Proost op Malle Babbe tijdens de blockbusterexpo rond Frans Hals
Eerst in Londen, volgend jaar in Amsterdam: een blockbusterexpo eert Frans Hals als de meest levenslustige en moderne meester van de Hollandse Gouden Eeuw. Meer dan Vermeer of Rembrandt.
Een jonge edelman kijkt je recht in de ogen met een guitige, ietwat ondeugende glimlach die niet alleen zijn lippen krult maar ook zijn ogen doet twinkelen. De lachende cavalier (1624) is geen stijf en formeel portret, maar meer een momentopname van een jonge kerel die zijn vrolijke karakter ternauwernood kan verbergen. Of heeft hij net een aangebrande mop verteld?
De Hollandse meester Frans Hals, zo toont dit doek bij uitstek, verstond als geen ander de kunst om vluchtige momenten op doek vast te leggen. De lachende cavalier is bovendien een schitterende studie in contrasten. Hals gebruikt zijn kenmerkende losse toetsen om de rijkdom van het fluwelen kostuum weer te geven, terwijl hij de textuur van het kant en de kragen bijna tastbaar maakt. De gouden juwelen van de cavalier schitteren met hun eigen innerlijke gloed en het lijkt alsof de stof van zijn kleding zachtjes ritselt. De guitige gozer – een bemiddelde vrijgezel, aan zijn flamboyante outfit te zien – lijkt haast uit het kader te stappen.
Hals schilderde niets dan portretten, portretten en portretten. Maar ze zijn evenveel waard als Dante’s Paradijs en de Michelangelo’s en de Rafaëls en zelfs de Grieken.’ – Vincent van Gogh
Dit portret is een van de pronkstukken van de Londense Wallace Collection, maar is momenteel in diezelfde stad uitzonderlijk te bewonderen in de National Gallery, die een overzichtsexpo aan de Hollandse meester wijdt – misschien de grootste én indrukwekkendste ooit. De lachende cavalier is een werk dat Hals’ vernieuwende schilderstijl perfect belichaamt met zijn losse streken, schalkse toon en beheersing van licht en schaduw.
Waar zijn tijd-, land- en stielgenoten Rembrandt en Vermeer hun onderwerpen vaak met meer ernst en diepte benaderden, was het Hals – de Hollandse hedonist van de Gouden Eeuw – vooral om spontaniteit en levendigheid te doen. Je ziet dat niet alleen in deze Lachende cavalier. Kijk naar zijn Portret van een jongeman met een schedel (ca. 1627), met zijn jongeling met rozige kaken die dat symbool van vergankelijkheid vasthoudt en zijn hand naar je uitsteekt, waarmee Hals je wilt herinneren aan het feit dat niemand aan de dood ontsnapt. Of gaap – op het indiscrete af – naar Malle Babbe (ca. 1634), zijn verbluffend virtuoze portret van een psychisch labiele vrouw van lichte zeden.
Het zijn meesterwerken die nog steeds dezelfde kracht en frisheid uitstralen als toen ze in verbazend trefzekere penseelstreken werden geschilderd. Alsof je zaal na zaal wordt teruggeflitst naar het zeventiende-eeuwse, door lachende luitspelers, vrolijke drinkebroers en kapitaalkrachtige koopmannen bevolkte Haarlem, de stad waar Hals zijn lange leven lang – hij was 84 toen hij stierf – woonde en werkte.
Hals was de zoon van een lakenmaker en kwam dus niet uit de hogere klassen, wat mogelijk zijn affiniteit voor volkse figuren verklaart. Alsof hij naast schilder ook de socialekroniekschrijver van zijn tijd wilde zijn. Hij werd in 1582 geboren in Antwerpen, maar verhuisde al op zijn vijfde met zijn katholieke familie naar Haarlem, wat met de oorlog met Spanje en de economische opportuniteiten binnen de jonge Hollandse republiek te maken had. Slechts één keer verliet hij de stad: in 1616, voor een studiereis naar Antwerpen. Die zou een keerpunt in zijn capricieuze carrière blijken te zijn: in zijn geboortestad ontdekte hij de barokke Vlaamse meesters, Pieter Paul Rubens voorop, wat verklaart waarom zijn vroege werken met hun panache en hun lumineuze vleestinten iets uitgesproken ‘Vlaams’ hebben.
Jarenlang was Hals, die een succesvol atelier runde, zo’n beetje de Andy Warhol van de Gouden Eeuw. Hij was de kunstenaar naar wie je als zelfbewuste aristocraat of hippe koopman ging om je te laten portretteren. Maar zijn voorspoed bleef niet duren, zeker niet toen een meer academische stijl in de mode kwam. Tegen zijn tachtigste was de productieve meester (die minstens tien kinderen had, mogelijk zelfs meer) zelfs zo arm dat hij het zich niet eens kon veroorloven om turf te verbranden om zijn kroostrijke gezin warm te houden.
Maar dat statusverval (een lot dat ook Rembrandt, even verderop in Amsterdam, onderging) valt niet aan zijn schilderijen af te lezen. Integendeel. Het is net zijn late werk dat zijn radicaalste en meest experimentele is. En voor hedendaagse ogen ook het verbluffendste. Je ziet Hals’ moderne flair in zijn neiging om op een steeds boudere manier verf aan te brengen en om zo snel en zo spontaan te werken – hij maakte sowieso nooit ondertekeningen – dat sommige stukken van zijn doeken zelfs met de abstractie flirten, een bewuste artistieke keuze trouwens – en niet het resultaat van een eventueel verminderd zicht.
Kijk naar Portret van een onbekende man (ca. 1660), een goocheme kerel die achterover leunt in een getipte hoed. Het is zo jeugdig in zijn virtuoze streken, zo los en gedeconstrueerd met zijn verfspatten onderaan die niet eens weggewerkt zijn, dat het een voorbode lijkt van Cézannes modernistische Kaartspelers. Of zoom in op De regenten van het Oudemannenhuis (1664), een meesterlijke, in melancholisch realisme gedrenkte weergave van menselijke interactie: je zou bijna geloven dat het doek door Edgar Degas geschilderd werd. Bijna.
De befaamde Britse kunsthistoricus Kenneth Clark verachtte Hals als ‘walgelijk vrolijk en afschuwelijk vaardig’, maar dan keek hij toch glorieus naast diens innoverende swagger. Veel laat-negentiende-eeuwse beeldenstormers adoreerden Hals net om zijn impulsieve stijl en zagen hem als een pionier van het modernisme, veel meer dan Rembrandt en Vermeer. Bovendien maakte hij niet alleen zwierige genrestukken en prachtportretten in opdracht van de elite van zijn tijd, zogezegd ‘minderwaardige’ genres. Hij schilderde ook boeren, vissers, kinderen, muzikanten en andere volkse figuren, puur voor zijn plezier en zonder te weten of er een markt was, wat eveneens van een uitgesproken moderne kunstenaarsvisie getuigt.
Gaven tijdgenoten als Rembrandt en Vermeer de voorkeur aan stilte, ernst en een fijne afwerking, dan ging Hals (die halverwege de negentiende eeuw van zijn status van perifere schilder en losbol verlost werd door de Franse criticus Théophile Thoré) resoluut voor het spontane en het vitale van zijn geportretteerden. Dat deed hij desnoods met dartele stippen en onregelmatige vlekken, die danig geprezen werden door de (post)impressionisten. Degas was een beaat bewonderaar, idem dito voor James Whistler, John Singer Sargent, Claude Monet, Gustave Courbet én Hals’ landgenoot Vincent van Gogh. In een brief uit 1888 aan zijn collega Émile Bernard schreef die laatste lyrisch: ‘Hals schilderde niets anders dan portretten, portretten en portretten. Maar ze zijn evenveel waard als Dante’s Paradijs en de Michelangelo’s en de Rafaëls en zelfs de Grieken.’
Aan Van Goghs opsomming zou je ook Rembrandt en Vermeer kunnen toevoegen. Of dat tracht deze blockbustershow, die in februari doorreist naar het Rijksmuseum in Amsterdam, toch te claimen. Aan van levenslust barstende bewijsstukken alvast geen gebrek. Loop langs bij graanhandelaar Isaac Abrahamsz. Massa en diens vrouw Beatrix van der Laen, die je in hun Huwelijksportret (ca. 1622) zo koket aankijkt dat je begint te blozen. Zeg gedag aan de excentriek behaarde burgerwachten van De magere compagnie (ca. 1637), een episch schuttersstuk dat nooit eerder Haarlem verliet en het dichtst dat Hals bij Rembrandts Nachtwacht kwam (ook al werd de rechterkant ervan door Pieter Codde afgewerkt). Proost op Malle Babbe, de lachende cavalier en alle andere bon vivants van wie Hals in zijn vliedende stijl een snapshot nam, alsof hij de profane missie had om de vluchtige vreugde van het leven op doek vast te leggen.
Frans Hals
Tot 21.01, National Gallery, Londen, nationalgallery.org.uk, 16.02-09.06, Rijksmuseum, Amsterdam, rijksmuseum.nl
Frans Hals
Geboren rond 1582 in Antwerpen. Het gezin verhuist enkele jaren later naar Haarlem.
Leerling van Carel van Mander, al lijkt hij vooral beïnvloed door Rubens, Van Dyck en de late Titiaan.
Werkt zich op tot de meesterportrettist van de Gouden Eeuw.
Raakt na zijn dood in 1666 snel in de vergetelheid, maar wordt in de negentiende eeuw in ere hersteld door realisten en impressionisten die in hem een wegbereider van het modernisme zien.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier