
Berlinde De Bruyckere in Bozar: ‘Ik wil mensen doen voelen, geen standpunt opdringen’
In Khorós – haar eerste grote solo in Bozar – laat Berlinde De Bruyckere haar spirituele sculpturen van aartsengelen, paardenkadavers en verwrongen lichamen in dialoog treden met andere kunstenaars, als een koor van zoekende zielen. Een gesprek in haar studio in Gent.
‘Niet bang zijn, hij is volk gewoon’, lacht Berlinde De Bruyckere als haar hond iets te enthousiast tegen ons opspringt. We bevinden ons in haar atelier op de Muide, de volksbuurt in Gent waar haar ouders een slagerij hadden. Veertig jaar geleden kocht De Bruyckere het oude jongensschoolgebouw met haar man, beeldhouwer Peter Buggenhout, en noemt de renovatie ervan haar ‘levenswerk’. Het is een plek waar materialen en ideeën samensmelten tot pakkende sculpturen die thema’s als kwetsbaarheid en transformatie onderzoeken, waar de geur van hout, was en lijm de ruimtes vullen, waar elke kras en groef op de vloer een verhaal vertelt – en waar de hond onmiskenbaar zijn plek opeist. Dat ook.
Voor wie niet vaak in musea of galeries komt: De Bruyckere – zestig inmiddels – is al jaren Belgiës bekendste en meest geprezen beeldhouwer. Ze vertegenwoordigde ons land in 2013 op de Biënnale van Venetië – nog altijd ’s werelds hoogmis voor hedendaagse kunst. En daar maakte ze vorig jaar opnieuw indruk met City of Refuge III, een solo-expo in de imposante, door Andrea Palladio ontworpen San Giorgio Maggiore-basiliek. Ze onderzocht er het fragiele evenwicht tussen lijden en bescherming, kracht en kwetsbaarheid, thema’s die als rode draden doorheen haar intens lichamelijke oeuvre zijn verweven. De titel verwijst naar een song van Nick Cave, en je hoeft geen chauvinist te zijn om te beweren dat De Bruyckeres bijdrage een van de onbetwiste hoogtepunten was van de 60e Biënnale, die verder ‘toch wat tegenviel’. Vindt ze ook zelf.
Een van de gesluierde Arcangeli of aartsengelen die ze voor die tentoonstelling creëerde – als creaturen zonder gezicht, gehuld in wassen afgietsels van dekens die zowat hun hele lijf en zelfs hun vleugels verbergen – prijkt momenteel in haar atelier. Of is ‘pronkt’ een beter woord? Hij staat op een sokkel van hout dat afkomstig is van recente archeologische opgravingen in hartje Gent, met een katrol om de schouders, klaar om te worden opgetakeld en verscheept.
De aanblik is impressionant en bevreemdend tegelijk. Alsof de engel een gevallen boodschapper is die gevangen zit tussen hemel en aarde. Of in dit particuliere geval: tussen de Gentse Muide en Bozar Brussel. Daar zal de aartsengel immers nog tot eind augustus te zien zijn als onderdeel van Khorós, De Bruyckeres eerste grote solotentoonstelling ginds.
Het feit dat ze het hout voor haar sokkel, eeuwenlang verborgen onder de Gentse grond, opkocht en in haar werk integreerde, haalde eind vorig jaar het nieuws. ‘Ik vond het raar dat daar zoveel aandacht voor was’, grijnst De Bruyckere, terwijl de vers gezette koffie uit haar kopje dampt. ‘Maar het toont dat mensen geïnteresseerd zijn in het verleden. Het is een tastbare herinnering aan wat ooit was en nooit helemaal verlorengaat. In dat hout schuilt een stille poëzie die ons eraan herinnert dat het verleden altijd bij ons blijft.’
Deze benadering typeert haar werkwijze: het verwerken van materialen met een verleden – was, textiel, hout, huid, paardenhaar – in sculpturen die het vergankelijke van mens en dier vastleggen. Je ziet het in Lost V 2021-2022, een paardje dat tussen leven en dood balanceert, in Into One-Another – to P.P.P. 2011, waarin lichamen zich met elkaar verstrengelen, en in Invisible Love 2011, een verwrongen en verminkt lijf dat aan de muur hangt. De werken roepen gevoelens van isolatie, lijden en tederheid op, terwijl ze putten uit de christelijke iconografie, de klassieke mythologie en het oeuvre van Vlaamse meesters.
In Bozar gaan haar werken in dialoog met creaties van andere kunstenaars, zoals een Salomé-schilderij van renaissancemeester Lucas Cranach, stills uit de subversieve films van Pier Paolo Pasolini (P.P.P. dus) en teksten van rockdichteres Patti Smith. De tentoonstelling biedt niet alleen een overzicht van De Bruyckeres recente werk, maar ook een inkijk in haar denken over kunst en de condition humaine, als een mindmap doorheen de historische zalen van Victor Horta.
‘Bozar vroeg om een conversatie, niet alleen met andere kunstenaars, maar ook met tijd, geschiedenis en mijn eigen werk’, legt De Bruyckere uit. ‘Ik koos de titel Khorós, omdat het in het Oudgrieks een koor betekent – iets collectiefs dus. Samenzang is iets wat mensen al eeuwen doen, over culturen en tijden heen. Kunst ontstaat nooit in isolatie. Zoals in een koor heeft elke stem zijn eigenheid, maar samen ontstaat er iets groters. Het deed me denken aan de emotionele ervaringen die ik had toen er rond mijn beelden gezongen werd, waar klank en materie elkaar versterken.’
Is dat idee van samenzang en dialoog altijd in je werk aanwezig geweest?
Berlinde De Bruyckere: (knikt) Ik denk dat het er altijd was, maar dat ik me er steeds bewuster van ben geworden. In de jaren negentig onderzocht ik kooien, later vleugels, engelenfiguren. Ik heb mappen vol oude tekeningen van vleugels, die nu bijna een voorbode lijken van het werk dat ik vandaag maak. Wat mij altijd gefascineerd heeft, is de positie van de mens: zit je in de kooi of sta je erbuiten? Zit je erin opgesloten, of biedt ze bescherming? Is er een keuze? Die verscheurdheid is de kern van mijn werk.
Het werk is doordrongen van thema’s als lijden en troost, en er lijkt een emancipatorische kracht van uit te gaan. Maar toch is het nooit politiek. Hoe zie je dat zelf?
De Bruyckere: Ik geloof dat de kracht van kunst ligt in suggestie. Mijn werk is geen pamflet. Ik wil dat mensen voelen, niet dat ze een standpunt krijgen opgedrongen. Daarmee ontneem je kunst haar universaliteit, en bij uitbreiding haar kracht. Natuurlijk speelt de wereldgeschiedenis een rol. De snelheid waarmee beelden van gruwel onze huiskamer binnenkomen, de confrontatie met het menselijke lot. Maar ik denk dat mijn werk daar een bredere, tijdlozere reflectie over is. Kunst is een commentaar op de tijd, maar los van de waan van de dag. Niet elk werk moet direct commentaar leveren over kolonisatie, Trump, Gaza en noem maar op.
De expo plaatst je werk in dialoog met Lucas Cranach, met Patti Smith, met beelden van je echtgenoot Peter Buggenhout. Waren er kunstenaars die uiteindelijk de selectie niet hebben gehaald?
De Bruyckere: Ja, fotografe Nan Goldin. Ik voel een grote affiniteit met haar werk, haar blik op kwetsbaarheid, lichamelijkheid en vergankelijkheid. Toen ik haar befaamde fotoreeks The Ballad of Sexual Dependency zag, voelde ik meteen een innige connectie. Maar Goldin wilde haar werk enkel tonen in specifieke contexten, en zo’n zwarte doos om haar dia’s in te projecteren en de bijbehorende soundtrack af te spelen konden we in Bozar niet nabouwen. Of toch niet exact zoals zij het wilde.
‘Nan Goldin kent mijn werk niet, en wilde toch niet meedoen. Dan denk ik weleens: stel je niet aan.’
Denk je dan niet: doe toch niet zo moeilijk?
De Bruyckere: Ja. (lacht) Het kan natuurlijk goed zijn dat het niet zij was die dwarslag maar haar entourage. Maar natuurlijk denk ik dan weleens: je kent mijn werk niet, en toch wil je niet meedoen? Stel je niet aan. Maar achteraf bekeken was dat misschien zelfs een zegen. In plaats daarvan projecteer ik nu een film in loop van mijn vaste fotografe, Mirjam Devriendt. Zij legt al dertig jaar mijn werk vast en begrijpt perfect wat ik wil tonen. Soms komt er iets beters uit een afwijzing.
In die dertig jaar ben je hoe dan ook nooit bang geweest voor zware onderwerpen: dood, geweld, religie. Waar komt die fascinatie vandaan?
De Bruyckere: Geen idee. Ik ben opgegroeid in een slagersfamilie. Mijn vader ging ’s ochtends vroeg naar de Oude Beestenmarkt in Gent, waar de dieren net geslacht waren. Als kind ging ik vaak mee, en ik bezoek dat soort plekken nog altijd, zoals in Anderlecht, om huiden uit te kiezen voor mijn werk. Ik heb de dood altijd in die context gekend: als concreet deel van het leven. Misschien maakt dat dat ik er anders naar kijk. Mijn werk omarmt het lichamelijke, ook in zijn kwetsbaarheid. Huid, littekens, verwondingen – die lichamelijkheid is essentieel.
Wat niet vanzelfsprekend is, tegenwoordig.
De Bruyckere: Precies. We leven in onze moderne, technologische samenleving steeds verder verwijderd van de fysieke realiteit. Een slachthuis bezoeken, een lichaam in ontbinding zien of zien sterven: dat zijn ervaringen die bijna taboe zijn geworden, maar waar zingeving in te ontdekken valt. Kunst kan die confrontatie nog wel bieden. Ik werk graag en veel met jongeren – er lopen hier altijd wel stagiairs of jonge kunstenaars rond – maar ik merk dat zij steeds minder gewend zijn aan die rauwheid. Lijden en dood horen bij het leven, maar we zijn er steeds meer van vervreemd.
Wat ook bij het leven hoort is seksualiteit, die ook duidelijk in je werk zit.
De Bruyckere: Ik ben blij dat je dat zegt, want het valt me op dat dat aspect zelden wordt besproken. Mijn werk gaat heus niet alleen over lijden, dood en vergankelijkheid, maar evengoed over passie en lust. De verstrengelde lichamen. De fallusvormige sculpturen. De expliciete tekeningen van penissen en vagina’s die ik heb gemaakt. Je kunt moeilijk naast de erotiek kijken, denk ik dan. Maar we leven in preutse tijden en dus gaat het vaak alleen maar over de zwaarte van mijn werk. Voor mij zijn eros en thanatos altijd met elkaar verweven. Kijk naar Into One-Another. Dat werk is geïnspireerd op Pasolini en toont twee lichamen die in elkaar gegroeid zijn. Het gaat niet om een expliciet seksueel moment, maar om die kortstondige eenheid tussen twee lichamen en wat erna komt: de verscheurdheid. Je weet ook niet of het twee vrouwen zijn, een man en een vrouw – dat doet er niet toe. Het draait om de kracht van dat moment.
Je bent vroeg met beeldhouwen begonnen. Gingen je ouders meteen in je kunstambities mee?
De Bruyckere: Ik heb nooit een plan B gehad. Ik was 16 toen ik mijn opleiding in de plastische kunsten begon, en 18 toen ik monumentale kunsten ging studeren aan Sint-Lucas in Gent. Dat is niet vanzelfsprekend als je uit een slagersgeslacht komt, maar mijn ouders hebben me gesteund. Er werd nooit gevraagd waarom ik kunst wilde maken, maar het sprak wel voor zich dat je ervoor gaat en hard werkt. Ik ben trots op wat Peter en ik hebben bereikt. Dit gebouw. Onze carrière. Ons gezin. Er zijn moeilijke momenten geweest. Zeker in het begin. We waren vooraan de twintig toen we dit gebouw kochten, en financieel was het spartelen. De bomen groeiden hier letterlijk door de daken. Ik gaf les om rond te komen, maar ik heb nooit commerciële kunst moeten maken. Ik heb altijd vrij kunnen creëren. Mijn vrijheid is al die tijd mijn grootste kapitaal geweest.
Ondertussen ben je een wereldvermaarde kunstenares, dus nu heb je vast voldoende ander kapitaal?
De Bruyckere: (lacht) Dat valt mee. Mijn werk is goed vertegenwoordigd in musea en ik zit bij een goeie galerie (Hauser & Wirth uit Zürich, nvdr.) maar toch ligt het niet zo goed in de markt. Mijn werken zijn te zwaar, letterlijk en figuurlijk.
Hoeveel kosten ze?
De Bruyckere: Dat varieert. Een aartsengel kost rond de 450.000 euro, kleinere werken gaan voor 150.000. Niet echt iets voor in de woonkamer. (lacht)
‘Een aartsengel kost rond de 450.000 euro, kleinere werken gaan voor 150.000. Niet echt iets voor in de woonkamer.’
Heeft je werk ooit druk gezet op je gezinsleven?
De Bruyckere: Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat mijn werk voor alles komt. Maar dat betekent niet dat er geen ruimte was voor mijn gezin. Ik heb twee volwassen zonen, en ze begrijpen mijn passie en wat het betekent om kunstenaar te zijn. We hebben een sterke band, en ik ben trots op hoe zij hun eigen weg vinden.
Hoe is het om samen te leven met een andere beeldhouwer?
De Bruyckere: Mijn relatie met Peter is er een van gedeelde passie voor kunst. We werken onafhankelijk van elkaar, maar beïnvloeden elkaar onvermijdelijk. We praten ook veel over kunst. Het werk is wie we zijn, wat ons gezin bindt. Werk is alles. We zijn ook altijd onze eerlijkste critici geweest. We delen de ruimte – letterlijk en figuurlijk – maar we hebben onze eigen werelden.
Heb je als vrouw ooit iets gemerkt van seksisme in de kunstwereld, die van oudsher door mannen wordt gedomineerd?
De Bruyckere: Nee. Ik heb altijd kansen gekregen en voelde me nooit benadeeld omdat ik een vrouw ben. Ook niet toen ik begon. Eerlijk: ik denk dat een stuk van dat genderdebat toch te maken heeft met frustratie. Wat ik wél moeilijk vind, zijn tentoonstellingen met alleen vrouwelijke kunstenaars. Ik heb er ook enkele gedaan, maar ik voel me daar niet echt thuis. Kunst moet over kwaliteit gaan, niet over quota of geslachten. Ik zie soms werk gepusht worden omdat het binnen bepaalde profielen past, terwijl het gewoon niet sterk genoeg is. Daar doe je niemand een plezier mee. De jongste jaren zie ik een vorm van omgekeerde discriminatie tegen oudere, mannelijke kunstenaars. Ik zie dat ook bij Peter. Maar goed: kunstenaars moeten sterk zijn. Dat zijn we altijd geweest en we klagen niet.
‘Ik heb het moeilijk met tentoonstellingen met alleen vrouwelijke kunstenaars.’
In Khorós ga je een dialoog aan met Patti Smith, ook een vrouwelijke beeldenstormer. Hoe ben je bij haar uitgekomen?
De Bruyckere: Haar stem, haar manier van vertellen, heeft me altijd geraakt. Ze heeft een zekere gedragenheid gekregen met de jaren, een geleefdheid. Haar boekje Woolgathering vond ik prachtig. Daarin schetst ze hoe ze ’s avonds als kind in haar kamer zit, naar buiten kijkt en in een soort halfdroomtoestand figuren waarneemt die over velden wandelen en plukken wol verzamelen. Later vraagt ze aan een man wie die figuren zijn, en hij antwoordt dat het de wolken zijn die ze heeft gezien. Dat beeld vond ik heel mythisch, het idee dat iets ongrijpbaars als wolken verzameld kunnen worden, en ik wilde haar die tekst laten voorlezen in de tentoonstelling. Ik zag meteen het raakvlak met mijn eigen werk, waar materiaaltransformatie en het tactiele ook een grote rol spelen.
Was Nick Cave niet je grote idool uit de rockwereld?
De Bruyckere: (lacht) Ook, maar ik had net een groot eerbetoon aan hem gebracht in Venetië, en ik wilde niet in herhaling vallen. Patti Smith brengt iets anders: haar stem voegt een zachtheid toe aan de beelden. Mensen zullen haar horen terwijl ze naar de sculpturen kijken, en dat vind ik een krachtig moment van connectie.
Nick Cave zette vorig jaar zijn eerste stappen als beeldend kunstenaar met zijn duiveltjes uit keramiek. Die zijn momenteel in Museum Voorlinden te zien. Ben je al geweest?
De Bruyckere: Nee. Ik was nochtans door Voorlinden uitgenodigd voor een diner bij de opening, maar ik heb gepast. Ik bewonder Nick enorm als muzikant, maar die keramiekbeeldjes? Die hoefden niet voor mij. Ik wilde het niet meemaken om hem dan eindelijk eens in het echt te ontmoeten en dan te moeten zeggen, sorry Nick, maar ik vind je beeldjes maar niks. Ik wilde het mezelf én Nick besparen. (lacht) Laat mij maar naar zijn muziek luisteren. Ik ben naar zijn concert in het Sportpaleis geweest en dat vond ik geweldig, een spirituele ervaring zelfs.
Slotvraag: welk boek, film of plaat kun je aanbevelen ter voorbereiding van de expo?
De Bruyckere: Als boek kies ik voor Patti Smiths Woolgathering, een bundel teksten over haar jeugd en artiest worden. Muzikaal? Dan zou ik toch Wild God kiezen, de recentste plaat van Nick Cave. Het had tijd nodig om tot me door te dringen, maar dat is het mooie: sommige dingen moet je laten stollen voordat je ze echt kunt voelen. Dat is eigen aan kunst. En qua film? Iets van Pasolini, natuurlijk. Doe maar Teorema. Omdat die ook gaat over overgave en transformatie. Plus: de jonge Terence Stamp doet erin mee. Dat is schoonheid op zich. (lacht)
Khorós
Van 21.02 t.e.m. 31.08 in Bozar, Brussel.
Berlinde De Bruyckere
Geboren in 1964 in Gent. Groeit op in een slagersfamilie in de volksbuurt Muide.
Studeert monumentale kunsten aan Sint-Lucas Gent, waar ze in 1986 afstudeert.
Is getrouwd met beeldhouwer Peter Buggenhout, met wie ze 2 zonen heeft.
Wint in 1989 de Young Belgian Art Prize, in 2009 de Vlaamse Cultuurprijs voor Beeldende Kunst en krijgt in 2015 een eredoctoraat van de UGent.
Vertegenwoordigt België op de Biënnale van Venetië in 2013. Maakt in 2024 opnieuw indruk met de solo City of Refuge.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier