Jef Verheyen, de kunstenaar die als geen ander slecht weer kon doen stralen
Is er iets Vlaamser dan dat? Ontdek het oeuvre van Verheyen nu tijdens de expo ‘Venster op het Oneindige’ in KMSKA.
Een van de topstukken in het Antwerpse Koninklijk Museum voor Schone Kunsten is de Madonna omringd door serafijnen en cherubijnen van Jean Fouquet, een paneel dat na bijna zes eeuwen nog niets aan ijzige, indrukwekkende kleurenpracht heeft ingeboet. Op de achtergrond zie je haast monochrome engelen in rood of in blauw, wat de uiterst precies gepenseelde madonna die op de voorgrond haar borst aan het kindje Jezus aanbiedt haast uit het tafereel doet springen.
Momenteel wordt dat meesterwerk geflankeerd door Lux est lex van Jef Verheyen: twee schuin doorgesneden vierkanten. De twee werken konden niet meer van elkaar verschillen, maar ze delen dezelfde tonen blauw en rood en vormen zo elkaars weerklank. Die ontmoeting is altijd een ‘stoute droom’ geweest van Verheyen, zegt Annelien De Troij, die samen met Adriaan Gonnissen de tentoonstelling Jef Verheyen. Venster op het oneindige samenstelde.
Opgegroeid in Nijlen– vader is huisschilder, moeder verkoopster in een verfwinkel – volgt de jonge Jef een opleiding aan de academie van Antwerpen. Aanvankelijk bekwaamt hij zich in de keramiek, maar gaandeweg raakt hij ook in de ban van de kunstdiscussies van zijn tijd. Het zijn de late jaren vijftig, de avant-garde is druk doende om alle overbodige luxe uit de kunst te schrappen. De herkenbare voorstelling heeft afgedaan, het abstract expressionisme viert ‘het gebaar’ en het platte beeldvlak. Verheyen voelt zich verwant aan de Zerobeweging, die de woeste druipschilderijen van Jackson Pollock nog te sentimenteel vindt en de kunst wil strippen van elke emotie en individuele expressie. Monochromie is le dernier cri, en Verheyen maakt abstracte schilderijen in één kleur. Zoals dat toen ging, schrijft hij een manifest in orakeltaal, Essentialisme = 0+1: ‘Om het concrete te beleven gaat de mens uit van een realiteit die hij tot het oorspronkelijke ontbindt om dit als laatste reëel contact te ontdoen van het vormelijke.’ Verheyen draait de schroef nog wat harder aan en beperkt zijn kleurenpalet tot zwart.
De expo toont hoe Verheyens internationale kunstmakkers uit het opbod aan puurheid de ultieme conclusie trekken: het is over en uit met de schilderkunst. Günther Uecker laat verf en doek achterwege en slaat spijkers in een kader. Lucio Fontana doorboort lege doeken met een mes. Verheyen en Fontana creëren samen Rêve de Möbius: Verheyen schildert de blauwe ondergrond, Fontana reist 1200 kilometer vanuit Italië en slaat er enkele gaten in. ’Urenlang heeft hij daarop geoefend’, zegt Verheyen in een interview.
Verheyens ‘slechtweerschilderijen’, waarin hij alleen een tint overhoudt, passen voor hem in een Vlaamse ‘school’ die teruggaat tot Van Eyck en Memling.
Maar de schilderkunst opgeven zal Verheyen nooit doen. Al heeft het niet veel gescheeld. In 1967 zet hij met Uecker lege lijsten in een weide en doopt die ingreep Vlaamse landschappen. De bedoeling is dat je via de lijst naar de hemel kijkt en zo het licht in de leegte ziet. Het zal voortaan Jef Verheyens programma zijn: licht schilderen. Dat idee komt niet zomaar uit de hemel gevallen: al langer streeft hij ernaar om kleuren los te maken uit hun binding aan de materie. Zo hangt op de tentoonstelling een van zijn monochrome werken (Zwarte ruimte) naast een somber plattelandszicht van Permeke. In wezen zijn het dezelfde landschappen, alleen ontbreekt bij Verheyen elke figuratieve suggestie – hij houdt alleen de tint van de avondschemering over. Verheyen heeft overigens veel van die ‘slechtweerschilderijen’ gemaakt, met titels als Zwarte zomer, Regendag, Zwarte Schelde, La lumière devient flamande, Bevel – Vlaams landschap (niet het commando, maar de deelgemeente van Nijvel). Dat oog voor licht en ruimtelijkheid past voor Verheyen in een Vlaamse ‘school’ die teruggaat tot Van Eyck en Memling.
Halfweg de jaren zestig wordt zijn werk kleuriger. (Begrijpelijk: met slechts één pot zwarte verf ben je op de duur wel uitgepraat.) Verheyen zoekt nieuw licht en vindt dat in Italië, Spanje, Brazilië, Zuid-Frankrijk. Het zijn die werken, met hun subtiele kleurvelden en zachte, mistige regenboogspectra, waarvoor Verheyen vooral bekendstaat. Mettertijd duiken daarin contouren op van geometrische vormen (een driehoek, een prisma, eenruit…), een uitdrukking van Verheyens fascinatie voor wiskundemystiek en Plato’s speculaties over oervormen.
Maar hoe etherisch het ook wordt, Verheyen is altijd blijven vasthouden aan het ambachtelijke. Zijn degradés zijn allemaal met borstel of penseel geschilderd – nooit heeft hij naar het spuitpistool gegrepen. Hoewel de theorema’s van die tijd almaar ijlere hoogten opzoeken, richting conceptualisme, houdt hij stevig vast aan de schilderkunstige traditie. Verheyens subtiele, haast tedere kleurovergangen dwingen tot op vandaag bewondering af voor zijn handwerk en vakmanschap. In die zin is hij gebleven wie hij was: Jef van de schilder van Nijlen.
Jef Verheyen. Venster op het oneindige
Tot 18.08, KMSKA, Antwerpen, kmska.be
Jef Verheyen
Geboren op 6 juli 1932 in Itegem, opgegroeid in Nijvel.
Studeert
aan de Academie
in Antwerpen
Opent in 1955
een keramiekwinkel in Antwerpen.
Begint een jaar later zwart-monochroom te schilderen
Neemt in de jaren zestig deel aan tentoonstellingen van de Zero-beweging.
Verhuist in 1974
naar Zuid-Frankrijk.
Sterft op
2 maart 1984
aan een hartaanval tijdens een judotraining.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier