Warsan Shire, de dichteres op Beyoncés ‘Lemonade’, over haar eerste poëziebundel ‘Zegen de dochter’
Warsan Shire schreef de verzen tussen de songs op Beyoncés visuele album Lemonade. Haar eerste echte dichtbundel Zegen de dochter is net uit in het Nederlands. De jonge schrijfster Munganyende Hélène Christelle ging voor Knack Focus met haar praten, over sad brown girl poetry, glitter en de mond van de haai.
Warsan Shire loopt achterwaarts de ruimte binnen. Het hete water in haar kop vult zich aan tot het halfvol is, de droge theezak tilt ze terug het water uit dat langzaam weer doorzichtig kleurt en schittert in de herfstzon. ‘Ik zal dit hele leven herschrijven en ditmaal zal er zo veel liefde zijn, / dat je er niet overheen kunt kijken’, zegt ze in Achterwaarts – een wonderdoener. Haar woorden doen mij beduusd voelen, ze achtervolgen me in mijn slaap in de dagen voorafgaand aan onze ontmoeting. ‘Zo halen we papa terug’, vertelt Shire haar jongere broer in dit gedicht, waarin een achterwaartse opsomming het perfecte recept is voor het goedmaken van dingen, zoals een stiefvader die de alcohol terug zijn glas in spuugt en een moeder die terug de trap op rolt. Het zijn die en meer ervaringen die volgens Shire migrantendochters vroeg het volwassenschap in duwen. De migrantendochter is de hoofdpersoon in Shires werk, die in een onbedwingbare tour de force door de zinnen in haar bundel raast.
Er zijn mensen met strijdtuig als wapens en er is Warsan Shire, die zich bewapent met woorden, scherp als messen, en ritmes zo doordrongen van de nostalgie van migrantendochterdromen dat je ervan door je knieën zou kunnen gaan.
Ze roert in haar glas thee. Het is pas 11:30 in de Dansaertwijk, het terras waar we neerstrijken, is verlaten. Om ons heen zijn de Marokkaanse pizzeria, het Griekse restaurant en de Franstalige slager nog gesloten. Warsan Shire is hier voor 24 uur, op uitnodiging van Passa Porta, het internationale literatuurhuis in Brussel, om de Nederlandse én de Franse vertaling van haar debuut Bless the Daughter te promoten – de Nederlandse is van de hand van Radna Fabias. Morgen rijdt ze door naar Nederland.
‘Voor een festival in Amsterdam. Crossing Borders heet het?’
‘Is dat niet het festival in Den Haag?’
‘Zou kunnen!’
Ze graait in haar Marc Jacobs en haalt een routebeschrijving en een Thalysticket boven. Ik schiet in de lach.
‘The Hague, that’s it!’
De migrantendochter in haar volle glorie: kind van de wereld, ontheemding is haar achtertuin. Dit is Shires eerste keer in Brussel, maar ze was eerder in de Lage Landen. Als tiener misschien, op bezoek in een asielzoekerscentrum – het is te lang geleden om het zich helder voor de geest te halen. ‘Anyways’, maant ze met haar hand in de lucht de herinneringen terug haar kinderjaren in. ‘Wanneer was jij voor het laatst thuis?’
Shire heeft Somalische ouders, maar baby Warsan ziet voor het eerst het licht in Kenia, als onderdeel van een gemeenschap die inmiddels tot wel drie generaties als vluchtelingen in het buurland verblijft en er haar tweede levens heeft opgebouwd. Shire schrijft over assimilatie: ‘Het hart van de vluchteling heeft zes kamers. / In de eerste ligt je moeders onuitgepakte koffer. / (…) de zesde gaat open met de juiste papieren.’ Ze groeit op in een flat in Londen, met haar moeder, broer en zussen. In de periode van hun aankomst in de UK voert Margaret Thatcher haar antimigratiecampagne met de waarschuwing dat ‘als we doorgaan zoals we bezig zijn, dan zullen er tegen het eind van de eeuw vier miljoen mensen uit de New Commonwealth of Pakistan hier zijn’. Shire gruwelt als ze eraan terugdenkt.
○○○
Er zijn mensen met strijdtuig als wapens en er is Shire, die zich bewapent met woorden, scherp als messen, en ritmes die zo doordrongen zijn van de nostalgie van migrantendochterdromen dat je ervan door je knieën zou kunnen gaan. In haar huist de geest van de grote poëten uit de Hoorn van Afrika. ‘Maanso’, poëzie uit haar thuisland Somalië, is metrisch en allitererend. Het is een belangrijke uitdrukkingsvorm in de Somalische literaire traditie, die verschillende soorten kent: de gezongen ‘gabay’, de humeurige ‘jiifto’, de generaties oude oorlogsblues van de ‘geeraar’, de doorgaans door vrouwen gecomponeerde ‘buraambur’ en de populaire liefdesgedichten ‘heello’ of ‘balwo’, die gedraaid worden op de radio.
‘Ze hebben me gevraagd me te verhouden tot jou als schrijver. Dus wil ik beginnen met een voordracht.’ Poëzie lezen is volgens mij als bidden, voor de goddelozen. ‘Laat ons samen bidden.’ Shire grijnst haar tanden bloot en laat lucht door de kieren lopen. ‘I like this’, zegt ze, ontwakend uit de anderszins eentonige perstour.
‘Heb je een voorkeur voor een gedicht?’
‘Nee.’
‘Mag ik er gewoon een kiezen?’
‘Het eerste dat in je opkomt.’
Ze leest voor uit Kinderkannibalisme, een gedicht over moeders die hun kroost verslinden in het wild. Warsan Shire zoekt naar schoonheid in ijzingwekkende dingen. Ze speurt mijn gezicht af op een reactie en sust: ‘Listen, I have a thing for horror.’
Shire begon na te denken over deze bundel nadat ze haar moeder had geleerd een kind te baren. (Niet letterlijk, maar het is de titel van haar chapbook Teaching My Mother How to Give Birth, uit 2011.) ‘Ik wist dat ik me niet wilde haasten. Ik zou zoveel tijd nemen als ik moest nemen.’
Het duurde uiteindelijk tien jaar. Ze moest opgroeien, vindt ze zelf. En moeder worden, om zich waarachtiger tegenover haar eigen moeder te verhouden. Ze is naar eigen zeggen de dochter van een feminist met een sterke eigen wil. Maar ook een feminist wier meisjesjaren haar afgenomen waren en die vastbesloten was de verloren jaren terug te winnen. Haar bundel begint met het Somalische slaapliedje Hooyo ma joogto, kabaheeda qaadatay – ‘Je moeder is niet thuis, ze verliet het huis en nam haar schoenen mee’. ‘Ik wist jaren geleden al dat ik wilde dat mijn debuut een meditatie over kindertijd zou worden, maar ook een verwijding van de wereld die ik creëerde in Teaching My Mother How to Give Birth. Schrijven over families intrigeert me, en moederschap fascineert me.’
Het meisjeskind, Shires hoofdpersoon, is moeder, minnaar, grote zus en beste vriendin. Als migrantendochters onder elkaar delen Shire en ik de ervaring van dat vroege volwassenschap. Het is een tussencategorie die ik ‘vrouw-meisje’ noem, geen kind meer mogen zijn en nog geen volwassen vrouw, maar volledig bewust van de prijs van je meisjesvlees – Shire opent haar bundel met het gedicht Extreme meisjesjaren. Bless the Daughter (Raised by a Voice in Her Head), de titel van de bundel, nam ze over van iets wat een tante ooit over haar als kind had gezegd. ‘“Dat kind moet door een stem in haar hoofd opgevoed zijn, omdat niemand anders dat deed”. Maar ik interpreteerde het als iets goddelijks.’ Die overtuiging werd later bevestigd door een slecht vriendje dat haar vertelde dat iedere keer als hij een streek bij haar uithaalde hij iets brak, diarree kreeg of van de trap viel. ‘I really think that God has my back.’
○○○
Teaching My Mother How to Give Birth lanceerde haar in een tijd dat poëzie bloggen in volle bloei was en maakte haar een van de meest gereblogde Tumblr-poëten, een voorbode van de instapoetry-sensatie. Zo werd ze in 2013 de eerste Young Poet Laureate van Londen. Warsan Shire staat ook aan de wieg van wat sommige internetcritici ‘sad brown girl poetry’ noemen. De term dook voor het eerst op Tumblr op in de golf van aandacht die haar nominatie als Londens laureaat genereerde. Geheel passend binnen het thema van een genre dat zichzelf ‘diasporapoëzie’ noemde, had Shire de virale smeekbede Home geschreven, met zinnen als ‘You have to understand, / that no one puts their children in a boat / unless the water is safer than the land’ en ‘No one leaves home / unless home is the mouth of a shark’. Shires gedichten spelen zich af in waterruimtes, aan keukentafels en in jarennegentigfoto’s van haar moeder. In haar werk speelt ook migratie over de oceaan de grote rol van die tijd: tussen 2018 en 2020 sterven er meer dan 5000 Afrikaanse bootmigranten op zee en de berichtgeving erover houdt de kinderen van ouders die de oversteek eerder hebben gewaagd in de ban. Maar de internetcritici vroegen zich af wat het betekende dat het juist de smeekbedes van migranten en zwarte mensen waren die viraal gingen en niet hun verhalen over genot, vreugde en vrijheid. Het vormde het grootste punt van kritiek op ‘sad brown girl poetry’, maar een dat Shire grotendeels ontgroeid is.
‘Heb je nog steeds het gevoel dat thuis de mond van een haai is?’
‘Toen ik dat gedicht schreef, was ik nog nooit terug naar Somalië geweest. Ik ben daar niet eens geboren. Het jaar van de Westgate Shopping Mall-aanslag in Nairobi (in 2013, nvdr.) was ik daar per toeval voor een literair festival. De oom van een van de schrijvers op het festival liep het winkelcentrum binnen om snel iets te kopen en stierf ter plekke. Het waren roerige tijden.’
Shire staart naar de overkant van de straat. Halverwege haar antwoord besluiten de overburen dat het middaguur om een muzikaal intermezzo vraagt. Een man loopt zijn zaak uit en rookt buiten op een krukje zijn sigaret. ‘Ik herinner me nog dat we in de nasleep van de aanslag in een bus zaten en dat er om me heen werd gefluisterd dat de aanslag gepleegd zou zijn door Somaliërs. Er hing veel islamofobie in de lucht en allerlei andere sentimenten die loskomen wanneer een samenleving zoiets ontwrichtends overkomt. Een vriendin die in Somalië was, hoorde van het drama en nodigde me uit om bij haar te verblijven. Niet veel later vloog ik naar Mogadishu. Daar werd ik net als in Kenia verwelkomd door gezichten die leken op de mijne, maar dit keer ook familie van me hadden kunnen zijn. Hier sprak men overal Somalisch. We gingen iedere dag naar het strand. Om te zwemmen droegen we onze lange jurken het water in, because obviously there was no bikini line going on.’ Ze grinnikt.
‘Er was een groep vrouwen die ik iedere dag in hetzelfde deel van het water ontmoette. De zee was een helderblauw bad, de kleur van turquoise. Wij dreven daar in cirkels, lachend in onze lange jurken in het bad van God. Ik verwonderde me over de zon en de bodem en de hemel en het voelde allemaal precies zoals ik had verwacht dat het zou voelen. En de vrouwen vroegen me waar anders op de wereld ik dit iedere dag zou kunnen doen. Ik was voor vijf dagen in Somalië en het waren waarschijnlijk de vijf meest gelukzalige dagen van mijn leven. Ik herinner me dat mijn wangen pijn deden van constant een lach op mijn gezicht te dragen.’ Ze laat een lange, diepe zucht los. ‘Zie je die man daar zitten?’ Ze wijst naar de man aan de overkant, die nu met zijn ogen dicht zijn gezicht aan de herfstzon warmt. ‘Hij is waarschijnlijk van hier en hij zit daar met een gevoel dat de meesten van ons nooit hebben ervaren. A natural belonging.’
Ik vraag me soms af of mensen die anderen haten anderen wel goed zien. Misschien ziet een racist als hij naar je kijkt gewoon een zwart gat! Kunnen ze ons niet zien?
Het is zo ironisch, vindt Shire, dat een plek waar iedereen die ze ooit gekend heeft en lief heeft gehad vandaan is gevlucht, de plek is waar ze zich op een later moment in haar leven het veiligst in de wereld voelde. Ze is daar niet alleen in. Reizen bleek in de afgelopen jaren ook voor mij een remedie tegen raciale uitputting. Tijdens die reizen verschoof mijn relatie tot de mond van de haai. Ik moest het vluchtelingentrauma steeds meer naast het privilege van een Europees paspoort leggen. In de bek van de haai hebben de mensen geen boodschap aan dat soort ontwrichting. Shire: ‘Ik weet dat het een heel geromantiseerde ervaring was – wanneer ik door het landschap reed, zag ik de resten van oorlog – maar ik weet eindelijk ook hoe het voelt om ergens thuis te horen. En ik kan dat gevoel nu overal waar ik kom tegen het licht houden.’
‘Ik heb een antwoord op je eerdere vraag, over wanneer ik voor het laatst thuis was’, zeg ik. ‘Toen ik als tiener voor het eerst terug naar Rwanda ging.’ Ik knijp mijn ogen tot spleetjes om me de herinnering voor de geest te halen. ‘Het voelde eigenlijk… als één grote Rwandese bruiloft die maar niet ophield.’ Shire schiet in de lach.
○○○
Na afloop van de literaire avond in Brussel, op de trein naar Amsterdam, zegt Shire genoeg te hebben van de intellectuele onderwerpen. ‘Heb je gehoord dat Rihanna gaat optreden tijdens de Superbowl van 2023?’ Ze houdt met één hand haar koffer vast om het schokken van de trein op te vangen. ‘Ze noemen me thuis ook wel de Wendy Williams (Amerikaanse talkshowhost, nvdr.) van het huis.’ Een titel die ze brutaal met trots draagt, want als serieuze poëet van de digitale generatie moet je je rebellie in popcultuur vinden.
We raken in discussie over de relevantie van Rihanna’s optreden en het langverwachte album van de zangeres, ‘#R9’. In het tijdperk van sociale media is dit een van de moeilijkste dingen om als jonge kunstenaar te doen: de enorme schaal van de platforms en de snelheid van het gebruik ervan in je creatieve voordeel doen werken. De digitale economie vraagt om kunst die snel is, behapbaar en in een oogopslag geconsumeerd kan worden. Terwijl een vak meester worden om geduld en zorgvuldigheid vraagt. Ondanks haar Tumblr-origines vindt Shire dat je kunst alle tijd moet gunnen die ze nodig heeft. Dat bewijst ook de tienjarige weg naar haar debuutbundel. ‘Ik heb nooit de druk gevoeld om tegen een bepaalde leeftijd een bepaald aantal boeken te schrijven. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik iets wilde schrijven waar ik trots op kon zijn. En ik wilde dat het boek, mijn boeken iets waren waar ik trots op was, niet iets waar ik me doorheen haastte. Ik denk dat Bless the Daughter op het perfecte moment is verschenen. Het kwam uit rond dezelfde tijd als dat ik mijn zoon op de wereld zette. Het voelde alsof ik twee keer achter elkaar beviel.’
Ze waarschuwt voor de commercialisering van haar vak: ‘Ik doe alleen dingen waar ik ’s avonds goed van kan slapen. Ik wil in de spiegel kunnen kijken. Mensen hebben over allerlei aanbiedingen tegen me gezegd dat ik er wel op in móést gaan, dat het kansen waren die zich niet meer zouden voordoen. Dat is wat ze een artiest vaak zullen vertellen.’
En na een jarenlange poëziepraktijk was daar in 2016 de feature op Beyoncés visuele album Lemonade. De wereld hing aan de lippen van het popicoon. In een openingsscène sprong ze in een lang geel gewaad het water in en belandde ze in een helderblauw bad, de kleur van turquoise. Ze zwom en haar lippen bewogen, maar uit haar mond kwam maanso, metrisch en allitererend, de woorden ijzingwekkend schoon: ‘If this what you truly want. I can wear her skin over mine. Her hair, over mine, her hands as gloves, her teeth as confetti, her scalp a cap, her sternum, my bedazzled cane.’ En na een aantal Google-searches brachten die woorden de mensen terug naar de bron, Warsan Shire. Een groter platform had een dichter van onze generatie zich niet kunnen wensen. ‘De kansen passeerden en ik ben hier nog steeds.’
Als kind geloofde ik in dit soort magie. In de magie die dingen na lange tijd op hun plek doet vallen, tegen alle verwachtingen in. Toen ik me bewust werd van het onrecht in de wereld, raakte mijn magie ongeduldig. Ik wilde op de een of andere magische wijze naar de dag vlak na de revolutie. Ik vraag Shire hoe ze denkt dat die dag eruitziet.
Ze laat de gedachte op zich inwerken. ‘Ik zou het niet per se pessimistisch noemen, maar ik heb de overtuiging dat als je niets verwacht al de rest een bonus is. Ik verwacht de revolutie niet, hoewel ik ernaar verlang en ervoor bid, maar het verwachten zou me te veel schade toebrengen. In het leven probeer ik geen verwachtingen te hebben, wat erg moeilijk is. Ik zeg tegen mijn man als hij ergens naar uitkijkt: “Als het niet doorgaat, zijn we ook oké.” Ik denk dat teleurgesteld zijn als kind het ergste voor mij is gebleken. Erger dan geslagen worden, zwaarder dan verwaarloosd worden, meer dan uitgescholden worden. Dus bid ik. Ook kom ik uit een land als Somalië, waar we op revolutie hoopten toen we tien waren, en erop hoopten toen we vijftien waren, en er nog op hoopten toen we twintig waren, en erop hoopten toen we vijfentwintig waren en nu sta ik op het punt om vijfendertig te worden. En in de plaats van aan die hoop op revolutie vast te houden bid ik ervoor. Ik weet wel wat het gevoel is dat ik eraan zou willen overhouden, zo’n revolutie. Zeker nu ik kinderen heb. Stel je eens een leven voor waarin mensen elkaar konden zien voor wie ze werkelijk zijn. Ik vraag me soms af of mensen die anderen haten, anderen wel goed zien. Weet je hoe ik je heel duidelijk kan zien? Ik kan je prachtige bruine ogen zien, ik kan je oogschaduw zien, ik kan je glimlach zien. Ik. Zie. Je. Misschien ziet een racist als hij naar je kijkt gewoon een zwart gat! Een vreemd wezen of zo! Kunnen ze ons niet zien?’
‘Dus misschien kunnen we de dag na de revolutie alles duidelijker zien. Ik herinner me dat ik een gesprek had met een oude vriend en we hadden het over wat meer indruk op ons maakt in mensen. En ik bedacht me dat vriendelijkheid meer indruk op me maakt dan genialiteit. Ik geef niet zoveel om genialiteit, wel om zachtheid. Vriendelijkheid, daar gaat het mij om. Ik zou elke dag de veiligheid en zekerheid van vriendelijkheid verkiezen boven de passie en opwinding van genialiteit. En dat komt door de manier waarop we opgroeien en de dingen die we meemaken. Opgroeien was voor mij zo angstaanjagend en onstabiel dat ik bid voor een zachte wereld. En meer dan dat weet ik eigenlijk niet.
‘Maar weet je… Bevrijding voor zwarte mensen en zo.’
○○○
Op een zo zachte avond, wanneer we van haar bloemrijke hotel aan de gracht naar een roze-neonbelichte koffiezaak in Amsterdam lopen, draait Warsan Shire zich om en fluistert geheimzinnig: ‘Ik wil weten hoe het heet als je je aangetrokken voelt tot glitter. Je hebt dat ene waarbij je alleen intiem kunt zijn met iemand als je emotioneel intiem met iemand bent geweest.’
‘Je bedoelt demisexual.’
‘Ja, maar ik wil weten hoe het heet als je je onstuimig aangetrokken voelt tot schittering.’
Zegen de dochter
Nu uit bij Das Mag.
Munganyende Hélène Christelle
Geboren in Rwanda in 1993.
Woont, werkt en heeft lief tussen Kigali, Amsterdam en Brussel.
Ontwikkelt het vak beyoncéology aan de Nederlandse ArtEZ-academie.
Schreef onder meer al voor de Volkskrant, de Nederlandse Vogue en De Correspondent.
Volgend jaar verschijnt haar debuutroman bij uitgeverij Pluim.
Warsan Shire
Geboren in 1988 in Kenia.
Migreert een jaar later met haar familie naar het Verenigd Koninkrijk.
In 2013 verkozen tot de eerste Young Poet Laureate van Londen.
Beyoncé gebruikt haar poëzie uitvoerig in haar film Lemonade (2016).
Woont tegenwoordig met haar man en twee kinderen in LA.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier