In ‘Citizen: Amerikaanse Lyriek’ onderzoekt Claudia Rankine wat het betekent om zwart te zijn in een witte wereld

4 / 5
© Belga

Claudia Rankine

Citizen: Amerikaanse Lyriek

Oorspronkelijke titel: Citizen: An American Lyric, 186 blz, 24,00 euro

4 / 5
Roderik Six
Roderik Six Journalist voor Knack

De Afro-Amerikaanse klassieker Citizen kerft het woord schaamte in je ziel. Een broodnodig boek.

Ze trekt de aandacht, louter door hier, vlak voor het station van Rotterdam, te staan, in vrijetijdskledij, met haar handen in haar zakken. Toeristen en pendelaars kijken naar haar op en nemen schuchter een selfie. Vier meter hoog is ze, en vooralsnog heeft ze geen naam – haar schepper, beeldhouwer Thomas J. Price, heeft haar Moments Contained gedoopt. Het is een kwestie van tijd voor iemand haar een bijnaam geeft.

O ja, ze is zwart. Dat is blijkbaar voldoende om een hetze te creëren. NRC-columniste Rosanne Hertzberger noemde het standbeeld een belediging omdat de afgebeelde vrouw niets gepresteerd heeft. Politicus en complotdenker Thierry Baudet trok voor de camera’s het rioolgat dat zijn mond heet open – je durft hem uit plaatsvervangende schaamte bijna niet te citeren: ‘Zo’n n*g*rin op Nikes, wat heeft dat nou met Nederland te maken?’

Wie goed kijkt, ziet dat de vrouw haar handen in haar zakken tot vuisten heeft gebald. Haar knokkels schrijnen door haar joggingbroek. Het is die ingehouden woede die je ook leest in Citizen van Claudia Rankine, een poëtisch essay dat bijna tien jaar geleden in de VS verscheen en nu voor het eerst in het Nederlands vertaald werd. De Jamaicaans-Amerikaanse dichteres onderzoekt via anekdotes, foto’s en mini-essays wat het betekent om een zwart lichaam te hebben in een witte wereld. Ze past daarbij voor het grote gebaar: haar essay leest niet als een pamflet maar als een droeve opsomming van dagelijks racisme.

Je vingers bedekken je ogen, drukken ze diep in hun kassen – te veel opschudding, te veel voor een hoofd dat niet vergeet pijn te doen.

Een kind dat op het vliegtuig niet naast haar wil zitten, en een moeder die dat begrijpt. Een vastgoedmakelaar die haar wantrouwt. Een academicus die denkt dat zwarte vrouwen geen kanker kunnen krijgen. Serena Williams die uitgejouwd wordt. Een man die haar omverloopt omdat hij haar zogezegd niet gezien heeft. De halfslachtige excuses die daarop volgen.

Dagelijkse hatelijkheden, kleine druppels salpeter die je woede voeden, woede die een uitlaatklep zoekt. Mag een zwarte vrouw kwaad zijn, vraagt Rankine zich af. Helpt dat überhaupt? Of moet je beleefd wachten tot de witte bevolking het onrecht erkent? Hoeveel onschuldige zwarte mensen moeten nog sterven door politiekogels voor een revolte uitbreekt? Rankine somt de namen op van al die Rodney Kings en laat de tekst vervagen: de lijst is oneindig.

Rankine merkt dat ze almaar vaker zucht, dat haar jammerklacht ongehoord blijft, dat de microagressies aan haar gezondheid vreten, dat het institutionele racisme haar hart verplettert. Maar ze blijft woorden zoeken, en die inspireren op hun beurt weer andere schrijvers, zoals de Nederlandse Dean Bowen, die deze vertaling van een knap voorwoord voorzag: ‘Ik trof bij Rankine een taal die me roerde tot in het diepst van mijn kern.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content