In de tijd die u nodig hebt om deze intro te lezen zullen er wereldwijd een dozijn mensen overleden zijn. Wat weten we van de dood? Sue Black legt onze liefste vijand op de dissectietafel en brengt zo een mooie ode aan het leven.
Ze is alledaags, onvermijdelijk, en toch vermijden we angstvallig om erover te praten. De dood wordt omhangen met rituelen, zwarte humor en spookverhalen, botte instrumenten die enkel bestaan bij gratie van onze onmacht. Daar wil Sue Black met All That Remains verandering in brengen. Black is een forensisch antropoloog, niet te verwarren met een anatomopatholoog. Beiden hebben de dissectietafel als werkplek hebben, maar een anatomopatholoog zoekt vooral naar directe doodsoorzaken, terwijl Black zich meer focust op de levensloop van de overleden patiënt. Haar onderzoek richt zich veelal op John Does, lijken zonder naam, en met haar expertise probeert ze het lichaam te identificeren. Zo kan er weer een naam van de lijst van vermiste personen worden geschrapt en kunnen de nabestaanden eindelijk afscheid nemen van hun geliefden.
Centrale zin: I have never been spooked by the dead, it is the living who terrify me.
Black gaat in de openingshoofdstukken dieper in op de technische kanten van haar nobel werk en hoewel het menselijk lichaam wonderlijk complex in elkaar zit, slaagt ze er met haar nuchtere toon in om die hele vleesmassa helder te ontwarren. Als je eenmaal begrijpt wat er precies gebeurt bij je levenseinde, wordt het minder afschrikwekkend, is haar boodschap.
Black snapt dat de dood bovenal een gevoelskwestie is. Daarom analyseert ze eerst haar persoonlijke doden – haar oom, haar vader, haar moeder – en beschrijft ze minutieus hun laatste momenten, waarbij vooral haar respectvolle toon opvalt. Het hele boek door zal ze trouwens mensen bedanken, niet in het minst zij die hun lichaam afstaan aan de wetenschap zodat studenten kennis kunnen opdoen.
Zwaarder wordt het wanneer Black verhaalt over haar wedervaren in Kosovo in 1999. Daar werd haar expertise gevraagd om lijken uit massagraven te helpen identificeren. Vaak met gevaar voor eigen leven: de Serviërs deinsden niet terug om de graven van boobytraps te voorzien om zo hun oorlogsmisdaden te maskeren. Black doet beroep op een sterke lezersmaag wanneer ze over kapotgeschoten baby’s en rottende ledematen vertelt – het graf is soms een diepe kloof waarin onmenselijkheid gedijt.
Het mag niet verbazen dat Black lof krijgt van thrillerauteurs, die gretig gebruik maken van haar kennis om hun misdaadverhalen van de juiste wetenschappelijke achtergrond te voorzien. Black kreeg ook meer dan woordelijke steun van auteurs als Val McDermid en Lee Child: zij kwamen haar financieel te hulp toen ze een nieuw universitair onderzoekscentrum wilde bouwen. Blacks grappige anekdotes over de originele fundraisers vormen een welgekomen luchtige noot na de Kosovo-episode. Zo vindt ze, niet gespeend van enige zelfspot, het juiste evenwicht in All That Remains. Veel tranen, af en toe een glimlach: dit boek is een beetje als het leven zelf.
All That Remains
Sue Black, Doubleday (Engelstalig), 356 blz., 22,95 euro.
Sue Black
Sue Black (°1961) wist al van kinds af dat ze met lijken wilde werken. Voor haar eerste vakantiejob ging ze in de lokale slagerij werken. Black groeide uit tot een befaamd expert in haar vak en assisteert regelmatig de politie bij mysterieuze moordzaken. Ze heeft maar één fobie: knaagdieren. Zelfs cavia’s.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier