Bieke Depoorter, tussen hemelstaarders en hamsteraars: ‘Eens een onderwerp me te pakken heeft, word ik snel obsessief’
Magnum-fotografe Bieke Depoorter richtte haar lens naar de sterren en ging op zoek naar de verloren tijd. Het resultaat is Blinked Myself Awake, een fotoboek waarin de woorden belangrijker zijn dan de beelden.
Het miezert in de Muide. Kleine spikkels water zweven door de schemer – door het winteruur is het plots vroeger donker, maar de Gentse buitenwijk blijft een gezellige plek om in te struinen. Het oude havengebied is volledig gegentrificeerd. Loodsen zijn omgetoverd tot kantoren voor start-ups, de arbeiderswoningen zijn verbouwd tot hippe gezinswoningen, de aken tot woonboten, en de kaaien zijn kleine stadsparken geworden. Hier is Gent liefde en licht: de afbladderende verkiezingsaffiches wijzen richting groen, op de ramen staan versregels geschreven, een pancarte kondigt de wekelijkse biomarkt aan en op de stoep moet je tussen laadkabels en bakfietsen laveren.
Stiekem ben ik jaloers op Bieke Depoorter. Deze autoluwe buurt is een verademing na het historische centrum waar hordes toeristen en bierfietsen elkaar verdringen voor wafelkramen en chocoladewinkels. De gelauwerde Magnum-fotograaf woont in een brutalistisch gebouw en wanneer ze me in haar portiek opwacht – de bel doet het niet – straalt het geluk me tegemoet. Al die speelpleintjes in de buurt zullen van pas komen: Bieke is hoogzwanger, haar hand rust zorgzaam op haar bolle buik. Ze gidst me binnen, schenkt water uit en biedt me bessen en aardbeien aan. Ik vergaap me aan de metershoge raampartij, de betonnen muren en de mezzanine. Halfweg december, dan geschiedt het wonder, vertelt ze goedlachs terwijl ze naar de kribbe en de luiertafel wijst. ‘De nesteldrang is er nog niet, maar nu vrienden me al hun oude babyspullen cadeau doen, begint het toch te kriebelen. Echt kindvriendelijk is dit huis niet: die open trap met messcherpe metalen treden … Maar het komt allemaal goed, ik ben er klaar voor.’
‘Ik heb de bizarre gewoonte om belangrijke gesprekken op te nemen met mijn telefoon.’
Het was in haar vorige huis in Sint-Amandsberg dat in 2020 de kiem voor Blinked Myself Awake ontsproot, haar nieuwe kunstboek waarin ze foto’s van astronomen combineert met intieme tekstfragmenten. Alles begon met een wandeling: ‘We zaten in volle coronatijd, al mijn internationale reisplannen waren geschrapt en ik ging vaak in de buurt wandelen. Ik hou ervan om traag langs de gevels te slenteren, altijd is er wel een kier in de gordijnen die je een snelle inkijk geeft in mensenlevens. De straten waren verlaten die avond, op één man na, Henk, een amateurastronoom die gefascineerd is door de maan. Zijn beluikhuisje hing vol foto’s van het hemellichaam, vaak wazig en afgebleekt door de zon, maar dat deerde hem niet. Hij deed me beseffen dat ik zelden omhoog kijk. Daar is het zaadje geplant voor het project. Eigenlijk was ik niet van plan om beelden te gebruiken, oorspronkelijk wilde ik dat het boek enkel uit woorden bestond, maar toen ik me in astronomie begon te verdiepen, merkte ik een parallel op: wie naar het heelal kijkt, kijkt naar het verleden. Het licht van die sterren doet er jaren over om de aarde te bereiken. Het kan best zijn dat een ster in je telescoop al lang uitgedoofd is. Hoe meer ik mensen observeerde die naar de verre sterren keken, hoe meer ik mijn blik naar binnen richtte. Misschien had mijn terughoudendheid om naar de sterren te kijken iets te maken met het verleden.’
Enigszins argeloos was ik beginnen te lezen in Blinked Myself Awake. Naïef dacht ik dat de korte teksten louter onderschriften waren bij de zwart-witfoto’s van sterrenwachten en telescopen en hemelstaarders – mensen die veelal op ijzige bergtoppen, ver weg van de lichtvervuiling, vol bewondering naar het koude universum kijken. Maar Bieke vertelt een ander, akeliger verhaal. Over half verdrongen herinneringen aan een jeugdtrauma. Over het wantrouwen in haar eigen geheugen, die duistere plekken die ze amper kon belichten. Het duurde soms jaren voor ze de beelden kon scherpstellen, alsof het koppige polaroids waren. Haar subtiele teksten hebben een korte sluitertijd. Even knipperen, even een pijnlijke flits en daarna de beklemming rond je lezershart.
Ze aarzelt om erover te praten. ‘Dit is geen verhaal van een slachtoffer. Of beter: het is zoveel meer dan dat. Voor mij is dit niet nieuw, ik sleep die schaduw al mijn hele leven mee, maar ik kreeg dat zwart nooit goed te pakken, ondanks de vele uren bij de therapeut. Of misschien net dankzij die sessies. Misschien was mijn geest er klaar voor. Ik heb veel behoefte aan houvast, aan het archiveren van mijn leven. Je zult het ook wel gelezen hebben, maar ik heb bijvoorbeeld de bizarre gewoonte om belangrijke gesprekken in mijn leven op te nemen met mijn telefoon. Ik beluister die bestanden nooit opnieuw, maar door te weten dat die woorden worden opgeslagen, luister ik net aandachtiger naar mijn gesprekspartner. Zo ben ik meer in het moment. Anders gaat mijn brein dwalen. Met Blinked Myself Awake wilde ik hetzelfde doen: het vluchtige vangen, de puzzelstukjes bewaren.’
‘Of ik trots ben op wat ik verwezenlijkt heb? Dat vind ik een moeilijk woord, het klinkt zo narcistisch. Tevreden is misschien beter.’
Beschroomd kijk ik naar mijn eigen telefoon. De app die onze geluidsgolven in ritmische balkjes vat. Neem je mij nu ook op, vraag ik half lacherig, misschien ook om de zwaarte uit de lucht te prikken. Minzaam verzekert ze me dat ik veilig ben, ze is ermee gestopt. ‘Dan nog, ze blijven ongehoord. Slechts één keer heb ik een gesprek herbeluisterd. Mijn lief en ik hadden een discussie over onze eerste kus: wie had nu wie verleid? Dus biechtte ik mijn opnames op, maar toen ik het bestand afspeelde, bleek dat geen uitsluitsel te geven. Je hoort ons praten, je hoort het knetterende kampvuur, maar de vonk van de liefde blijft verborgen. Documenteren levert niet altijd bewijs op. In die zin blijf ik ook zeer wantrouwig tegenover de fotografie: een beeld kan veelzeggend zijn, maar het bevat niet noodzakelijk de waarheid. Dat komt ook terug in de vormgeving van Blinked Myself Awake: niet de foto’s maar de teksten staan op hoogwaardig papier afgedrukt. Ik wil de ogen naar de woorden trekken, en om eerlijk te zijn: de foto’s zijn niet bijster spectaculair, ik behandel ze eerder als onderzoeksmateriaal. Beelden van machinerie, van donkere woestijnen, van mensen die in een lensje kijken. Ik vind de herhaling van mensen die naar de hemel kijken, allemaal samen naar iets zo ver weg, wel een interessant gegeven. En de meeste mensen vinden daar ook “comfort” in.’
Het is nog een constante tijdens ons gesprek: haar bescheidenheid. Je zult Depoorter niet betrappen op een ego, en elke lofuiting wuift ze weg. ‘Of ik trots ben op wat ik verwezenlijkt heb? Dat vind ik een moeilijk woord, het klinkt zo narcistisch. Tevreden is misschien beter. Ja, ik ben lid van Magnum en ja, dat is een eervolle prestatie. De selectieprocedure duurt vier jaar en op dit moment zijn er maar een vijftigtal full members die actief meewerken in de coöperatieve. Maar er zijn ook veel steengoede fotografen die géén lid zijn van Magnum. Ik zie Magnum als een familie, met veel verschillende stemmen en meningen. Soms klettert het, soms helpen we elkaar waar mogelijk.’
Nu ik het bandje opnieuw beluister, hoor ik het weer: nagels op glas. Halverwege de avond moet Bieke Depoorter van tafel om de kat binnen te laten. ‘Calvaire heet ze, naar de film van Fabrice Du Welz. We hebben nochtans een ingenieus kattenluik gemaakt, maar mevrouw wil het niet gebruiken. Ze heeft last van reuma, of toch wanneer het haar uitkomt.’ Met veel misbaar komt het pluizige dier binnen, miauwend en kopjes gevend. Van reuma valt inderdaad weinig te merken: een tel later zit ze op een metershoge boekenkast. ‘Dat soort circusacts reserveert ze voor bezoek. Meestal ligt ze gewoon te suffen in de sofa.’
Terug aan tafel klapt ze haar MacBook open. ‘Heb ik je al verteld over Michael? Na de bevalling wil ik mijn volgende project afronden. Over Michael, een man die ik in 2015 in Portland heb ontmoet. Michael vertelde dat hij bipolair is – of was – en zijn huis hing vol met foto’s, krantenknipsels en prentkaarten waarin hij zijn leven documenteerde. Een zorgvuldig gecureerde muur: hele stambomen die hij verbond met cryptische krabbels. Michael gaf me bij elk bezoek een koffer vol onderzoeksmateriaal mee, essays en knipselmappen. Later heeft hij me nog een koffer opgestuurd. Een waanzinnig levensarchief is het. Maar Michael is al een poosje vermist, niemand kan me vertellen waar hij woont of wat er van hem geworden is. Dus besloot ik zijn verdwijning en leven te reconstrueren. Ik wilde begrijpen, zonder oordeel, hoe hij naar het leven keek en waarom hij de persoon is geworden die ik ontmoette.’
‘Eens een onderwerp me te pakken heeft, word ik al snel obsessief.’
‘Daar ga ik nogal ver in. Zodra een onderwerp me te pakken heeft, word ik al snel obsessief. Plots keek ik naar mijn muren die volhingen met foto’s van Michael, met zijn uitgepakte koffers, mijn eigen krabbels en post-its die al die papiertjes met elkaar verbonden. Ik ben Michael aan het worden, besefte ik. Ik snap waarom hij de muren van zijn huis nodig heeft om alle informatie bij te houden. Dus heb ik die muren uit mijn Airbnb van Portland naar San Francisco gebracht, waar een deel van Michaels leven zich afspeelde. Daarna vloog ik ze naar België en kon ik ze in een leeg huis reconstrueren en nu worden daar tentoonstellingen mee opgebouwd. Zo laat ik zien hoe ik met mijn onderwerp versmelt. Dat is niet zonder gevaar: je dreigt jezelf te verliezen. Maar ik kan Michael nog niet loslaten. Er zijn ook parallellen met Blinked Myself Awake: opnieuw pulk ik in het verleden, dit keer dat van iemand anders, en toch kom je jezelf weer tegen. Je kunt niet aan jezelf ontsnappen, zo blijkt maar weer.’
Tot slot, met de nacht in het verschiet, wil ik nog alles over haar dromen weten. Het duurt even voor ze mijn vraag begrijpt: ‘Ha, je doelt op het stuk over mijn lucide dromen. Ja, ik droom nogal graag. ’s Morgens, als mijn vriend me wakker maakt, vraag ik nog altijd even respijt: “Sorry, eerst nog even mijn droom afwerken.” En dan dommel ik verder met die vage beelden omdat ik altijd benieuwd ben waar het verhaal, hoe absurd ook, naartoe gaat. Daar bestaan technieken voor. Je tekent iets op je hand en overdag kijk je af en toe naar die tekening terwijl je jezelf vertelt dat je nu wakker bent. Even stilstaan bij het waken en dan kun je dat ’s nachts herhalen. Wanneer je dan doorhebt dat je droomt kun je de beelden ook manipuleren en je eigen droom construeren. Je kunt de techniek zelfs therapeutisch aanwenden. Een moeilijk gesprek kun je zelfs oefenen in je droom, in de veiligheid van je eigen geest. Klinkt bizar, maar het werkt.’
Dankbaar neem ik afscheid. Ik werp nog een blik op haar buik, op de droom in haar schoot en wens haar veel succes met de nakende verdubbeling. Op straat durf ik niet omhoog te kijken. Nietzsche waarschuwde ons ooit: als je lang genoeg in de afgrond kijkt, zal de afgrond ook in jou kijken. Misschien geldt hetzelfde voor het nachtgewelf. En misschien is het sowieso geen goed idee om omhoog te kijken in een buurt waar laadkabels als verraderlijke slangen over de stoep hangen.
Blinked Myself Awake
Uit bij Hannibal. Ook beschikbaar in luxe-editie met gesigneerde print.
Bieke Depoorter
Geboren in 1986 in Kortrijk in een kunstzinnig nest. Haar zus Griet is textielontwerper, bekend van Wolvis, haar broer Dries is mediakunstenaar.
Studeert in 2009 af aan het KASK in Gent met haar eindwerk Ou Menya, waarin ze haar reizen door Rusland documenteert.
Brengt in 2014 een vervolg uit, I Am About to Call It a Day.
Wordt in 2016 volwaardig lid van Magnum.
Maakt samen met muzikant Mattias De Craene de kortfilm Dvalemodus (2017). Regisseert ook videoclips voor haar vriend, Bolis Pupul.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier