![](https://img.static-rmg.be/a/view/q75/w962/h503/f48.61,32.69/7015496/anne-de-marcken-jpg.jpg)
In het zombieverhaal ‘Het duurt eeuwig en dan is het voorbij’ waren de geesten van Samuel Beckett en Jean-Paul Sartre rond
Anne de Marcken, Koppernik
Het Duurt Eeuwig en dan Is het Voorbij
Oorspronkelijke titel: It Lasts Forever and Then It's Over, 156 blz, 22,00 euro
Anne de Marcken doet een prachtig taaldansje op het graf van de wereld.
Vandaag is de vrouw haar linkerarm kwijtgeraakt. Precies bij de schouder: ‘Ik had gedacht dat het mijn evenwicht erger ging verstoren. Het is als naar de kapper gaan. De lucht beweegt anders rond mijn overgebleven delen.’ De vrouw neemt de arm mee naar bed, en vlecht later een tuigje om het ledemaat alsnog mee te dragen. Het duurt een poosje voor je afscheid kan nemen van een arm, maar het verlies hoort bij haar nieuwe bestaan. Haar lotgenoot Mitchem weet er alles van. Een tijdje terug heeft hij zijn eigen penis afgebroken en sindsdien is hij een prediker geworden – minder pik, meer wijsheid.
De vrouw en haar vrienden – nou ja, kennissen – leven in een vagevuur. Helemaal dood zijn ze niet, maar als je lichaam aan het afbrokkelen is, kan je moeilijk beweren dat je nog springlevend bent. Ze dolen rond in een post-apocalyptische wereld waar de tijd is blijven stilstaan. Er zijn nog echte levende mensen, maar die wonen verscholen achter hoge muren en prikkeldraad. Soms bespiedt de vrouw hen, dan kijkt ze toe hoe zij televisie kijken of vol levenslust vrijen.
Op zich is dat ondode bestaan niet lastig. Alleen die razende honger blijft een kwelling. Volgens de legende zouden ze hersenen moeten eten, maar dat blijkt niet te kloppen. Verder is er de verveling – tijd duurt lang als tijd niet bestaat – maar gelukkig krijgt de vrouw gezelschap van een pratende kraai. Niet dat hij in volzinnen kletst, maar elk woord, hoe losgezongen ook, is welkom.
Centrale zin: Op de terugweg naar het hotel vond ik een dode kraai op straat.
Een arm verloren, een kraai gewonnen, en de vrouw besluit om de wereld te verkennen. Of wat daar nog van over is. Wandelen over verlaten snelwegen en lege golfterreinen. Door bossen die weer welig woekeren. Door verlaten steden. Ze gaat huizen binnen waar collectieve-zelfmoordenaars nog aan tafel zitten, hun lijken vereeuwigd in een laatste avondmaal. De wereld zonder mensen is prachtig. Een wereld die de vrouw onbevreesd tegemoet kan treden, want eens de dood voorbij hoef je nergens nog bang voor te zijn, toch?
Joepie, nog maar eens een deprimerende roman over het einde van de wereld, alsof de werkelijkheid niet al droevig genoeg is, hoor ik de lezer terecht zuchten. In het geval van de Amerikaanse schrijver en kunstenaar Anne de Marcken loont het echter om voorbij de achterflap te lezen. Ja, Het duurt eeuwig en dan is het voorbij is een zombieverhaal, maar dan wel eentje waar de geesten van Samuel Beckett en Jean-Paul Sartre in rondwaren. In elke alinea valt tussen de afrottende vingers wel een breinbrekende zin te sprokkelen. Deze bijvoorbeeld: ‘Ik open mijn mond om iets te zeggen, maar ik kan niet bedenken wat. Ik maak een geluid dat lijkt op de kronkelstreep die je trekt om de inkt uit een ballpoint te laten vloeien.’ Of hoe een droedel beter klinkt dan een echt woord. Met al die taalkundige schoonheid construeert Anne de Marcken een uitdagende roman die je meermaals verbaasd van het blad doet opkijken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier