Stripfestival Angoulême: hoogtepunten, laagvliegers en markante momenten van een verjaardagseditie
Afgelopen week had in de Zuid-Franse stad Angoulême het 50ste internationale stripfestival plaats. De feestelijke editie zette onder anderen een Arabier en twee Belgen in de bloemetjes en schrapte een expo ten gevolge van druk op sociale media. Een verslag in negen stappen.
In 1974 organiseerden drie stripliefhebbers in het Zuid-Franse stadje Angoulême een driedaagse manifestatie over hun favoriete medium. Zij konden toen niet vermoeden dat hun initiatief een halve eeuw later uitgegroeid zou zijn tot de grootste striphoogmis van de wereld, waar het bloeiende Franstalige beeldverhaal het podium moet delen met Amerikaanse comics en vooral steeds meer aandacht moet laten aan de Japanse manga, die in 2022 meer dan de helft van de verkochte strips in Frankrijk uitmaakten. Die globalisering is net de unieke troef geworden van Angoulême, waar internationale tendensen zoals graphic novel en Aziatische strips — zij het soms met enige vertraging — altijd een plaats hebben gekregen.
De eerste echte post-Covid-editie, van vorige donderdag tot zondag, leek alvast drukker dan ooit. De straten van het stadje waren zwart van het volk — ondanks een winterprik van Belgische allure — en ook in de tentoonstellingsruimtes en uitgeverstenten kon je bij momenten nauwelijks bewegen tussen kijkers, kopers en geduldige fans die hun boeken wilden laten signeren. Het festival kreeg behalve van veel internationale en lokale professionelen ook het bezoek van de Franse minister van Cultuur en haar collega van Onderwijs. Om uw quizkennis te perfectioneren: dat zijn respectievelijk Rima Abdul Malak en Pap Ndiaye.
Ook wij waren er weer bij, keken onze ogen uit, verbraken een halve week lang onze wandelrecords en kwamen met de volgende bevindingen terug.
Riad Sattouf kan speechen
De meer dan duizend stemgerechtigde stripauteurs kozen Riad Sattouf tot Grand Prix de la ville d’Angoulême, de belangrijkste oeuvreprijs in de Europese stripwereld. Hij liet daarbij de twee vrouwelijke concurrenten Alison Bechdel en Catherine Meurisse achter zich, die na een vrije eerste stemronde ook op de shortlist stonden. Zijn bekroning getuigt van prima timing van al die stemmende stripauteurs, want Sattouf is op een keerpunt in zijn carrière beland. In Frankrijk verscheen enkele maanden geleden het zesde en laatste deel van de reeks De Arabier van de toekomst, zijn autobiografie over zijn tumultueuze jeugd met een Syrische vader en een Franse moeder. Naast die internationale bestseller, waarvan honderdduizenden exemplaren verkocht zijn in 23 talen, loopt ook Les cahiers d’Esther, zijn strip over de schooltijd van een meisje uit zijn kennissenkring, op zijn einde. Esthers frisse blik op ouders, school en vrienden is in Frankrijk bijzonder populair, maar minder gemakkelijk naar het buitenland te exporteren vanwege de lokale onderwerpen en Sattoufs spel met typische jongerentaal en -cultuur.
Het podium van het theater van Angoulême moet voor Sattouf al vertrouwd beginnen aan te voelen want in 2010 en 2015 kreeg hij er al de prijs voor het beste album. Maar de Grand Prix is nog een trap hoger en dus had Sattouf in de TGV op weg naar het festival een amusant en bescheiden toespraakje voorbereid. Hij bedankte zijn collega’s om voor hem te stemmen en grapte dat hij voordien alleen nog maar de verkiezing tot lelijkste jongen van de klas had gewonnen. Terloops reikte hij een zelfverzonnen Grand Prix des Lecteurs uit aan zijn eigen lezers. Hij ontroerde met de anekdote dat hij nooit aan zijn capaciteiten als stripauteur had hoeven te twijfelen, omdat zijn grootmoeder vanaf zijn kleuterjaren alles wat hij tekende de hemel in prees. Sattouf wist daardoor altijd al wat zijn beroep zou worden, maar natuurlijk niet dat het zou leiden tot de Grand Prix. Hij nam de tijd om zijn grote voorbeelden te bedanken en prees zich gelukkig omdat hij veel van zijn helden nog had kunnen ontmoeten, onder wie Julie Doucet, zijn voorgangster als Grote Prijs.
Het aftellen tot de Nederlandse vertaling van het laatste deel van De Arabier van de toekomst mag nu alvast beginnen.
Een scenarioprijs voor Vel
Verschillende Belgische strips maakten kans op een albumprijs, een zogenaamde fauve: Ik kom van ver, maar blijf niet lang van Enzo Smits en de betreurde Ward Zwart, het debuut Merel van Clara Lodewick, dat binnenkort nog in het Nederlands moet verschijnen, en Vel van Sabien Clement en Mieke Versyp. Geen enkele officiële festivalprijs werd binnengehaald, maar het scenario van Vel werd wel bekroond met de Goscinny-prijs voor een beginnend stripscenarist, die ook op het festival werd uitgereikt. Omdat de prijs naar één persoon moet gaan, kreeg Versyp de onderscheiding, maar eigenlijk hebben de twee auteurs samen aan het scenario gewerkt. De vertaling Peau wordt trouwens erg goed ontvangen in Frankrijk. Voor een deeltje ligt dat aan de plaatselijke uitgever Çà et là die met zijn zorgvuldig opgebouwd fonds voor de tweede opeenvolgende keer ook de Fauve d’or, de prijs voor het beste album, binnenhaalde. Vorig jaar was dat met Luister, lieve Márcia, een strip van Marcello Quintanilha over een moedige moeder in een Brazilaanse favela. Dit jaar won het vernuftige La couleur des choses van Martin Panchaud, een zielig verhaal over een veertienjarige Engelse jongen die de ruzie tussen zijn ouders wil oplossen door op de paardenrennen te gokken. Vooral de afstandelijke manier waarop Panchaud het verhaal vertelt, is erg opvallend. Alle scènes worden van bovenaf getekend en de personages worden simpelweg weergegeven als cirkels met een eigen kleur.
De dappere Belgen
Behalve in de nominatielijst en natuurlijk op de signeersessies kon je dit jaar veel Belgische auteurs opmerken in de tentoonstellingen. Zo is het onmogelijk om een expo over strips en populaire muziek te maken zonder Ever Meulen. Peyo van De smurfen en Morris van Lucky Luke hadden blijkbaar ook nog LP-hoezen gemaakt. Met Joost Swarte, Peter Pontiac en Typex waren ook Nederlanders goed vertegenwoordigd in die tentoonstelling. Maar vooral de expositie over kleur in strips haalde zijn inspiratie in België. Er hingen pagina’s uit De tamboer van Borodino van Simon Spruyt, Het amusement van Brecht Evens en De walvisbibliotheek van Judith Vanistendael, maar ook werk van de in Vlaanderen minder bekende Thierry Van Hasselt, Greg Shaw en Éric Lambé.
Een verjaardag in mineur
Voor een speciale editie als de vijftigste zou je een extra feestelijk programma verwachten, maar dat viel tegen. Na haar Grand Prix van de vorige editie stond het al vast dat de Canadese Julie Doucet een retrospectieve zou krijgen. Haar werk is historisch belangrijk wegens het bevrijdende effect op vrouwelijke auteurs wereldwijd en ook anderszins bijzonder fascinerend, maar niet bepaald een grote publiekstrekker. Daarvoor werd gerekend op Hajime Isayama en zijn Attack on Titan, waarvan de originelen in een nagebouwd middeleeuws kasteel getoond werden, en op de horrorstrips van Junji Ito, die de afgelopen jaren tegelijk critici en veel fans hebben verleid. Met Philippe Druillet stond dan weer een oude getrouwe van het festival geprogrammeerd, maar die is al erg lang met pensioen. Een echte Franse crowdpleaser stond wel degelijk op de planning, maar daar kwam iets tussen (waarover later meer).
Ook op andere vlakken leek het festival eerder een stapje terug dan een stap vooruit te zetten. Zo waren er minder muzikale spektakels met live tekeningen en daagden voor de publieksinterviews duidelijk minder grote namen op. De delegatie auteurs uit de VS was bijzonder klein en moest teren op namen als de invloedrijke, maar bij het publiek onbekende Sammy Harkham.
