek is het eeuwige gezeur van curatoren, critici en andere bobo’s die bepalen wat kunst is en wat kitsch, met een Aperol spritz in de hand en chique woorden in de mond. Er zijn te weinig nieuwe artiesten. Er zijn er te veel. Er zijn te weinig lokale kunstenaars en te veel vreemde. En waarom blijft men telkens weer een fetisj voor textiel- en borduurwerk etaleren? Alsof de kunstwereld een globale sweatshop is waarin iedereen wél fair betaald wordt.
Alles wat de vorige keren werd gezegd, geldt ook voor deze hybride editie. Je kunt de meeste reviews copy-pasten, zoals ook veel kunstwerken onderling inwisselbaar zijn. Of zou er zich binnen twee jaar bijvoorbeeld écht nog iemand de nochtans leuke, kleurrijke schilderijen van de Guatemalteekse Maya-kunstenares Rosa Elena Curruchich herinneren?
Kortom: een grand cru is deze zestigste editie geenszins. Toch zeker niet de officiële selectie, die met haar verschuiving richting het globale Zuiden noties als ‘grenzen’ en ‘landen’ meer dan ooit in twijfel wil trekken, wat ironisch genoeg nog meer de aandacht vestigt op de verschillende nationale paviljoenen. Daarvan waren er veel zo druk bezig om de noties ‘grens’ en ‘land’ te betwisten dat ze in hun vlijt en bevrijdingsdrang pardoes vergaten dat je die bouwwerken nog altijd best vult met sterke, sprekende kunstwerken.
Gelukkig zijn er paviljoenen die wel het aanschuiven waard zijn. Uiteraard, want ook zonder morele marketing – al dan niet met de groeten van American Express, Bloomberg, Cartier en andere gulle mecenaten – blijft het de Biënnale. Mounira Al Solh vertegenwoordigt Libanon met een feministisch gekleurde totaalinstallatie over de mythologie van Europa, waarop is te zien hoe de Griekse prinses – zelf een immigrante – tegen haar wil wordt verleid. De Australiërs – die voor het eerst de Gouden Leeuw wonnen – eren hun inheemse doden met een indrukwekkend monument rond een donkere spiegelvijver.
Waarom blijft men telkens weer een fetisj voor textiel- en borduurwerk etaleren? Alsof de kunstwereld een globale sweatshop is waarin iedereen wél fair betaald wordt.
In het Egyptische paviljoen presenteert Wael Shawky – die twee jaar geleden nog een grote expo had in Museum M in Leuven – de musical Drama 1882, acht gezongen scènes over de Egyptische volksopstand tegen de Britse kolonisator die in 1882 bloedig werd onderdrukt. De Duitsers bedekken de gevel van hun paviljoen met een berg aarde – ondergetekende: Ersan Mondtag – om je binnenin te trakteren op Yael Bartana’s opwindende video’s over ruimtereizen gebaseerd op het boek Jesaja. En dan is er nog het tweede deel van het Duitse paviljoen waarvoor je met de vaporetto naar het eiland La Certosa moet varen, en waar geluidsinstallaties staan opgesteld om bomen met elkaar te laten praten.
Als bomen al kunnen praten, zouden mensen dat zeker moeten kunnen, denkt een beetje humanist dan. Maar sommigen schreeuwen liever, zeker rond het Israëlische paviljoen, dat door de verwoestende oorlog in Gaza al voor de opening van dit Eurovisiesongfestival voor hedendaagse kunst – of globaler gezien: het WK artistiek imponeren – voor controverse zorgde. Het paviljoen ging dicht op de eerste ochtend van de previewdagen, waarop de kunstenares, Ruth Patir, middels een affiche aan de vitrine opriep tot een staakt-het-vuren en een akkoord over de vrijlating van gijzelaars. Te weinig en te hypocriet vonden pro-Palestijnse activisten, die daarop pamfletten strooiden met – zeiden we al dat subtiliteit nooit het hoogste goed was op de Biënnale? – het opschrift ‘No Death in Venice. No to the genocide pavilion’.
De reuzen en reuzinnen die het Belgische paviljoen vullen en op een metalen staketsel staan, lijken zich van de heisa weinig aan te trekken. Of ze horen het niet door het fanfaregetrommel dat door de speakers knalt. Op volume elf. Ze heten Dame Nuje Patat, Edgar l’Motard en Erasmus en staan er op invitatie van Petticoat Government, een kunstcollectief dat bestaande reuzen leende van folkloristische gezelschappen uit België, Frankrijk en Spaans Baskenland. Eerder trokken ze naar Italië via de Passo di Resia en in 2025 keren ze terug naar Charleroi en Duinkerke, waardoor hun aanwezigheid op de Biënnale moet worden gezien als een etappe van een grensoverschrijdende reis annex performance. Het is een geestig concept en de keuze voor populaire cultuur verdient tromgeroffel, maar dat neemt niet weg dat het paviljoen visueel toch wat tegenvalt en je alleen maar kunt hopen dat de Nederlandse buren, die beelden uit Congo tentoon stellen, niet komen klagen over het lawaai.
Wie wat moeite doet, ontdekt dit keer trouwens veel Belgen op de Biënnale. Tom Herck installeerde op eigen initiatief (en kosten) een reuzeskelet dat dino’s uit het Canal Grande vist. Kwestie van hoogmoed en vergankelijkheid te bezinnen met zicht op het mooiste kanaal ter wereld. Koen Vanmechelen presenteert in de vijver van Giardini een kind met anker en meert in Arsenale aan met een Ark van Noah, en bij uitbreiding van Naomi Campbell en Mahatma Gandhi als reflectie op een wereld in (klimaat)crisis. Arne Quinze stelt immersieve sculpturen in glas en keramiek tentoon in de zestiende eeuwse Scuola di San Pasquale. Collectioneur Walter Vanhaerents toont in de Chiesa di Santa Maria della Visitazione een door AI gegenereerde videoinstallatie van Memo Akten, en elders er zijn fraaie werken van Otobong Nkanga en David Claerbout te vinden.
Maar de sterkste, meest ingetogen en poëtische Belgische kunst die op deze Biënnale valt te bewonderen en te bezinnen? Dat is die van Berlinde De Bruyckere, die de magnifieke kerk van San Giorgio Maggiore op het eiland Giudecca mocht vullen met haar verstilde aartsengelen en verschrompelde bomen uit was. Het zijn prachtwerken die in stilte schreeuwen om mededogen en menselijkheid en die iederéén raken. Ongeacht waar je vandaan komt, van wie je houdt, hoe oud je bent, je het vliegtuig of de trein neemt, en of je nu koosjer dan wel halal eet. Of hoe je het welkome motto ‘Foreigners everywhere’ ook en misschien wel best invult door achter elke zin een vraag- in plaats van een uitroepteken te zetten.
Biennale Arte
Tot 24.11, Venetië, labiennale.org
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier