Jef Geys, de kunstenaar die het KMSKA wilde opblazen
Of daar in elk geval het plan voor uittekende. Wiels eert Jef Geys, een grote meneer van Balen tot Brazilië.
In 1971 nodigde het KMSKA, het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten, de Kempense kunstenaar Jef Geys uit voor een solotentoonstelling. Zijn inzending werd een gedetailleerd plan om het museum te dynamiteren. Het was Jef Geys (1934-2018) ten voeten uit: een consequente dwarsligger, allergisch voor elke kakkineuze en verheven omgang met kunst. En – gelukkig voor het museum – een conceptueel kunstenaar: het idee was belangrijker dan de uitvoering.
Het adjectief ‘Kempens’ is van belang. Geys opereerde vanuit zijn vaste honk Balen, waar hij leraar was in de rijksmiddelbare school. Ook al schitterde zijn werk op grote evenementen in Venetië of Kassel, hij ging nooit naar de vernissages. Catalogi bij zijn tentoonstellingen waren geen chique uitgaven op glanzend papier, maar (gratis) edities van zijn Kempens Informatieblad, dat eruitzag als een huis-aan-huisreclamekrant.
Een tentoonstelling met 844 werken van Geys is nu te zien in Wiels. Een prima plek, want hij had er een band mee. ‘Jef Geys heeft hier vier keer geëxposeerd en was onze raadgever, onder meer over het opzetten van de educatieve dienst’, aldus Wiels-directeur Dirk Snauwaert. ‘Ik had daarover geregeld contact met hem.’ Door die band is er een vertrouwensrelatie met de familie Geys en kreeg het museum toegang tot het persoonlijke archief van de kunstenaar. Charlotte Friling, medecurator: ‘We hebben 450 archiefdozen doorploegd en zeven ringmappen gevonden met foto’s en teksten waarin Geys heel precies aangeeft hoe zijn werk in elkaar past.’ ‘Hij wilde niet dat academici na hem gingen bepalen hoe je over zijn werk moest denken’, legt Snauwaert uit. ‘Dat zou hij zelf wel uitmaken.’
Jef Geys heeft het museum al laten ontploffen! Wat een museum in zijn tijd was en wat het nu is, dat zijn twee totaal verschillende dingen.’ Dirk Snauwaert (directeur Wiels)
Biotoop
Het dorp noemde Geys zijn terroir, zijn biotoop. ‘Balen was het affectieve en intellectuele milieu waar hij zich thuisvoelde’, aldus Friling. ‘Namen van vrienden en kennissen figureerden in zijn werk als titels en inspiratiebronnen. Zo maakte hij een fotostrip over een vriendengroep die hij kende uit cafés uit de streek, en daar bouwde hij een expo rond voor een galerie in Mol.’
Ook voor de klas staan bracht hem op ideeën.!Vrouwenvragen? (sic), een meterslange rol met 157 vragen over de positie van de vrouw (‘Nr. 1: emancipatie, wat is dat?’), begon als discussiemateriaal voor de les plastische opvoeding (!). Later maakte hij er versies in andere talen en op andere papiersoorten van die wereldwijd in exposities en galeries terechtkwamen.
Geys nam zijn leerlingen serieus: in 1984 organiseerde hij in de Balense school een expo met werk uit het huidige S.M.A.K. in Gent. Drie weken lang waren de klaslokalen opgesmukt met werk van Francis Bacon, Paul Delvaux, Karel Appel, Andy Warhol, David Hockney, Gerhard Richter en andere bekende namen. Er kwam volk op af. Leerlingen gidsten de bezoekers, de gratis catalogus werd betaald met annonces van de lokale middenstand: traiteur Saelen, pvba ’t Crosserke, Fruitboer Den Dox en andere bekende namen.
De lessen plastische opvoeding van Jef Geys gingen dus niet per se over leren tekenen. Waarom zou dat trouwens nodig zijn om te vatten wat kunst vermag? Precies daarover gaat Geys’ ABC École de Paris, ‘een van zijn iconische werken’, aldus Snauwaert. In oorsprong was die reeks een cursus-op-afstand om te leren tekenen. Geys kopieerde de oefeningen, meer dan tweehonderd, op groot formaat en op inpakpapier. In de teksten die Charlotte Friling bovenspitte, schrijft hij daarover: ‘In de academie hebben we niets anders geleerd dan kopieën, pastisches en persiflages maken. En daarmee moeten we het dan doen om origineel kunstenaar te worden.’ Je zou kunnen zeggen: zo leer je het, om het daarna te overstijgen. ‘Welnee, in de hedendaags kunst is dat de verkeerde aanpak’, countert Snauwaert. ‘De academische weg is net níét de manier als je een taboedoorbreker of grensverlegger wil worden.’
Expo 58
Op een onnavolgbare manier verweefde Geys de dorpse blik met kosmopolitische uitzichten. Horresco referens, een biografische verklaring daarvoor is heel on-Geys, maar te mooi om te laten liggen. ‘Jef Geys is, zoals velen van zijn generatie, gestempeld door de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958, legt Snauwaert uit. ‘Dat geldt voor velen, voor Belgische kunstenaars zoals Marcel Broodthaers, Jacques Charlier, Lili Dujourie, maar ook voor mijn ouders bijvoorbeeld. Zij kwamen uit een provinciegat, namen de boerentram naar Brussel en stonden daar plots in het atoomtijdperk. Geys, die er als student klusjes deed, had een pasje waarmee hij vrij binnen en buiten mocht. Als 24-jarige trek je dan je ogen open.’
Toch vergat hij nooit waar hij vandaan kwam. Zijn keuze voor de gewone mensen was de dragende grond van alles wat hij deed. Bij de legendarische staking in de Balense zinkfabriek van Vieille Montagne in 1971 schilderde hij de plakkaten en spandoeken van de arbeiders. ‘Mijn belangrijkste werk’, zei hij daar later over. Een boutade of meende hij dat? Het kan allebei. Vermeldenswaard is dat ook twee collega-leraars van de Balense school zich achter de stakers schaarden: de latere socialistische politicus Jef Sleeckx en schrijver Walter van den Broeck, die uit de staking het toneelstuk Groenten uit Balen puurde.
Dat scherpe sociale engagement toonde Geys opnieuw in 1986, in de legendarische stadsexpo Chambre d’Amis in Gent. Het Gentse Museum voor Hedendaagse Kunst, de voorloper van het S.M.A.K, wilde uit zijn muren breken en kunst tentoonstellen in privéwoningen. Hoewel het, in de woorden van directeur Jan Hoet, vooral ‘gevormde mensen’ waren die hun huis ter beschikking stelden, lukte het Geys om zes woonsten van steuntrekkers te vinden. Friling: ‘Hij heeft in hun huizen deuren gezet met leuzen van de Franse revolutie. Als je die opende, gaven ze uit op een blinde muur. Ze leidden dus naar nergens, net zoals de hooggestemde idealen.’
Favela
Het kunstwerk/het echte leven, het centrum/de periferie, het artistieke/het politieke: al die karakteristieken komen op een mooie manier samen in Geys’ inzending voor de Biennale van São Paulo in 1991. Als onderdeel daarvan liet hij de Villa Wintermans, een moderne bungalow uit de Stille Kempen, in hout en op kleinere schaal nabouwen in de Braziliaanse miljoenenmetropool. In een favela, welteverstaan, en bestemd voor een schooltje. Het Kempens Informatieblad meldde: ‘De Vlaamse vertegenwoordiging bezocht dit model met een bus en kwam zo in aanraking met de favela’s in São Paulo. Plotseling leek de tentoonstelling in het gebouw van de biënnale weggekanteld naar een ander centrum, namelijk de uitdijende stadsrand.’ Droogjes eindigt het bericht met: ‘Geys zelf was afwezig, zoals steeds op zulke momenten.’
Mocht Geys weet hebben van dit eerbetoon in Wiels, zou hij dan het museum dynamiteren? ‘Maar hij heeft het al laten ontploffen!’ repliceert Snauwaert. ‘Wat een museum in zijn tijd was en wat het nu is, dat zijn twee totaal verschillende dingen. De bestofte, ouwelijke, puur stilistische kunstbenadering van indertijd is volledig achterhaald. Dat is niet alleen de verdienste van Jef Geys, maar in België was hij een van de meest consequente en radicale kunstenaars die daartoe hebben bijgedragen.’
Je ziet niet wat je denkt te zien
02.02-19.05, Centrum voor hedendaagse kunst Wiels, Vorst, wiels.org
Jef Geys
Geboren op 29 mei 1934 in Leopoldsburg.
Militair in de luchtmacht van 1951 tot 1956.
Studeert aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen en aansluitend aan de normaalschool in Hasselt.
Geeft van 1963 tot 1989 les aan de Rijksmiddelbareschool in Balen.
Daarna voltijds kunstenaar, tot aan zijn dood, in 2018 in Genk.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier