In Karen Jennings’ roman ‘Een Eiland’ wordt een paranoïde krijgsdans uitgevoerd, met de lezer als jurylid

4 / 5
© Getty

Karen Jennings, Cossee

Een Eiland

Oorspronkelijke titel: An Island, 208 blz, 21,00 euro

4 / 5
Roderik Six
Roderik Six Journalist voor Knack

In de broeierige roman Een eiland van Karen Jennings vechten twee ballingen traag op leven en dood. Met de taal als overwinnaar.

Samuel is niet verrast door het aangespoelde lijk. De vuurtorenwachter woont al drieëntwintig jaar op dit eiland, alleen, en doorheen de decennia heeft de zee wel vaker dood vlees op zijn kusten uitgespuwd. Het zijn onfortuinlijke vissers, of bootvluchtelingen, of misschien zelfs rebellen die op last van een dictator vanuit een helikopter in de oceaan werden gegooid. Vroeger bracht hij het vasteland nog op de hoogte maar na een regimewissel taande de interesse in anonieme drenkelingen – ze hebben wel grotere problemen, bovendien heeft Samuels radio het ondertussen begeven. Straks zal hij het lichaam in een ondiep graf begraven maar eerst wil hij het plastic vat uit de versteven handen peuteren. Dat kan dienst doen als regenton – zoet water is een kostbaar goed op dit uitgedroogde eiland.

Het vat was van plastic, blauw als een overall, en bleef zichtbaar op het aanrollende water deinen terwijl hij zich naar de kust haastte.

Samuel heeft geleerd zich te beredderen. Hij onderhoudt een moestuin en in een ren scharrelen enkele uitgemergelde kippen rond. Om de twee weken meert er een parlevinker aan met wat voorraden en nieuws van de overkant. De schippers proberen hem soms te overtuigen om zelf nog eens het vasteland te bezoeken, maar Samuel weigert steevast: daar woont zijn verleden, daar leven zijn trauma’s, daar staat de gevangenis waar hij jarenlang gemarteld werd. Hier is hij veilig. Alleen maar veilig.

Tot hij een hoest hoort. Achter hem braakt een mond wat zout water op. In een hoestbui van haaienvoer naar Crusoe: het leven kan grillig zijn. Samuel ontfermt zich plichtbewust over de vreemdeling, die in een ijltempo aansterkt. Hoewel hij Samuels rantsoenen danig doet slinken en ze elkaar amper begrijpen, blijkt de jongeman wel hulpvaardig: ongevraagd oogst hij groenten en mokert hij rotsen om er bouwstenen van te maken. Maar wanneer de veerboot aanmeert, slaat hij op de vlucht. Blijkbaar is ook hij niet zo’n grote fan van het vasteland. Wat heeft hij op zijn kerfstok? En vormt hij een bedreiging voor Samuel?

De Zuid-Afrikaanse schrijfster Karen Jennings haalde in 2021 terecht de longlist van de Booker Prize met deze sartriaanse roman over twee bannelingen die op elkaar zijn aangewezen. Samuel en zijn bezoeker voeren in een verlaten arena een paranoïde krijgsdans uit, met de lezer als jurylid. Aanvankelijk duim je voor Samuel, maar zodra je meer over zijn dubieuze verleden te weten komt, moet je je morele oordeel bijstellen: is hij nu een verzetsheld of een laffe verrader? Anderzijds: de vreemdeling blijkt ook geen onbeschreven blad.

Jennings giet het dilemma in een tedere taal. Het zijn haar elegante zinnen die als winnaar uit het strijdperk treden. Duim omhoog dus.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content