Kunst aan het IJ: 5 expotips in Amsterdam
Zin in een gevarieerde, hopelijk ook geestverruimende cultuurtrip? Dan moet u de komende weken niet zozeer in Londen of Parijs zijn, maar in Amsterdam. Vijf expo’s om ‘hartstikke top’ tegen te zeggen.
American Photography (07.02-09.06, Rijksmuseum)
Naar het Rijksmuseum ga je in eerste instantie om meesterwerken van Rembrandt, Vermeer, Hals en andere titanen uit de zeventiende eeuw te zien, maar ook de tijdelijke tentoonstellingen in de zijvleugel zijn vaak de moeite waard. Het meest bezochte museum van Nederland neemt je deze keer mee naar een ander continent, naar een andere eeuw en een ander soort droom. De expo American Photography duikt in de rijke geschiedenis van de Amerikaanse fotografie. Met meer dan tweehonderd werken krijg je een onmiskenbare indruk van de Verenigde Staten door de lens van een bont gezelschap topfotografen. Van beelddichter Robert Frank die met zijn The Americans het land of the free in grijstinten verbeeldde, tot de legendarische Diane Arbus die de bizarre schoonheid in de marges van de samenleving blootlegde. Ook undergroundchroniqueur Nan Goldin, Deep South-portrettiste Sally Mann en glamourboy Richard Avedon passeren de revue. Tegelijk word je getrakteerd op foto’s van onbekende of zelfs anonieme makers die laten zien hoe diep fotografie is doorgedrongen in het Amerikaanse dagelijkse leven – van reclame tot familiealbums. En alsof dat nog niet genoeg is, is er ook nog Painting the Town van Carrie Mae Weems, die haar eerste grote show in Nederland presenteert. Haar werk speelt met de grenzen van fotografie en schilderkunst. Het lijkt alsof je naar abstracte schilderijen kijkt, tot het bij nader inzicht toch foto’s uit haar geboortestad Portland blijken te zijn. Make America great again, maar dan met een fotocamera en op een veel flitsender manier dan Donald in gedachten heeft.
Nuri Bilge Ceylan: Inner Landscapes (Tot 01.06, Eye Filmmuseum)
Wie zijn prachtfilms Uzak (2002), Once Upon a Time in Anatolia (2011), Winter Sleep (2014) en About Dry Grasses (2023) heeft gezien, met hun indringende close-ups en weidse natuurtableaus, kon het al vermoeden: de Turkse meesterregisseur Nuri Bilge Ceylan begon zijn artistieke carrière als fotograaf. Voor het eerst brengt Eye Filmmuseum, dat straffe staaltje architectuur op de noordoever van het IJ, een overzichtstentoonstelling waarin zijn prijswinnende films worden gecombineerd met zijn minder bekende, maar even indrukwekkende landschapsfotografie.
Als cineast staat Ceylan – hij werd in 1959 geboren in Istanbul en groeide op op het Turkse platteland, in de provincie Çanakkale – bekend om zijn romaneske, literaire stijl die zowel de grootsheid van de natuur als de kwetsbaarheid van de mens blootlegt. Zijn protagonisten zijn geen klassieke, onberispelijke helden, maar individuen die worstelen met existentiële vragen, eenzaamheid en een vaak pijnlijk onvermogen tot verbinding.
Hoewel Ceylans werk universele thema’s zoals verlies, liefde en vervreemding onderzoekt, zijn zijn verhalen geworteld in de Turkse context. De recente geschiedenis van Turkije met zijn diepe tegenstellingen – stad versus platteland, traditie versus moderniteit, religie versus secularisme – vormt de achtergrond waartegen zijn personages kampen met zichzelf en hun omgeving. Maar dan zonder ooit – Erdogan kan gerust zijn – expliciet politiek uit te halen.
De tentoonstelling in Eye – dat eerder fraaie expo’s aan Andrej Tarkovski, David Lynch, Chantal Akerman en andere filmkunstenaars wijdde – laat je Ceylans filmische en fotografische universum naast elkaar ervaren. Zijn landschapsfoto’s onthullen een scherp oog voor detail en het metier om louter met licht en compositie een verhaal te vertellen, terwijl ze net als zijn films in melancholie en stilte baden. Daarnaast worden fragmenten uit zijn bekroonde langspelers op scherm getoond, evenals materiaal dat inzicht biedt in zijn creatieve proces.
Een expo die de status van Ceylan bevestigt als een van de grote filmauteurs van vandaag – hij won in 2014 in Cannes de Gouden Palm voor zijn intieme epos Winter Sleep – en een kans om je onder te dompelen in de chronisch humeurige wereld van de ‘Turkse Antonioni’.
Anselm Kiefer: Sag mir wo die Blumen sind (07.03-09.06, Stedelijk & Van Gogh)
Grootte doet er niet toe, hoor je mensen wel eens zeggen. Voornamelijk mannen dan. Maar daar is de Teutoonse kunstkrachtpatser Anselm Kiefer het niet mee eens. Veel van zijn werken zijn monumentaal, vaak ter grootte van museummuren en zelfs volledige zalen, alsof hij de geschiedenis wil omarmen en het gewicht van de wereld in zijn uit roest, lood, zand, glas en literaire citaten gebrande canvassen wil drukken. Desnoods met een vlammenwerper.
Voor het eerst in hun geschiedenis slaan het Van Gogh Museum en het Stedelijk Museum de handen ineen voor een – welja – groots tweeluik over Kiefers historisch bevlekte pletwalskunst. Het Stedelijk, dat indertijd diens sleutelwerk Innenraum (1981) aanschafte nog voor hij de deuren van zowat elk belangrijk museum voor hedendaagse kunst openbeukte, focust op zijn nauwe band met Nederland. Verwacht grootse installaties, werken die uit de muren lijken te komen en epische schilderijen die het onbenoembare proberen vast te leggen.
In het Van Gogh Museum wordt dan weer Kiefers persoonlijke link met Vincent Van Gogh uitgediept, met nieuwe werken die zijn evolutie als kunstenaar onthullen. Géén zonnebloemen of sterrenhemels, maar een indringende reflectie op oorlog, mythologie en de wortels van het Europese bewustzijn. Het tweeluik draagt de titel Sag mir wo die Blumen sind, ontleend aan het bekende anti-oorlogslied van Pete Seeger dat ook door Kiefers landgenote Marlene Dietrich de popcanon werd ingezongen. In het Duits dan wel.
Kiefer, die al een carrière lang door de ruïnes van het naoorlogse Duitsland dwaalt, heeft dan ook altijd een haat-liefdeverhouding gehad met zijn Heimat, die allesbehalve rooskleurig wordt gepresenteerd. Dat hij nu een duet aangaat met Van Gogh – de artiest die volgens de romantische mythe zelfmoord pleegde terwijl hij naar velden vol dansende zonnebloemen tuurde – is dan ook bijna ironisch. Kiefer – geboren in 1945, oftewel Stunde Null – keek in zijn jeugd immers letterlijk naar die zonnebloemen van Van Gogh en besloot dat hij zelfs die in het grotere, complexere kader van mythologie en geschiedenis moest proppen.
Als er dan toch een Duitse invasie moet komen, laat het dan een onder commando van Anselm Kiefer zijn, de überkunstenaar die zowel het verleden als de toekomst probeert te hersmeden. In XXL-formaat.
Van Rembrandt tot Vermeer: meesterwerken van The Leiden Collection (09.04-24.08, H’Art)
Wat Rembrandts Portret van een jonge vrouw, Vermeers Zittende vrouw aan het virginaal en Portret van Conradus Viëtor van Frans Hals met elkaar gemeen hebben, behalve dat het sensuele meesterwerken zijn uit de Hollandse Gouden Eeuw? Ze schitteren straks samen op deze tentoonstelling in het kader van het 750-jarige bestaan van de stad Amsterdam. Locatie? Het H’Art Museum – het voormalige Hermitage – dat zichzelf in een nieuw jasje heeft gestoken. In totaal 75 schilderijen bieden een intieme blik op de wereld van de zeventiende eeuw. Met maar liefst zeventien Rembrandts vormt The Leiden Collection een indrukwekkend eerbetoon aan de Leidense grootmeester van het licht. Voeg daarbij de verstilde verfijning van Johannes Vermeer, de levenslustige bravoure van Frans Hals, de gestileerde interieurs van Pieter de Hooch en de humoristische moraalstukken van Jan Steen, en je krijgt een breed panorama van Hollandse schilderkunst op haar best.
De collectie, eigendom van de Frans-Amerikaanse miljardair Thomas Kaplan en zijn vrouw Daphne, was eerder te zien in wereldsteden als Parijs, New York en Sint-Petersburg. Nu landt hun unieke verzameling – een van ’s werelds grootste en beste privécollecties van zeventiende-eeuwse kunst – in Amsterdam. Ze werd opgebouwd met fortuinen uit de mijnbouw, maar niemand die naar een sublieme Vermeer kijkt en denkt aan uitgebuite arbeiders in Boliviaanse zilvermijnen. Toch? Een unieke kans om topstukken uit de zeventiende eeuw van dichtbij te beleven zonder de hordes halfdronken toeristen die elkaar verdringen bij De nachtwacht in het Rijksmuseum, even verderop.
Saul Leiter: An Unfinished World (24.01-23.04, Foam)
‘Foto’s worden vaak gezien als belangrijke momenten,’ zei Saul Leiter (1923-2013) ooit, ‘maar eigenlijk zijn het fragmenten en souvenirs van een onafgemaakte wereld.’ Dat adagium is het perfecte startpunt voor de (her)ontdekking van de man die kleurfotografie de elegantie van een abstract schilderij gaf. Waar anderen foto’s maakten om een specifieke gebeurtenis te kieken, schiep Leiter in de jaren vijftig en zestig al beelden die meer aanvoelden als sensaties dan registraties. Zijn werk is een visuele wervelstorm van schaduwen, reflecties en subtiele kleuren, met een dromerige kwaliteit die de grenzen van het moment vervaagt. Leiter begon in zijn jonge jaren als schilder, ergens in het nevelveld tussen Monet en Rothko, maar het was pas toen hij als autodidact de camera oppakte dat zijn talent in volle glorie zichtbaar werd.
Terwijl de meeste fotografen zich vastklampten aan zwart-witbeelden van de stedelijke jungle van New York, gebruikte Leiter – die aanvankelijk rabbijn wilde worden – de stad als canvas voor een caleidoscopisch spel van kleur en licht. Hij legde niet alleen de iconen van de stad vast, maar gaf ze een aura van iets onbenoembaars – als een tango van het vage en vluchtige. Zijn straatfotografie was altijd persoonlijker, meer experiment dan verslag. Of hij nu door regenachtige parken of ondergesneeuwde straten slenterde of een spiegeling in een winkelruit ving, hij maakte van alledaagse beelden een poëtisch tafereel. En dat terwijl hij zijn werk als een kunst beschouwde die nooit echt klaar was: een fragment, een souvenir van iets wat constant in beweging was.
Hoewel zijn foto’s pas écht in de canon kwamen na de publicatie van zijn boek Early Color (2006) – hij was toen al tachtig – is Leiters invloed groot: hij schoot reportages voor Harper’s Bazaar, Vogue en Esquire, stelde overal ter wereld tentoon, inspireerde collega’s als Martin Parr en Joel Meyerowitz, terwijl ook filmmakers als Todd Haynes, Jim Jarmusch en Wes Anderson uit de visuele rijkdom van zijn werk putten. Bij zijn dood in 2013 liet Leiter ongeveer 15.000 zwart-witafdrukken, minstens 40.000 kleurendia’s, een vergelijkbaar aantal zwart-witnegatieven en meer dan 4000 schilderijen na. Het Amsterdamse fotomuseum, gelegen aan de statige Keizersgracht, toont nu 200 van zijn foto’s – kleur én zwart-wit – en abstracte schilderijen in een retrospectief dat je de kans geeft om Leiters warrelende wereld te betreden – een plek waar kleur de hoofdrol speelt, maar waar elke schaduw spreekt in de coulissen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier