Wie voor God speelt, komt de duivel tegen. Zo ook in Fantastische Liefdesgeschiedenis van Sophie Divry.
Er zijn weinig bouwprojecten op aarde die mijn hoop in de mensheid zo bevestigen als CERN. De ondergrondse deeltjesversneller in Genève moet miljarden gekost hebben, geld dat we zonder enig winstoogmerk letterlijk in een zwart gat gooien. De constructie – een 27 kilometer lange rollercoaster waarin elementaire deeltjes aan een rotvaart tegen elkaar botsen – is louter gebouwd uit menselijke nieuwsgierigheid: hoe ging het eraan toe bij het ontstaan van ons heelal?
CERN stelt meer dan 3000 wetenschappers en ingenieurs te werk, allemaal bollebozen die een lucratieve carrière in de petrochemie of farma links laten liggen om spookdeeltjes te betrappen. Ja, je kunt er een Nobelprijs mee winnen, maar wie wil rentenieren op de Bahamas, zoekt beter elders werk.
CERN is ook de bron van allerlei vermakelijke complottheorieën. Klavierhelden die denken dat we geregeerd worden door hagedissen zijn er rotsvast van overtuigd dat er allerhande satanische experimenten worden uitgevoerd – het logo alleen al, drie kruisende zessen, bewijst de hand van de duivel. Ja, er is daar duidelijk iets niet pluis in Zwitserland, en dat is ook het uitgangspunt van de Franse romancier Sophie Divry, die de wetenschappelijke experimenten aangrijpt om er een spannende roman uit te brouwen.
Centrale zin: Het moeilijkste van het leven als single is dat je niet dagelijks wordt gevolgd, de afwezigheid van een luisterend oor.
Kort samengevat gaat het over een blauw kristal dat over magische krachten beschikt en per ongeluk in een afvalcontainer belandt. Splinters kobalt komen in Lyon terecht, en wanneer daar in een plasticverwerkend bedrijf de eerste doden vallen, verschijnt Bastien op het podium. Als arbeidsinspecteur moet Bastien meestal kleine brandjes blussen – heibel met de vakbond, onbetaalde overuren – maar nu raakt hij meegesleept in een mysterieus complot waarbij meerdere nietsontziende snoodaards het kristal willen bemachtigen. Bastien krijgt hulp van Maïa, een wetenschapsjournaliste die hierin de scoop van haar leven vermoedt. Je hoeft geen kernfysica gestudeerd te hebben om te begrijpen dat dit het begin is van een opwindende roman met een mild amoureus tintje.
Voer voor Dan Brown-liefhebbers? Ook, maar Divry weet haar roman wel psychologisch te stofferen. Haar antihelden zijn net atypisch genoeg en de plot slalomt lekker rond de thrillerclichés. Zeker de openingshoofdstukken tonen aan dat Divry over een sterk observatievermogen beschikt en hoewel ze het tempo iets te gretig omhoog jakkert, vliegt haar Fantastische liefdesgeschiedenis nergens uit de bocht.