Michaël Borremans: ‘Een schilderij is nooit van mij. Het is van wie ernaar kijkt’
Zijn schilderijen ogen klassiek, maar voelen hedendaags. Als frames uit films waarbij je zelf het verhaal moet verzinnen. De retrospectieve A Confrontation at the Zoo in Museum Voorlinden heet je welkom in de wondere, maar ontregelende wereld van Michaël Borremans.
Hij is de duurste, nog levende Belgische kunstenaar. En héél even was hij dit jaar zelfs een superster. ‘Ik heb een rolletje in Queer (de nieuwe film van Luca ‘Call Me by Your Name’ Guadagnino, met Daniel Craig in de hoofdrol, nvdr.)’, vertelt Michaël Borremans, terwijl hij een kop koffie zet in de bibliotheek van zijn Gentse atelier waar het diffuse licht van een grijze novembermiddag binnen drupt. ‘Mensen zeggen weleens dat ik wat op Daniel Craig lijk. Het was grappig, ik ging naar de première van Queer in Venetië, en toen de cast de rode loper op moest, zat ik in de eerste auto. Ik stapte uit en iedereen riep meteen: Daniel! Daniel! Tot ze doorkregen: ja, maar dat is Daniel niet. Die zat uiteraard in de laatste auto. Ik ben toch dertig seconden lang een filmster geweest. (lacht)’
Maar laten we het toch vooral over Borremans’ schilderijen hebben. Mysterieus, dreigend, dubbelzinnig en technisch subliem – dat zijn de woorden die dan vallen. Je belandt als kunstenaar niet zomaar in het New Yorkse Museum of Modern Art, het LACMA in Los Angeles of het Musee d’Art Moderne in Parijs. En al helemaal niet als je woont en werkt in Gent.
Wie met eigen ogen de magie wil zien van Borremans’ wereldwijd vermaarde werk kan vanaf deze week terecht in Museum Voorlinden, vlak over de grens, in Wassenaar bij Den Haag. Daar opent de expo A Confrontation at the Zoo, een thematisch geordende selectie van werk van de afgelopen twintig jaar.
In totaal zijn er 49 doeken te zien die je in een poëtische, vaak raadselachtige wereld lokken, een grimmig theater waar de grens tussen realiteit en verbeelding, tussen het klassieke en het eigentijdse voortdurend vervaagt. Bij voorkeur in stilte, ontdaan van tijd en ruimte, en met een subtiele grijns om de lippen.
Er zijn succulent geschilderde objecten – kegels, schoenen en stukken textiel – die met betekenis worden geladen, maar wat die betekenis dan precies is, daar heb je als kijker het raden naar. Er zijn serene portretten van kinderen en adolescenten, met gezichten en gestes die onleesbaar blijven. En er zijn verontrustende, licht surrealistische beelden, zoals The Monkey (2023) – een porseleinen aap in pak. Alsof Diego Velasquez en Francisco Goya, twee van Borremans’ favoriete schilders, naar The Planet of the Apes hebben gekeken, of naar een film van David Lynch.
‘Vroeger probeerde ik een slecht werk te repareren. Nu begin ik gewoon opnieuw.’
Borremans’ werk wordt gekenmerkt door de zoektocht naar wat onzichtbaar blijft, naar wat niet wordt uitgesproken. Alsof hij je met elke trefzeker aangebrachte penseelstreek een geheim toefluistert. ‘Hij verleidt je met het vakmanschap van een oude meester en laat je vervolgens struikelen over zijn surrealistische inhoud’, aldus Suzanne Swarts, directeur van Voorlinden.
Maar verwacht van A Confrontation at the Zoo géén greatest hits, laat staan een herhaling van eerdere successhows in het Gentse SMAK en de Bozar in Brussel. ‘Toen ik enkele jaren geleden de uitnodiging kreeg, had ik al een aantal tentoonstellingen in Voorlinden bezocht’, legt Borremans uit. ‘De zalen nodigden me uit om een serene presentatie te maken. Ik besloot om niet de veelzijdigheid van tien jaar geleden in Bozar te herhalen, met films, tekeningen en andere media. Ik wil me deze keer exclusief als schilder profileren en meer consistentie creëren, door de zalen als één geheel te benaderen. Dat heb ik nooit eerder in een museale context gedaan.’
Die aanpak resulteert in een aparte bloemlezing, die Borremans zelf omschrijft als een ontdekkingsreis binnen zijn praktijk. ‘De werken – vooral van de tien laatste jaren – zijn geselecteerd met het oog op hun thematische samenhang, maar ook als een manier om het publiek een andere kant van mijn werk te laten zien. Ik heb daarom bekendere werken achterwege gelaten. De focus ligt op subtielere stukken die minder vaak gezien worden. Iconische schilderijen zoals The Marvel, The Angel en andere portretten ontbreken. Publiekslievelingen zijn niet altijd de werken die ik zelf het interessantst vind. Sommige zuigen veel aandachtop en drukken subtielere stukken weg, hoewel die soms meer te bieden hebben.’
Jouw werk wordt wel eens omschreven als absurd theater op doek. Mee eens?
Michaël Borremans: Voor mij is het canvas een bühne, een plek waar ideeën en emoties in een suggestieve constructie samenkomen. Schilderen is regisseren met verf. Toen ik begon te schilderen, op mijn 33e, kwam dat besef pas echt. Ik ben tekenaar van opleiding, maar ik voelde dat tekenen me beperkte in mijn communicatie. Als je een schilderij in de publieke ruimte toont, ontstaat er een wisselwerking tussen beeld en toeschouwer die ik fascinerend vind. Het is een statement, een groter gebaar dan een tekening tonen.
Je koppelt een klassieke stijl aan hedendaagse gevoeligheden, maar zonder de expliciete en moraliserende toer op te gaan. Is kunst te boodschapperig geworden?
Borremans: Ik wil nooit letterlijk zijn in mijn werk. Dat is mijn aard: ik toon liever dan dat ik vertel. Beelden werken niet alleen cognitief, ze spreken ook het onderbewuste aan. Zeker in een cultuur als de onze, waar beelden ons manipuleren en sturen, is kunst een manier om invloed uit te oefenen. Neem ons economisch systeem, dat is puur gebaseerd op roofbouw – van de aarde, van grondstoffen, van elkaar. Die inzichten sijpelen wel door in mijn werk, maar altijd op een impliciete manier. Het schilderij wordt een constructie, een distillatie van een idee of emotie. Hoe minder iconografische middelen ik nodig heb om dat over te brengen, hoe beter.
‘Cowboy Henk, dat is voor mij ook kunst.’
Wordt een werk daardoor ook tijdlozer?
Borremans: Vind ik wel. Marcel Duchamp zei ooit dat kunst een vrije plek is, buiten tijd en ruimte, en zelfs buiten moraal. Dat vind ik een mooi uitgangspunt. Een goed schilderij komt los van de tijd, alsof het op zichzelf staat. En een eigen ziel heeft. Dat vraagt om een kernachtige aanpak. Bij schilderen probeer ik steeds meer de essentie te bereiken. Daarin ligt ook het gevaar van mislukking: als je in het proces te veel fouten maakt, kun je het werk niet meer redden. Vroeger deed ik dat wel, dan probeerde ik een slecht werk te repareren. Nu begin ik gewoon opnieuw.
Hoe vaak gebeurt het dat je een werk opgeeft?
Borremans: Vaak. Dit jaar heb ik zelfs nog geen enkel schilderij gemaakt. Ik ben veel onderweg geweest voor tentoonstellingen en prospectie, waardoor ik niet aan nieuw werk toekwam. Maar dat is niet erg. Er zijn nog jaren geweest, zoals in 2012, waarin ik amper schilderijen maakte. Toen was ik gewoon niet in de stemming. Schilderen is geen productielijn, het is een worsteling en een zoektocht. Soms mislukt het, en dat hoort erbij. Een schilderij is ook nooit van mij. Het is van wie ernaar kijkt. Daar leeft het verder. Daar krijgt het betekenis.
Je nieuwe expo heet A Confrontation at the Zoo. Vanwaar die titel?
Borremans: Mijn schilderijen zitten vol archetypes en personages die ik in dialoog wil brengen met elkaar. In die zin is het een confrontatie. Maar het museum zelf is ook een soort dierentuin, een plek waar kunst wordt tentoongesteld, waar we ‘exemplaren’ van diverse soorten bekijken. Dat vind ik een interessante metafoor. Tegelijk roept het de vraag op: wat betekent het om iets – of iemand – tentoon te stellen? Dat raakt ook aan ethische vragen. Ik vind het bijvoorbeeld bizar dat dierentuinen nog bestaan. Als kind had ik al medelijden met die dieren. Het voelde altijd als een enge gevangenis. Dat ongemak zit ook in mijn werk. Dat wil wel niet zeggen dat je daarom geen beesten mag opeten. Als ze liefdevol grootgebracht worden tenminste, en als je de kalfjes bij de koetjes laat. (lacht)
Was het altijd duidelijk dat je op een klassieke, figuratieve manier zou schilderen?
Borremans: Iemand stelde in een essay over mijn werk ooit dat het totaal nutteloos was om te schilderen in die klassieke stijl, dat ik hetzelfde effect wel met fotografie of film zou kunnen bereiken. Maar dat is volgens mij totaal onwaar. De schildertechniek maakt het werk juist tot wat het is. Het is anachronistisch om op die manier te werken, en dat zorgt voor een bepaalde irritatie, waar ik soms naar streef. Het mag schuren en wringen.
Wat ik waardeer, is dat je een schilderij puur kunt consumeren, genieten van de techniek, de textuur, de manier waarop de verf is aangebracht. Trouwens: alle goede kunst is autobiografisch. Elk goed schilderij is een zelfportret. Zelfs puur abstract werk. Neem Mondriaan. Als je kijkt naar de manier waarop die zijn gele, blauwe en rode lijnen schilderde, een beetje krom, een beetje onhandig: dat heeft iets romantisch en aandoenlijks zelfs. Alleen Mondriaan kon die lijnen zo schilderen, op die bepaalde dag, op die bepaalde plek. Ze zijn intens persoonlijk.
Als het gaat om kunstenaars die je werk beïnvloeden dan worden Diego Velázquez en Francisco Goya misschien wel het vaakst genoemd. Waarom juist die twee Spaanse schilders?
Borremans: Velázquez vooral vanwege zijn techniek en de psychologische diepgang in zijn portretten. Je voelt zijn mededogen voor de geportretteerden. Van Goya bewonder ik de manier waarop hij experimenteerde en daardoor los kwam van zijn tijd. Hij was een van de eerste ‘moderne’, maatschappelijk geëngageerde kunstenaars.
‘In de museumshop van Voorlinden kun je skateboards kopen met mijn werk op. Ik hoop alleen dat die niet worden gekocht om aan de muur te hangen.’
Ik kwam bij Goya uit door zijn grafisch werk, de Los Caprichos-etsen bijvoorbeeld, die ik als tiener ontdekte. Het was een zelden gezien moment van inzicht. Ik zag die werken in het Museum voor Schone Kunsten in Gent, en het was alsof ik een schakel vond in mijn eigen creatieve denken. Ik dacht: dit is het, ik wil kunstenaar worden, ik moet kunstenaar worden. Een plan B heb ik eigenlijk nooit gehad.
Je bent een generatiegenoot van Luc Tuymans, Jan Van Imschoot, Sam Dillemans en andere Vlaamse kunstenaars die de figuratieve schilderkunst een nieuwe impuls gaven, door de klassieke canon te koppelen aan hedendaagse elementen. Zie jij je werk als onderdeel van die ‘Nieuwe Vlaamse School’?
Borremans: Ik ben nu 61, maar als schilder voel ik me pas midden in mijn carrière. Ik begon pas laat met schilderen, terwijl ik al een lange tijd als tekenaar werkte. Al had niemand dat toen door. (lacht) Het is niet zo dat ik bewust deel ben van een Vlaamse school. Mijn werk is ontstaan vanuit mijn eigen ervaring en perceptie. Maar de manier van werken van die generatie heeft me wel geïnspireerd. Wat toen in de lucht hing, heb ik ook opgesnoven.
Wat heeft je uiteindelijk de stap naar de schilderkunst doen zetten?
Borremans: Frustratie. (lacht) Ik was als grafisch kunstenaar heel gespecialiseerd en leerde veel over tekenen, maar op een bepaald moment dacht ik: het is genoeg geweest. Ik weet nog: het was op een zondagmiddag, ik werkte aan een ets. Die ets interesseerde me niet meer, en ik besloot toen en daar dat schilderen voortaan mijn pad zou zijn. Ik heb daarna vijf jaar geschilderd zonder iets te tonen. Het was een ontdekking van het medium op een dieper niveau.
Je gaf in die tijd ook tekenles aan de kunsthumaniora. Heeft dat je werk beïnvloed?
Borremans: Lesgeven heeft me veel gebracht, vooral op sociaal vlak. Je leert omgaan met verschillende mensen, je ontwikkelt empathie – wat ook in je werk doorsijpelt. Maar ik leerde ook om mijn ideeën te verwoorden en te delen met anderen. Het gaf me een andere vorm van discipline. Dank u, collega’s van weleer. (lacht)
‘Als die rijke verzamelaar die dag liever was gaan golfen, dan was Luc Tuymans nu nog altijd de duurste, levende Belgische kunstenaar.’
Je bent 61. Hoe ga je om met ouder worden? Merk je dat je werk of je levensstijl veranderen?
Borremans: Toen ik jong was, wilde ik altijd oud zijn. Nu is het bijna zover en moet ik hard mijn best doen om daar vrede mee te hebben. (lacht) Maar goed. Mijn levenskwaliteit is altijd verbeterd en ik geniet ook steeds meer van het leven. Ik ben veel meer op mijn gemak met mijn werk en met mezelf. Mijn dagelijkse routine heeft daar veel mee te maken. Ik sta vroeg op, doe aan work-outs en mediteer. En dat geeft een enorme energieboost.
En je acteert nu ook, in Queer, de nieuwe film van Luca Guadagnino.
Borremans: Vrees niks. Ik heb geen ambitie om acteur te worden. (lacht) Luca is iemand die mij al een tijd volgt en mijn werk verzamelt. We zijn bevriend geraakt en hij is een paar keer bij me thuis in Gent geweest. Voor een aantal scènes in Queer liet hij zich inspireren op schilderijen van mij. Hij wilde een soort hommage brengen door me even in de film op te voeren.
Ben je tevreden over je acteerdebuut?
Borremans: Ik zou het nu beter doen. Ik vind dat ik te gewoontjes doe, en dat mijn personage meer karakter had mogen hebben. Een rare tic, of zo. Maar goed. Ik heb heel weinig regieaanwijzingen gekregen en mocht van Luca doen wat ik wilde. Ik was gewoon nog te starstruck. (lacht)
Is cinema een inspiratiebron voor jou?
Borremans: Zeker. Andrej Tarkovski is heel belangrijk voor me. Ingmar Bergman. Alfred Hitchcock. Maar ook Man Ray is een zeer invloedrijke figuur, omdat ik lang met fotografie bezig was. Hij boeit me omdat in zijn tijd niet iedereen hem au sérieux nam, want hij deed ook commercieel werk voor Vogue en andere modebladen.
Je bedoelt dat daar te vaak op neergekeken wordt, alsof succes kunst corrumpeert?
Borremans: (knikt) Ik begrijp niet wat het probleem is met commercie. Ik denk dat het belangrijk is dat je zowel de hoge als de lage kunst kunt omarmen. Als we naar musea kijken, zien we vaak een herhaling van de zogenaamde iconen. Elk museum voor moderne kunst heeft zijn Alexander Calder, zijn Donald Judd. Zoals elke stad zijn Zara en Tommy Hilfiger heeft. Musea moeten meer persoonlijkheid durven te tonen in hun keuzes. Er is veel generalisatie in wat goede kunst gevonden wordt, en dat voelt als een vorm van armoede. Als de kwaliteit goed is, waarom mag kunst dan niet goed in de markt liggen?
Kunst is overal. Architectuur is kunst, muziek is kunst, film is kunst. Er zijn zo veel media die invloed op ons hebben, en die zijn vaak buiten de muren van musea en galeries te vinden. Cowboy Henk, dat is voor mij ook kunst, maar dat hoeft helemaal niet in een museum te hangen. Het is kunst die werkt in een tijdschrift.
Je hebt platenhoezen ontworpen, onder meer voor dEUS en Amenra. Maar wat als je werk gebruikt wordt voor merchandise? Vind je dat uitverkoop houden?
Borremans: Ik maak dat nu mee in Voorlinden. In de museumshop kun je skateboards kopen met mijn werk op. Cool, toch? Ik hoop alleen dat de kids die dingen ook echt gebruiken, en dat ze niet worden gekocht om aan de muur te hangen. Ik wil streetcredibility hebben bij de skaters. (lacht)
Sinds Girl with Duck in 2015 bij Sotheby’s werd geveild voor 2,7 miljoen euro ben je Belgiës duurste, levende kunstenaar. Zorgt dat voor extra druk?
Borremans: Welnee. Dat ik nu de duurste ben, is louter toevallig. Als de rijke verzamelaar die het werk heeft gekocht die dag liever was gaan golfen, dan was Luc Tuymans nu nog altijd de duurste, levende Belgische kunstenaar. Het hangt allemaal af van de omstandigheden. Ik heb geen probleem met die prijzen. Hoewel dat geld natuurlijk niet naar mij gaat, is het fijn dat ik genoeg verdien om vrij te zijn in wat ik doe. Ik hoef me niet in te houden of te plooien voor anderen. Dat heb ik trouwens nooit gedaan. Succes biedt me vrijheid. Ik vind het zelfs goed dat mijn werk duur is, het betekent erkenning van de waarde van wat ik doe. Plus: het legt de lat hoger voor mezelf. Als iemand zo veel betaalt voor mijn werk, wil ik geen brol leveren. Dat is een kwestie van eergevoel. Het is win-win voor iedereen. Ik ben niet toevallig de zoon van zelfstandigen. (grijnst)
Vind je het belangrijk wie je werk koopt?
Borremans: Toch wel. Alleen heb je daar weinig controle over, al is het wel de taak van de galerie om ervoor te zorgen dat het werk goed wordt gepositioneerd. Als het werk doorverkocht wordt, proberen ze het in een betere collectie te plaatsen dan waar het oorspronkelijk zat.
‘Als een foute politicus zoals Trump een werk zou willen kopen, zou ik dat eerst willen bespreken met de galerie.’
Wat als een dubieuze figuur je werk wil kopen?
Borremans: Mocht dat een foute politicus zijn – stel dat Donald Trump fan is – zou ik dat eerst willen bespreken met de galerie. Ik heb daar zelf geen ervaring mee, wel met louche zakenmannen die puur speculatieve kopers zijn. In dat geval is het belangrijk om te zorgen dat het werk uiteindelijk in een goede collectie komt. Gelukkig heb ik altijd met dezelfde galeristen gewerkt. Met Frank Demaegd van Zeno X in België, die er vorig jaar wel mee is gestopt. En met David Zwirner die nu wereldwijd exclusiviteit heeft voor mijn werk. Dat geeft hem de mogelijkheid om alles goed te monitoren. Ik ben altijd in goede handen geweest.
Slotvraag: wat brengt de toekomst na Voorlinden?
Borremans: Ik weet niet wat de toekomst brengt, dus daar kijk ik ten zeerste naar uit. (lacht) Er zijn thema’s die terugkeren in in mijn werk, maar ik vind het leuk om nieuwe dingen te proberen. Ik zou graag eens een reeks maken rond het vrouwelijk naakt. Dat heb ik nooit gedaan, hoewel het een oergenre is in de kunstgeschiedenis. Ik kan huid schilderen. Ik kan glimmende dingen schilderen. Maar kan ik vandaag een relevante kijk brengen op naakte lichamen? Dat weet ik niet, en dat wil ik graag ontdekken.
A Confrontation at the Zoo
Van 30.11 tot 23.03 in Museum Voorlinden, Wassenaar.
Michael Borremans
Geboren in 1963 inGeraardsbergen. Woonten werkt in Gent.
Zijn vader was apotheker en ballonvaarder. Zijn moeder runde een bloemenzaak en schilderde bloemen.
Opgeleid als graficus aan Sint-Lucas Gent.
Begint pas op zijn 33e met schilderen en breekt rond de milleniumwissel door.
Geeft tot 2000 les aan het Gentse Stedelijk Secundair Kunstinstituut.
Ontpopt zich met zijn verfijnde stijl en bevreemdende onderwerpen tot ‘een van ‘s werelds meest inspirerende levende kunstschilders’, aldus The Guardian.
Wordt de duurste, levende Belgische kunstenaar wanneer zijn schilderij Girl with Duck in 2015 bij Sotheby’s geveild wordt voor2,7 miljoen euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier