Op het werk van kunstenaar Michel François mag je gaan zitten
Dit voorjaar blikt Michel François, een van Belgiës bekendste hedendaagse kunstenaars, in Bozar terug op zijn veertigjarige carrière. Maar noem Contre nature geen ‘retrospectief’.
Bruine modder borrelt op uit de vulkanische ondergrond en suddert op en neer tot af en toe een bel barst. Of toch op het eerste videoscherm dat je tegenkomt op de expo Contre nature. ‘Het is een zelfportret’, grijnst Michel François. En effectief: als je dichter bij het werk gaat staan, zie je zijn silhouet – een man met een camera – weerkaatst worden in elke modderbel. Dit werk is typisch voor de Brusselse beroepsfantast: het is organisch, fluïde en nooit volledig vormvast. Maar het is vlot leesbaar én mooi om naar te kijken, een kwaliteit die nogal wat andere conceptuele kunstenaars wel eens durven te vergeten.
François is ondertussen al veertig jaar kunstenaar, en in die tijd deed hij nogal wat galeries en musea vollopen. In België, maar vooral daarbuiten. Zijn lastig te catalogeren werk, dat zowel uit fotografie, film, sculptuur als installaties bestaat, passeerde in Centre Pompidou, op Documenta IX te Kassel en in 1999 vertegenwoordigde hij samen met Ann Veronica Janssens België tijdens de Biënnale van Venetië. Daarnaast ontwierp hij decors voor choreografe Anne Teresa De Keersmaeker en nu is er dus deze retrospectieve in Bozar. Pardon: ‘retro-pro-spectieve’, corrigeert François. ‘Want ik blik terug, maar ik kijk ook vooruit.’
De expo is dan ook méér dan een best of van vier decennia kunst in de schemerzone tussen het speelse en het serieuze, waar François aan een vorm van permanente recyclage doet. Van gevonden objecten en alledaagse materialen, maar ook van associaties en betekenislagen. In het ‘totaalkunstwerk’ dat hij voor Bozar creëerde – hij maakte zelfs een maquette van de thematisch geordende tentoonstelling – wordt ook recent en nieuw werk gepresenteerd. Zoals de geprojecteerde moddermuren of ‘zelfportretten’ die je verwelkomen in de eerste van de in totaal zes zalen.
Eveneens nieuw is de ijzeren spiegelconstructie die in die ruimte staat opgesteld en de titel ‘panopticum’ draagt. Of wordt het in extremis toch omgedoopt tot ‘blind spot’? Alsof François – die vaak een politieke laag op zijn werk plamuurt – je meteen wil duidelijk maken dat je de kunstenaar en zijn werk vanuit alle hoeken en kanten kunt beloeren. Of is het François die jou beloert, zoals mensen in deze surveillancemaatschappij ook overal en altijd in de gaten worden gehouden?
In de zaal ernaast – ‘théâtre des opérations’ genoemd – wappert de witte vlag. Maar het vredesbestand tussen kijker en kunstenaar blijkt broos. En artificieel, met dank aan de compressor die het stuk textiel met tussenpozen doet wapperen. Amorfe stukken plexiglas die aan een lint uit het plafond hangen, vertroebelen het zaalzicht. Er hangt een duistere wasbak aan de muur. Zonder spiegel, maar met een foto van een door de maan verlichte middellandse zee waar al dan niet bootvluchtelingen op dobberen.
In de andere, melkwitte muur werd een abstracte tekening gefreesd met fijne draden. Een ingenieuze, strikt architecturale figuur, denk je. Tot je weet dat François ze creëerde door alle strijdende partijen van de oorlog in Syrië, een wirwar van belangen en conflicten, met een draad met elkaar te verbinden.
Opnieuw zie je hetzelfde patroon. Het is sociaal gechargeerd en uit de actualiteit gegrepen werk. Het materiaal bepaalt mee de vorm en inhoud, maar het is allesbehalve hermetisch. Au contraire. Het is esthetisch verfijnd en communiceert helder. Vaak met een humoristische knipoog en zonder slogans. Of het nu gaat om Retenue d’eau, een zwevende sculptuur opgetrokken uit plastic zakjes gevuld met water en een van zijn bekendste beelden. Om de zwarte leren jas die op een stoel hangt en waar stukken uit werden geknipt die plots een voetbal vormen. Of om zijn ‘roulements’, ronde sculpturen uit repen klei, papier, gips of rubber.
Machtsrelaties hebben hem altijd gefascineerd. Tussen groep en individu, tussen kijker en kunstenaar, tussen het banale en het conceptuele, maar ook tussen het natuurlijke en het kunstmatige. Elders hangt boven een massief blok zout een pipet waaruit water druppelt, wat sporen nalaat en het kunstwerk continu doet veranderen. Alsof François – die niet alleen schatplichtig is aan Marcel Broodthaers en de Fluxus-beweging, maar ook aan arte povera, met zijn primaat van de materie – tijd en toeval cast als medewerkers.
Een zaal verder staat een zitbank, gemaakt uit hout en rode hars waarin je de afdrukken van zijn tong ziet. Is het een kunstwerk waar je omheen moet lopen en braaf van moet afblijven? Of mag je erop zitten, zoals tijdens Documenta IX het geval was? ‘Een bank dient om op te zitten, toch?’ stelt François plagerig. ‘Al vinden de bruikleengevers van het werk dat misschien minder evident.’
Criticus en curator Paul Ardenne noemde zijn oeuvre ooit ‘le bazar de l’existentialité’. Hij doelde daarmee op de dagdagelijkse objecten waaruit de werken zijn opgetrokken – flessen, touwen, blikken – en die François verzamelde, vervormde of creëerde, om ze vervolgens te hercontextualiseren en een nieuwe betekenis te geven. Alsof de realiteit een doos legoblokjes is waarmee je nieuwe, poëtische artefacten ineen kunt knutselen.
In die zin is de titel van de expo Contre nature accuraat gekozen, met alle ambivalenties van dien, zoals ook Broodthaers, de Belgische founding father van de conceptuele kunst, vaak spelletjes speelde met perceptie en taal. ‘Mijn werk vertrekt vaak vanuit de natuur’, legt François uit. ‘Vanuit organische materialen. Klei, steen, zout. Maar ik werk die als het ware “tegen”. Daarmee bedoel ik inhoudelijk “tegen” zijn, zoals tegen oorlog of machtsmisbruik. Maar ook materieel en fysiek “tegen” zijn. Door tegen dingen aan te schuren, ze te vervormen. Bovendien is “natuur” een concept dat werd uitgevonden door de moderne, westerse mens. Veel culturen hebben niet eens een woord voor natuur.’
De expo in Bozar, in zijn thuisstad Brussel, voelt hoe dan ook natuurlijk aan. Maar over een gebrek aan erkenning heeft François – in 2017 in Frankrijk nog onderscheiden als Chevalier des Arts et des Lettres – niet te klagen. Behalve dan in Vlaanderen misschien, waar hij in 2008 wel een solo kreeg in Smak in Gent, maar als Belgische hedendaagse kunstenaar toch een stuk onder Luc Tuymans en Jan Fabre staat.
‘Van Luc begrijp ik dat volkomen: hij is een geweldige schilder, een van de grootste van deze tijd. Fabre kon me dan weer nooit overtuigen – als ik al kritiek mag geven op collega’s. Jan Hoet zei me ooit: word gewoon Vlaming. Maar ik ben Brusselaar en Franstalig opgevoed. Ik kan moeilijk zomaar van taal en cultuur migreren. Alhoewel. Ik ben geboren in Sint-Truiden, weliswaar toevallig omdat mijn moeder uit Limburg komt, en ben dus ooit al Vlaming geweest. De eerste paar dagen van mijn leven toch.’
Wie of wat Michel François verder nog allemaal is, ontdek je op Contre nature, waar je bij de uitgang zijn zelfportret cadeau krijgt. Of toch een affiche met daarop modderbellen die op het punt staan uiteen te spatten.
Michel François: Contre nature
16.03 tot 21.07 in Bozar, Brussel. De cataloog van de expo is uit via Borgerhoff & Lamberigts.
Michel François
Geboren in 1956 in Sint-Truiden. Woont en werkt in Brussel.
Studeert toneel aan het INSAS en behaalt daarna een diploma aan de ERG in Brussel, waar hij later de leiding heeft over het beeldhouwatelier.
Neemt in 1992 deel aan Documenta IX in Kassel en vertegenwoordigt in 1999 België op de Biënnale van Venetië.
Stelde al over de hele wereld tentoon. Zijn werk behoort tot de collecties van onder meer Centre Pompidou, Stedelijk Amsterdam en Smak.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier