Hoogbouw komt voor de val. Kevin Lambert had voor Laat Onze Vreugde Voortduren beter wat langer aan de tekentafel gezeten.
Telkens als ons een Canadees talent wordt aangeboden, spitsen we de oren. Sinds de dood van Alice Munro – de controversiële Nobelprijswinnaar – zijn er maar weinig Canadese auteurs die het Europese continent bereiken. Op literair vlak kennen we Canada vooral van Margaret Atwood, Leonard Cohen en rare boeken over seks met beren – tik, op eigen risico, de naam van Marian Engel maar eens in je zoekbalk.
Godzijdank is er nu Kevin Lambert, een jong supertalent dat in Canada en Frankrijk al een rits literaire prijzen binnenrijfde, en met zijn nieuwe roman Laat onze vreugde voortduren internationaal potten breekt. De insteek klinkt alvast veelbelovend: Lambert beschrijft de rise and fall van de Canadese toparchitect Céline Wachowski en kaart in proustiaanse stijl de wereldwijde vastgoedcrisis aan. Thema’s als roofkapitalisme, gentrificatie, machtshonger, het glazen plafond, homofobie, overheidscorruptie en links revolutionair verzet – het lijken de ideale bouwstenen van een ambitieuze roman.
Centrale zin: De enige manier om de paradoxen van onze tijd op te lossen is onteigening van de rijken.
Lambert bulldozert in het openingshoofdstuk los over de lezer. In langgerekte alinea’s plamuurt hij het succesvolle leven van Céline – na de gelijknamige zangeres de bekendste Canadese ter wereld – in dikke lagen over de pagina’s. Een toparchitect die ook ceo is van een internationaal vastgoedconglomeraat, een cultureel icoon dat overal ter wereld prestigegebouwen neerpoot, een filantropische vrouw die zo beroemd is dat ze door Joan Didion wordt geïnterviewd, een mediafiguur met haar eigen Netflix-show, een grande dame die bijna zeventig wordt maar nog niet klaar is met de wereld: ze staat op het punt om haar meesterwerk te voltooien in haar geboortestad Québec. Kortom, Céline komt zo uit Succession of een roman van Tom Wolfe gewandeld.
Lambert begrijpt de basisregels van de kunst: zonder drama versaagt de aandacht. En dus krijgt Céline te maken met een vileine lastercampagne die haar carrière op losse schroeven zet en haar vastgoedimperium als een kaartenhuis dreigt te laten storten. Helaas is Lambert een andere stelregel vergeten: het helpt als je empathie kweekt bij de lezer voor je je hoofdpersonage de duvel aandoet. Het kost moeite om in Céline meer dan een archetype te zien, en zijn drammerige vertelstijl werkt tegen dan al danig op je leesgeduld.
Laat onze vreugde voortduren bulkt ook van de beginnersfouten. Te veel thema’s, te veel vertelzucht, te weinig psychologisch onderbouwde personages, te weinig dialogen, te veel clichés over arm versus rijk, te veel namedropping, en te veel snoeverij. Zonder enige noodzaak laat hij Céline bijvoorbeeld het volledige oeuvre van Proust lezen (want daar heeft een veelgeplaagde ceo de tijd voor) om ons dan te vergasten op een paar semi-intellectuele platitudes over de Franse meesterstilist. Anderzijds: na de laatste pagina krakkemikkig proza betreurden we samen met Proust wel onze verloren tijd. Terug naar de tekentafel dus.