Japan boven (en onder)
De Japanse delegatie bleek wel talrijk. Samen met het groeiende belang van de Japanse strip in de stripverkoop is ook de aandacht voor manga op het festival in stijgende lijn gegaan, met 2023 als voorlopig hoogtepunt. Maar liefst drie van de belangrijkste tentoonstellingen waren aan een Japanse auteur, zeg maar mangaka, gewijd. Junji Ito met zijn intelligente horror en Hajime Isayama met zijn bedreigde mensdom in Attack on Titan spraken veel jonge lezers aan. Daar voegde het festival nog Ryoichi Ikegami aan toe. Hij is de tekenaar van de manga’s Crying Freedom en Sanctuary, die in veel Europese landen bij de eerste vertaalde Aziatische strips hoorden. Alle drie kregen ze een op maat gesneden prijs van het festival, die schijnbaar nodig is om Japanse auteurs zover te krijgen dat ze ook echt een vliegticket boeken om naar Zuid-Frankrijk af te reizen.
Daarnaast was de speciale ruimte die het festival aan de manga toebedeelt, Manga City, opnieuw uitgebreid. Ze ontwikkelt zich steeds meer tot een festival in het festival. Veel jonge fans bezoeken alleen het mangagedeelte omdat ze daar alle boeken en auteurs vinden die hen interesseren.
Helaas is kwantiteit niet hetzelfde als kwaliteit. Na prachtige tentoonstellingen over grootheden van de manga in voorbije jaren, zoals Osamu Tezuka, Shigeru Mizuki, Yoshiharu Tsuge, Jiro Taniguchi, Taiyo Matsumoto of Naoki Urasawa, viel de selectie van dit jaar esthetisch tegen, op Junji Ito na. Het roept de vraag op of het festival nu resoluut voor populaire successen zal kiezen in plaats van esthetische hoogvliegers, zoals de afsluitende perstekst van het festival zelf suggereert.
Electropop in de kapel
Een ontwijde kapel in een uithoekje van het stadscentrum bood vier dagen lang een bijzonder spektakel. Op muziek van het elektronische duo Zombie Zombie werd een loop met beelden uit de strips van Philippe Druillet op alle wanden en het plafond van het gebouw geprojecteerd. De extreem gedetailleerde science-fictionwerelden van Druillet betekenden ooit een revolutie in de stripbladen Pilote en Métal Hurlant. Zijn fictieve universum en de doodshoofd-ringen die de bijna tachtigjarige tekenaar draagt, laten misschien eerder een affiniteit met heavy metal vermoeden, maar de muziek van de groep past zo goed bij zijn tekeningen dat hij zelfs met hen samenwerkte voor hun nieuwe videoclip.
Lous and the yakuza reikt prijzen uit
Ook bij andere activiteiten haalde het festival de band met populaire muziek aan. Een grote tentoonstelling presenteerde een overzicht van stripauteurs die zich door populaire muziek hadden laten inspireren met namen als Charles Burns, Derf Backderf of Robert Crumb. En in de zevenkoppige jury die de albumprijzen moest toekennen zat zowaar de Brusselse Lous and the yakuza, die naar eigen zeggen 2000 manga’s in haar persoonlijke bibliotheek heeft staan. Haar nieuwste song Ciel is zelfs opgedragen aan Attack on Titan, de populaire manga waaraan het festival dit jaar een grote tentoonstelling wijdde. Misschien heeft zij er dus ook iets mee te maken dat de prijs voor de beste stripreeks dit jaar naar een manga ging, namelijk Blood on the tracks van Shuzo Oshimi, over een verstikkende moeder-zoonrelatie.
Een directeur in tranen
Vreemd momentje toch, die openingsceremonie op woensdag. Ze begon al met een halfuur breakbattle als een indirecte aankondiging dat Angoulême in 2024 meedoet aan de culturele olympiade, een antwoord van de culturele sector op de Olympische Spelen in Parijs van volgend jaar. De festivaldirecteur Franck Bondoux mocht vervolgens speechen voor de volle theaterzaal met daarin onder anderen de minister van cultuur. Wie een begeesterend verhaal over hoogtepunten van de 50 jaar festival verwachtte, kwam bedrogen uit. Bondoux kwam niet veel verder dan de melding dat de toekomst van het festival verschillende keren aan een zijden draadje had gehangen, door financiële problemen, maar ook door een onverwachte sneeuwstorm. Hij leek zich bovendien te verontschuldigen omdat een festival noodgedwongen altijd een selectie moet maken en nooit een compleet beeld van de hele stripwereld kan schetsen. Eventjes later in zijn toespraak brak zijn stem en stond hij minutenlang te huilen op het podium voordat hij de rest van zijn tekst kon voorlezen. Naar de reden hadden de toeschouwers het raden. Mogelijk vond hij het triest dat twee van de drie founding fathers van het festival de vijftigste verjaardag niet gehaald hebben, maar er was ook nog een andere mogelijke verklaring voor het oncontroleerbare verdriet van de man in het pak.
Een controverse met consequenties
Het vijftigste festival had immers vooraf al een jaarlijkse traditie naar een hoger niveau getild: de controverse in aanloop van het festival. In de oorspronkelijk bekendgemaakte planning voor 2023 stond eigenlijk nog een extra tentoonstelling. Franse veeltekenaar en rijzende ster Bastien Vivès zou carte blanche krijgen om zijn recente werk te tonen. De auteur van stripromans als De smaak van chloor en Polina is al vijftien jaar erg populair in Frankrijk en daarbuiten. Toch bleek dat programma-onderdeel niet naar de zin van iedereen. In een online petitie werd bezwaar aangetekend tegen de tentoonstelling, vooral door vrouwelijke auteurs. Die verweten het festival dat het een podium gaf aan een auteur die zich op sociale media en in interviews vrouwonvriendelijk had uitgelaten. De (ironische) pornostrip Petit Paul van Vivès, met een fors geschapen jongetje in de hoofdrol, lokte de kritiek “pedoporno” uit. Ook het stereotiepe uiterlijk van veel van Vivès’ vrouwelijke personages riep reacties op. Hun borsten zijn vaak zo omvangrijk dat ze hun eigenaressen vreselijke rugpijn moeten bezorgen.
De petitie lokte op haar beurt een verontwaardigde reactie uit van de mei-68’ers die nog aan de wieg van het festival stonden en die het onbeperkte recht op vrije meningsuiting verdedigden. Volgens hen mag Vivès tekenen en zeggen wat hij wil, zolang hij niemand kwaad berokkent. Niemand is verplicht om zijn werk te lezen, was de teneur. Het debat kwam uitgebreid in de Franse en zelfs internationale pers en groeide uit tot een nieuwe lokale versie van MeToo en het ermee samengaande debat over de grenzen van de vrije meningsuiting. Daardoor weten zelfs Fransen die géén strips lezen nu wie Bastien Vivès is.
Na bedreigingen aan het adres van Vivès en aanhoudende kritiek gelastte het festival de geplande tentoonstelling in extremis af. Vivès verontschuldigde zich nog op sociale media voor zijn aanvallende en provocerende uitspraken, maar die excuses kwamen uiteraard te laat.
De kwestie toont nog maar eens dat de oudere witte mannen aan het hoofd van het festival moeite hebben om de veranderende tijdsgeest te vatten. Er zijn in de geschiedenis van het festival zeker al vrouwonvriendelijkere auteurs geëxposeerd dan Bastien Vivès, denk maar aan Milo Manara vier jaar geleden, maar de organisatie had wel kunnen weten dat ze op het punt van gendergelijkheid en seksisme kwetsbaar blijft. In 2016 verklaarde festivaldirecteur Bondoux nog doodleuk op de Franse tv dat het normaal was dat het festival een longlist van 30 mannen voorstelde voor de Grand Prix, omdat er nu eenmaal nauwelijks belangrijke vrouwelijke auteurs waren. Ook toen gaven de auteurs de festivaldirectie lik op stuk door vrouwen te nomineren zodra ze de kans kregen. Met Rumiko Takahashi en Julie Doucet wonnen er sindsdien al twee de Grand Prix, terwijl Catherine Meurisse, Pénélope Bagieu, Alison Bechdel en Claire Wendling een of meerdere keren in de shortlist voorkwamen. In 2022 waren zelfs alle drie de genomineerden vrouwen. De Vivès-controverse bepaalde uiteindelijk de festivaldagen zelf niet meer, maar in de straten van de stad waren wel nog slogans te lezen zoals ‘Respect n’est pas une censure’, getekend door het collectief MeTooBD. Benieuwd of de actiegroepen de festivaldirectie volgend jaar opnieuw aan het huilen brengen…
- Riad Sattouf
- Grand Prix de la ville d’Angoulême
- Alison Bechdel
- Catherine Meurisse
- Julie Doucet
- Joost Swarte
- Peter Pontiac
- Judith Vanistendael
- Thierry Van Hasselt
- Greg Shaw
- Philippe Druillet
- Osamu Tezuka
- Shigeru Mizuki
- Yoshiharu Tsuge
- Jiro Taniguchi
- Taiyo Matsumoto
- Naoki Urasawa
- Charles Burns
- Derf Backderf
- Robert Crumb
- Franck Bondoux
- Bastien Vivès
- Rumiko Takahashi
- Pénélope Bagieu
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier