Howard Jacobson, Prometheus
Moederskind
304 blz
In elk donker hoekje valt wel een lach te sprokkelen, zo blijkt uit de memoires van moederskind Howard Jacobson.
Autobiografieën dienen te allen tijde gewantrouwd te worden. Vaak zijn het vehikels van zelfverheerlijking en zelfvergoelijking. Zeker als ze geschreven zijn door literaire auteurs, toch groothandelaars in leugens en gepolijste waarheden, moet je op je hoede zijn. En zelfs de oprechtste en meest zelfkritische auteur moet teren op een geheugen dat per definitie feilbaar is.
De Britse Booker Prize-winnaar Howard Jacobson omzeilt al in de introductie van Moederskind die valstrik door dit nieuwe boek als memoires te bestempelen: dit is hoe hij zich zijn leven herinnert, niet hoe het zich daadwerkelijk heeft afgespeeld. En hij waarschuwt de lezer: daar waar het geheugen faalt, zal verbeelding de gaten vullen. Dat maakt dat hij zijn geboorte kan beschrijven, en de schaamte die hij voelde tijdens zijn besnijdenis.
Jacobson is geboren in een Joods gezin in Manchester, met een moeder achter het aanrecht die immer bang zou blijven voor vervolging en een vader die in de Tweede Wereldoorlog diende. Zijn vader aarzelt niet om de Britse fascistenleider Oswald Mosley een klap te verkopen tijdens een optocht – al kwam die niet helemaal terecht waar hij bedoelde, zoals u elders in dit nummer, in het interview met Jacobson, leest. Het is een van de vele heroïsche anekdotes die Jacobson, lichtjes jaloers omdat hijzelf een gepamperd moederskindje is, over zijn vader vertelt: ‘Hij was het type dat zonder nadenken een brandend huis binnen liep om een kind te redden maar tegelijk mijn ogen afschermde voor elk onheil omdat ik zo teergevoelig ben.’
Centrale zinnen: Tegenwoordige of verleden tijd doet er bij een terugblik feitelijk niet toe. Dingen die niet gebeurd zijn hadden gebeurd kunnen zijn of kunnen nog gebeuren.
De kracht van Moederskind schuilt in Jacobsons nietsontziende zelfspot. Genadeloos fileert hij zijn sputterende academische carrière, zijn uitstelgedrag – hij debuteerde pas op zijn veertigste als romancier – , zijn mislukte huwelijken en zijn dwangmatige ontrouw. De humor spat dan ook van de pagina’s en elk hoofdstuk kent wel een pijnlijke levensmop met de auteur als de risee.
Op zijn tachtigste heeft Jacobson veel vrienden zien vertrekken richting het grote niets, en allemaal krijgen ze bij wijze van afscheid nog een liefdevolle veeg uit de pan. Tussen het grinniken door vloeien tranen, maar Moederskind leest finaal als een grote ode aan het vitalisme. De rozen zijn altijd hun doornen waard, en uit elke kwetsuur kun je een lach puren. Ook al is die soms groen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier