Werner Herzog, De Arbeiderspers
Ieder voor zich en God tegen allen
Oorspronkelijke titel: Jeder für sich und Gott gegen alle, 368 blz, 26,99 euro
Op zijn tachtigste kijkt de roemruchte regisseur Werner Herzog naar de film van zijn leven.
‘Ik ben geen kunstenaar. Ik ben een soldaat.’ De Duitse cultregisseur Werner Herzog windt er geen doekjes om aan de telefoon. ‘De notie kunst is tegenwoordig meer van toepassing op schlagerzangers en circusartiesten.’ Aan de andere kant van de lijn: het Whitney Museum, het New Yorkse mekka voor moderne kunst. Een curator had Herzog gevraagd voor een bijdrage aan de biënnale maar krijgt nul op het rekest. Enkele dagen later zal Herzog hen terugbellen met excuses en een toezegging. Voor het Whitney zal hij beeldinstallatie Hearsay of the Soul maken.
Het typeert de balorige en tegelijk teerhartige Herzog, die in deze memoires een ongenadige blik op zichzelf werpt. Daarbij schuwt hij de term autobiografie. Hij kent de valkuilen van ons geheugen en door zijn teksten als herinneringen te bestempelen, houdt hij een slag om de arm: dit is wat mijn brein me vertelt, ik kan verkeerd zijn. Maar de karakterisering klopt grotendeels: Herzog is een krijger van de schoonheid, een ongedurige huurling die de hele wereld rond marcheert, altijd aan het front, altijd op zoek naar de grens van wat cinematografisch mogelijk is.
CENTRALE ZIN: Ik beschouw de twintigste eeuw in haar totaliteit als een vergissing.
Zijn filmografie is ronduit indrukwekkend. Herzog heeft tientallen langspeelfilms, waaronder klassiekers als Aguirre, der Zorn Gottes (1972) en Fitzcarraldo (1982), en documentaires op zijn naam staan en wordt beschouwd als een pionier in de cinema. Daarnaast ensceneerde hij meerdere opera’s en het brede publiek kent hem als de sadistische schurk uit actiefilm Jack Reacher (2012). Maar wie zich wil laven aan sappige Hollywoodroddels, zal bij Herzog van een kale reis terugkomen. Herzog is de discretie zelve, doet niet aan mythologisering en is vaak geneigd om zijn status te minimaliseren. Zelfs over zijn fetisjacteur Klaus Kinski, een notoire geweldenaar en vermeend pederast, oordeelt Herzog mild.
Liever vertelt Herzog over zijn jeugd. Hoe hij vlak na Wereldoorlog II in bittere armoede opgroeide. Hoe zijn moeder één brood per week over het gezin moest verdelen. Hoe kennissen uit pure honger behanglijm dronken. Hoe Herzog via Amerikaanse voedselpakketten de passie voor lezen opvatte – de weldoeners voegden kinderboeken aan de rantsoenen toe. Hoe hij als puber zijn eerste camera stal en daarmee de aardbol ging verkennen, vaak met gevaar voor eigen leven.
Herzog komt in Ieder voor zich en God tegen allen naar voren als een vrijbuiter, gedreven door een tomeloze nieuwsgierigheid naar de wereld, wat zijn innige vriendschap met reisauteur Bruce Chatwin verklaart – de scène aan Chatwins sterfbed is hartbrekend. Maar bovenal is Herzog obsessief op zoek naar dat ene beeld, dat ene shot dat, koste wat het kost, het mirakel vat.
Eerder dit jaar verscheen van Herzog al Het schemeren van de wereld, een briljant pareltje over een Japanse soldaat die nog decennia na de oorlog op een onooglijk eiland op post bleef. Deze memoires zijn in dezelfde stijl geschreven: een tikkeltje melancholisch, maar met een tachtigjarig hart dat barst van de levenslust.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier