Dit is geen foto van een blauwe Cadillac

Blue Caddy, Don Eddy, 1971
Dave Mestdach
Dave Mestdach Chef film van Knack Focus

Maar een sleutelwerk van het hyperrealisme. De expo Op scherp viert de glanzende schoonheid en het virtuoze vakmanschap van de stroming.

In Don Eddy’s schilderij Blue ­Caddy (1970) staat een blauwe Cadillac – pronkstuk van Amerikaans ­vernuft – centraal. Haar wulpse ­carrosserie schittert in zacht licht dat elk ­detail accentueert – van de ­chromen ­bumpers tot de reflectie van de wolken in het raam. Maar schijn bedriegt, ook schone en volstrekt realistisch ogende, want onder het glanzende oppervlak schuilt een ­subtiele chaos. De schaduwen ­spelen een eigenzinnig spel, de reflecties vervormen het perspectief, en waar is in vredesnaam het linkervoorwiel naartoe? Op het eerste gezicht oogt het schilderij zo precies dat het een foto lijkt, maar klakkeloos de realiteit reflecteren doet het bij nader inzicht duidelijk niet.

Blue Caddy – in feite gebaseerd op een samenstelling van tientallen ­foto’s – is niet alleen een ­emblematisch werk van het hyper­realisme of foto­realisme. Het is ook het themabeeld van de ­tentoonstelling Op scherp die het ­Centraal Museum van Utrecht ­momenteel aan deze ­artistieke ­stroming wijdt. Die ontstond in de ­jaren zestig en zeventig en was een reactie op de abstracte en ­minimalistische tendensen van die tijd. Kwestie van mensen eraan te ­herinneren dat moderne kunst niet noodzakelijk een hoopje zand is dat in een hoek werd bijeengeveegd, of ­klodders verf die in een manische bui tegen het canvas werden gekwakt. Bij voorkeur met een ­ingewikkelde titel erbij. Kunst is ook ambacht en vakmanschap, de vaardigheid om de post­moderne, op consumptie ­gerichte werkelijkheid te vangen – met zijn ­glimmende auto’s, spiegelende ­vitrines, kleurrijke diners en smetteloos schone straten.

Secret Spaces, Joan Semmel, 1978 © Tate / Tate Images


Terwijl Andy Warhol aan de ­lopende band soepblikken uit zijn ­Factory liet rollen en Roy Lichtenstein per strekkende meter stripplaatjes uitvergrootte, verlangde het hyper­realisme naar een nauwgezette, zo neutraal mogelijke weergave van de werkelijkheid. De kunstenaars in kwestie baseerden zich daarvoor op foto’s, vaak meerdere tegelijk. Of op beelden die ze uit kranten en tijdschriften knipten. Elk detail werd met uiterste precisie vastgelegd om een ­bijna fotografische gelijkenis te ­creëren, en vaak ook opgeblazen tot monumentale proporties, met alle bevreemdende effecten van dien. Het was net als de popart van Warhol en co. veeleer een viering van het alledaagse en het seriële dan een stekelige satire erop, maar tegelijkertijd ook een herinnering dat niets is wat het lijkt.

Moderne kunst is niet noodzakelijk een hoopje zand dat in een hoek werd bijeengeveegd. Bij voorkeur met een ingewikkelde titel erbij.


De expo in het Centraal ­Museum – gebaseerd op de uitgebreide, ­eigen collectie Amerikaans foto­realisme – biedt meerdere hyper­realistische ­juweeltjes. Er zijn larger-than-­life schilderijen van Chuck Close, ­Malcolm Morley, John Kacere en Gerhard Richter. Er ligt een dakloze vrouw op de vloer, of is het een uit polyester en glasvezel ­gefabriceerde sculptuur van Duane Hanson ­genaamd Derelict ­Woman (1973)? En ook Richard Estes, die zoals zoveel hyperrealisten van het eerste uur kickt op spiegeleffecten, tekent ­present met werken die de toe­schouwer doen twijfelen wat echt is en wat niet. Denk aan het meesterlijke Qualicraft Shoes (1974), een etalage van een schoenenwinkel die onder Estes’ oog transformeert tot een surrealis­tische droom, waar schoenen lijken te zweven en grenzen tussen binnen en buiten, echt en illusie vervagen.

Torso (Marsha), John Kacere, 1972


Daarnaast tracht de expo aan de traditioneel wit kleurende en mannelijk getinte blik van het hyperrealisme te ontsnappen. Naast de usual ­suspects is er ook werk van vrouwelijke, heden­daagse en zwarte kunstenaars, waardoor ruimte wordt gemaakt voor een breder perspectief op een genre dat soms verguisd werd wegens ‘leeg en oppervlakkig’. Joan Semmel toont haar meer dan levensgrote naakt­portret Secret Spaces (1976), gebaseerd op een foto die ze van zichzelf nam en een commentaar op de seksualisering van vrouwen. Er is een marktraam ­gemaakt door het Bengalese kunstcollectief Britto Arts Trust, de rekken gevuld met tal van westerse (nep)producten. Er is Backwards Growing Tree (2023), een video­werk van landgenoot David Claer­bout waarin je een boom achteruit ziet ­groeien, als een spel met tijd en ruimte. Er is een schilderij van Kehinde Wiley, die furore maakte met zijn ­presidentiële portret van Barack Obama en zwarte mensen schildert in de stijl van de ­oude meesters, als kritiek op het gebrek aan representatie van hen in de westerse kunstgeschiedenis. Kortom: genoeg redenen om de komende weken naar Utrecht te trekken, al dan niet in een glimmende, blauwe Cadillac.

Op scherp Tot 09.06, Centraal Museum, Utrecht. Alle info: centraalmuseum.nl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content