Een vereenzaamde man sterft aan de rafelrand van de maatschappij. Jon McGregor schreef een prachtige elegie waarin hij de onzichtbaren een menselijk gelaat schenkt.
Robert Radcliffe is dood. Ergens tussen kerst en Nieuwjaar heeft zijn gehavende lichaam de geest gegeven, en vlak voor hij naar het schimmenrijk afreist, overschouwt hij nog één keer zijn leven.
Het begon goed, met zijn geliefde Yvonne en hun jonge dochter Laura, met vast werk en een leuke flat. En zolang hij in beweging bleef, kon hij de snerpende pijn in zijn hoofd dempen. Was het een oude oorlogswonde, een granaatscherf die achter zijn oor de uiteinden van zijn brein tergde, of iets banalers, een uit de hand gelopen kroeggevecht, in de verkeerde steeg met de verkeerde kerels slaags geraakt? De lijkschouwer pulkt het metaal met een pincet uit Roberts schedel en concentreert zich op diens ingewanden, waarbij vooral de levercirrose opvalt.
Centrale zin: Ze brengen zijn lichaam naar de rand van de stad en gooien hem in het vuur.
Het begon goed, maar toen ging het fout. Met een laatste krachtinspanning ziet Robert zichzelf werkloos worden, in pubs rondhangen, thuis liters cider wegstouwen – de angst in de ogen van Laura wanneer hij lallend door de flat banjert. Yvonne die stiekem een koffer pakt. De zachte klik van de voordeur die gesloten wordt in de ochtend. Een lege woonst. Eenzaamheid en tranen. Robert die samen met zijn hondje Penny op een stoel wacht tot ze terugkomen. Robert die vriendschap sluit met Mike, een paranoïde veteraan uit de Falklandoorlog die zijn posttraumatische stress wegspuit met heroïne. Mike die bij Robert intrekt, met in zijn kielzog een sliert junkies, zoals crackhead Danny en zijn kreupele hond Einstein. Eigenlijk is iedereen welkom – zolang de junks Robert van drank en kebab voorzien, vindt hij het allemaal prima. Zelf hoeft Robert geen naald in de arm, nee, dank je. Hij wil dronken maar met een laatste restje waardigheid op zijn stoel wachten op de terugkomst van vrouw en kind.
Het ging fout maar toen leek het wonder toch te geschieden. Robert ziet hoe Laura opnieuw aan de deur staat, helaas ook verslingerd aan de dope, maar wel zinnens om te ontwennen. Of ze even bij haar vader mag blijven om haar leven op orde te krijgen?
Het ging even goed, maar toen liep het toch fout, zoals elk leven fout loopt. Robert ziet zichzelf liggen in een plas bloed en braaksel, alleen in zijn onttakelde flat, starend naar de schimmel op het plafond, wachtend tot agenten zijn voordeur inbeuken omdat de geur niet meer te harden was.
Het is een klein leven dat literair prijsbeest Jon McGregor reconstrueert. Hij geeft de zoveelste droeve man aan de rafelrand van de maatschappij toch nog een verhaal en haalt daarbij een grandioos stijlarsenaal boven, gaande van rechtbankverslagen tot verhakkelde junkiespraak. Robert wordt, omringd met taalkunst, ten grave gedragen. Grimmig maar groots hoe McGregor hier de verschoppelingen der aarde toch nog even zichtbaar maakt.
Zelfs de honden
Jon McGregor, Nieuw Amsterdam (oorspronkelijke titel: Even the Dogs), 240 blz., 20,99 euro.
Jon McGregor
Jon McGregor (Bermuda, 1976) is vaste klant bij de Britse literaire prijzen. Hij haalde meermaals de longlist van de Booker Prize en won voor Zelfs de honden de International Dublin Literary Award, een prijs ter waarde van 100.000 euro. Eerder werd Reservoir 13 – ook een aanrader – in het Nederlands vertaald.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier