Waarom Bret Easton Ellis met ‘Wit’ het boek van het jaar schreef
Auteur en Knack-boekenredacteur Roderik Six over Bret Easton Ellis, die dit jaar de controversiële essaybundel Wit uitbracht: ‘Op de leeftijd waarop millennials op Instagram melden dat ze Friends hebben uitgekeken, kreeg Ellis doodsbedreigingen.’
‘In april werd ik getrold wegens een interview in The New Yorker waarin ik te kakken werd gezet. In dat artikel klink ik als een idioot. Het leek wel performancekunst. Net omdat ik zo dwaas overkwam, werd ik een hype in de VS. Mijn vriend maakte me wakker en zei “Je bent trending.” Kwaad ging hij me online verdedigen. Hij kreeg duizenden mensen op zijn nek.’
Aan het woord het mikpunt van spot: Bret Easton Ellis, die in een bizar interview met The New Yorker eerder dit jaar inderdaad als een dronken clown klonk. Terwijl journalist Isaac Chotiner hem almaar kritischer vragen stelde – Is Trump nu een racist of niet? Waarom hebben mensen op hem gestemd? Ben je Trump nu aan het goedpraten? – raakte Ellis steeds meer het noorden kwijt.
Ellis, normaal zeer rad van tong, kreeg amper nog coherente antwoorden uit zijn mond. Hij stapelde de ene ‘whatever’ op de andere of hield het op een bot ‘I don’t know. I don’t care’.
Chotiner liet zijn prooi niet los en bijt Ellis aan flarden. Het stuk leest als een slachtpartij die het internet in rep en roer zet. Je proeft de zoete wraak bij Ellis’ tegenstanders: eindelijk hebben we die arrogante onruststoker te pakken.
Aanleiding van het gesprek met Chotiner: de eerste essaybundel van Ellis die hij provocatief White heeft gedoopt. Met die titel wil hij Joan Didion eren, de Amerikaanse essayiste die in 1979 naam maakte met de bundel The White Album, een boek waarin ze de falende tegencultuur van de jaren zestig op de hak neemt. Tegelijk verwijst Ellis ook naar de term ‘white priviliged men’, zowat de meest gehate mensensoort op dit moment – het woord ‘wit’ alleen al werkt in de politiek correcte kringen die hij viseert als een rode lap op een stier.
Bret Easton Ellis
1964: geboren in Los Angeles
Debuteert op zijn 21e met Less than Zero en wordt prompt tot de stem van generatie X gebombardeerd.
Oogst in 1991 controverse met American Psycho, een luide aanklacht tegen de yuppiecultuur.
Trekt een tijdlang met collega Jay McInerney door het nachtleven. Tabloids dopen hen ‘The Bret Pack’.
Maakt in 2013 samen met Paul Schrader The Canyons, een film die op vernietigende kritieken werd onthaald, ondanks een naakte Lindsey Lohan.
Dat weet plaaggeest Ellis deksels goed: ‘Wit is blijkbaar een beladen woord, wat op zich belachelijk is. Het is een woord, geen mes in je oog. Puur door de titel werd ik in het kamp van blanke racisten gezet en daarmee bewezen ze meteen mijn punt: de linkerzijde probeert door als een hysterisch kind ‘Racist!’ te tieren de andere kant monddood te maken. Terwijl ik helemaal niet tot de rechterzijde behoor. Ik heb niet op Trump gestemd – ik heb op niemand gestemd, politiek interesseert me niet -, maar omdat ik me als intellectueel niet expliciet tégen Trump uitspreek, ben ik meteen zijn medestander.’
Tot zijn verbazing merkt Ellis op dat links en rechts zo diep in een loopgravenoorlog zijn verwikkeld dat er geen niemandsland meer bestaat, geen neutrale zone waar beide kampen tot een rustig gesprek komen. Zijn essaybundel leest dan ook als een rabiate verdediging van het vrije woord. ‘Het is ver gekomen als de universiteit van Berkeley debatten annuleert omdat teergevoelige millennials zich eventueel beledigd zouden kunnen voelen door wat een spreker komt vertellen. F. Scott Fitzgerald zei ooit: “The test of a first-rate intelligence is the ability to hold two opposed ideas in mind at the same time and still retain the ability to function.” Wel, nu kan dat zelfs niet meer op een plek die net ontworpen is om debat aan te moedigen.’
Ellis haalde enkele weken terug, tijdens de boekpresentatie van Wit in Bozar, herinneringen op aan zijn jeugd. Aanvankelijk nog gezapig, maar al snel schakelde hij een versnelling hoger. ‘In LA groeiden kinderen alleen op. Soms zag ik mijn vader een hele week niet, die was uit werken. Geen idee waar mijn moeder uithing. Kinderen maalden daar niet om. We gingen bij elkaar op bezoek, rotzooiden wat in de Canyons, of ik trok in mijn eentje naar de cinema om horrorfilms te kijken, ook al waren die kinderen- niet-toegelaten. Niemand keek naar ons om, je moest jezelf beredderen, en als pestkoppen je lastigvielen moest je jezelf verdedigen. Het woord ‘helikopterouders’ bestond niet. Tegenwoordig worden kinderen overbeschermd, alles wat ze doen wordt op applaus onthaald en ze worden ver uit de buurt gehouden van alles wat hen enigszins zou kunnen kwetsen. Ergens is het niet hun schuld dat ze overgevoelig zijn geworden, maar ik heb hen toch Generation Wuss gedoopt, want het blijven wel watjes, natuurlijk.’
In het huidige klimaat zou American Psycho niet gepubliceerd kunnen worden.
Ellis vertelde het met een grijns richting het Bozarpubliek dat in groten getale was komen opdagen om dé stem van generatie X nog eens te horen briesen. Zelf herinnert hij zich hoe hij zich verzette tegen de babyboomers. ‘Zij koesterden nog utopische gedachten, wij leefden in het Reagantijdperk en we zwolgen in nihilisme en ironie. Alles was hol en leeg, een feest van decadentie. Sarcastische humor was onze uitlaatklep, een aangeboren stijlfiguur die millennials niet willen snappen. Zij hunkeren naar authenticiteit, naar echtheid, en in dat streven moet alles eenduidig zijn: zwart versus wit, goed versus kwaad, schurken versus helden. Ze weigeren ambiguïteit te erkennen en interpreteren alles letterlijk. Dan neem je heel snel aanstoot aan dingen. Dat zal kwalijke gevolgen hebben voor de roman. Neem nu Patrick Bateman in American Psycho: hij is een metafoor voor de hebberigheid van de jaren tachtig. Hij staat symbool voor de ontspoorde yuppiecultuur, maar millennials kennen het concept ‘metafoor’ niet meer. Voor hen val ík samen met Patrick Bateman, een misogyne, racistische, homofobe seriemoordenaar die zijn leeg eigenbeeld opkrikt met bootladingen coke en foute modemerken.’
American Psycho. De titel van de ultieme cultroman is gevallen. Hoe rijk Ellis’ oeuvre ook is, hij zal altijd de schepper van de diabolische Bateman blijven. Al voor de publicatie was het boek controversieel: na een eerste lezing liet uitgever Simon & Schuster Ellis’ manuscript vallen wegens té schokkend (hij mocht het voorschot van driehonderderdduizend dollar houden) en toen Vintage Books het er wel op waagde, stak er naast een stormloop op de boekhandel ook een orkaan van protest op. In sommige landen werd het boek verboden of mocht het enkel in cellofaan aangeboden worden. Ellis werd neergezet als een vrouwenhater, antisemiet en racist, en kreeg doodsbedreigingen in de bus.
Ellis was op dat moment 27.
Op de leeftijd waarop millennials op Instagram melden dat ze Friends hebben uitgekeken, kreeg Ellis doodsbedreigingen – omdat hij een roman had geschreven. American Psycho groeide uit tot een klassieker en na de verfilming met Christian Bale in de hoofdrol werd Bateman een vaste klant op elk Halloweenfeestje.
Sarcastische humor is een aangeboren stijlfiguur die millennials niet willen snappen.
De roem en de haat die Ellis te verduren kreeg, zal hem ongetwijfeld gehard hebben. Wie in zijn jeugd regelmatig stalkers aan de deur krijgt én een appartementsgebouw deelt met Tom Cruise, schrikt niet meer op van een Twitterrelletje of een slijmerige lofrede. Toch maakt hij zich zorgen: ‘In het huidige klimaat zou American Psycho niet gepubliceerd kunnen worden.’
Dat is misschien de meest verontrustende boodschap van Wit: de brave, weldenkende millennials brengen ongewild de vrije meningsuiting in het gedrang. In Wit confronteert hij Generation Wuss met brute waarheden: de wereld is een vijandige plek, je krijgt geen medaille omdat je opdaagt en het leven is een pijnlijke, langdradige onderneming zonder enige garantie op liefde, geluk of succes. Ook al woont Ellis samen met een millennial, hij laat de kettingzaag duchtig snorren. Hij hekelt hun overgevoeligheid, hun onvermogen om kunstenaar en kunstwerk van elkaar te scheiden, hun slachtoffercultus, hun belachelijke talent om door alles beledigd te worden, de holheid van hun sociale media, hun fascistische politieke correctheid die elk maatschappelijk debat smoort en hun onvermogen te luisteren naar een mening die de hunne niet is.
Ellis pleit simpelweg voor meer incasseringsvermogen: ‘Grow the fuck up. It’s just a fucking opinion.’
Ondanks zijn kruistocht tegen de watjes lijkt Ellis meer beïnvloed door de millennialsfeer dan hij beseft. Voor de eerste keer in zijn carrière schrijft hij heel openhartig, op het autobiografische af. Onverbloemd toont hij zijn zwakheden. Hij vertelt over zijn mislukte liefdes, over zijn cocaïnemisbruik, over zijn depressies en overspel. De schrijver die ooit zo koketteerde met cynische maskerades probeert nu zowaar authentiek over te komen.
Soms omarmt hij in Wit zelfs de slachtoffercultuur die hij aanklaagt. Zijn pogingen om enkele van zijn overduidelijk foute tweets op anderen af te wentelen komen kleinzielig over.
Hij kan het ook niet laten om te pronken met zijn beroemde vrienden. Zijn obsessie met Richard Gere en Val Kilmer is aandoenlijk. Of die paar keer dat hij bij Kanye West en Kim Kardashian over de vloer mocht komen – hoe is dat anders dan tieners die selfies nemen met Billie Eilish?
Ellis deinst nooit terug voor enige zelfpromotie maar op het podium van de Bozar maakte hij meermaals reclame voor zijn podcast, bij uitstek een hedendaags medium, en vertelde hij over een romanproject dat verdacht veel op een jeugdboek leek. Ellis mag zich dan opstellen als een harde leermeester, hij lijkt de jeugd genegen, en zelfs een beetje bang om het contact met een jonger leespubliek te verliezen. ‘In Wit loof ik de millennials ook. Ik begrijp hun sores, hun financiële onzekerheid, hun bezorgdheid over de toekomst van de planeet. Per slot van rekening woon ik samen met een millennial. Tuurlijk zie ik die generatie graag, letterlijk zelfs.’
Wit illustreert op die manier wel Fitzgeralds uitspraak: het vermogen om twee tegengestelde ideeën literair in de lucht te houden. Ellis creëert een knetterend spanningsveld, en gaat in zijn eentje in het niemandsland staan. Dat maakt zijn reactie op het interview in The New Yorker zo boeiend. Liever dan de coole, ongenaakbare generatie-X’er te spelen, stelt hij zich kwetsbaar op, als een sukkel die weleens domme uitspraken doet, als een feilbaar mens die om zijn eigen stommiteiten kan lachen.
Wit is een slim boek, vol dwarse waarheden, geschreven in een soms bitse, soms weemoedige stijl. Een boek dat zichzelf op het spel zet en tegelijk de lezer uitdaagt, geschreven door een auteur die nu al een paar decennia de vinger aan de pols van de tijdgeest houdt. l
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier