In De geheugenpolitie stelt de Japanse schrijfster Yoko Ogawa pertinente vragen over onze herinneringen. Wat als vergeten een ideologie wordt, en hoeveel moet je onthouden om mens te blijven?
Mits voldoende tijd zal alles verdwijnen. Op een dag, de laatste dag, zal de zon uitzetten en zullen haar vlammen de aarde verzwelgen. In dat rustgevende vuur zal alles verpulveren, van wasknijpers tot piramides, van nooit ontdekte dinosaurusskeletten tot Facebookservers. Elke gedachte ooit gedacht zal samen met de geschiedenis tot een nulpunt herleid worden.
Centrale zin: Als het wateroppervlak van het moeras in je geest in beweging komt, zou je zin moeten krijgen om dat gevoel op papier te zetten.
In afwachting van die glorieuze dag, verdwijnen op een mysterieus eiland al regelmatig dingen uit de wereld. Op sommige ochtenden wéten de bewoners dat er een nieuwe leemte ontstaan is. Wat zal het vandaag zijn? Haarlinten, mondharmonica’s, ferry’s naar het vasteland? Echt verdwijnen doen die dingen niet – er ontstaan eerder holtes in het geheugen. Vogels vallen niet spontaan dood uit de lucht, ze blijven vliegen, maar de eilandbewoners slaan er geen acht meer op. Vogels verworden tot donzige bolletjes die men gewoon negeert. Na elke ‘uitwisseling’ wordt iedereen geacht het ding ook uit zijn woonst te verwijderen en de geheugenpolitie controleert streng op smokkelwaar uit een verboden verleden.
Niemand lijkt echt om het verlies te malen. Om wat je vergeet, kun je ook niet rouwen. Een jonge romanschrijfster ziet dan ook de dreiging niet meteen in. Het is best ontspannend, leven zonder al die ballast in het geheugen. Alleen haar redacteur R. denkt daar anders over. Hij is een van de weinigen op wie de ‘uitwisseling’ geen vat heeft – hij weet wel nog hoe rozen geuren en hoe violen klinken. Dat maakt hem staatsgevaarlijk, en terwijl het eiland almaar verschraalt, voert de geheugenpolitie klopjachten uit op de dissidenten. De dappere schrijfster aarzelt niet om hem een schuiloord aan te bieden en samen proberen ze krampachtig verbannen artefacten uit de oudheid te redden.
Dat is de intrigerende premisse van de roman van de Japanse grootmeester Yoko Ogawa en ze werkt de parabel op een haast poëtische manier uit. Niet het grote waarom van het verdwijnen staat centraal, maar de impact ervan op de menselijke geest: wat gebeurt er als we dingen vergeten en hoeveel herinneringen hebben we nodig om een volwaardig bestaan te leiden? Kunnen we liefhebben als onze geliefde amper nog een spook is?
Onwillekeurig denk je bij De geheugenpolitie aan de censuurpogingen van dictatoriale regimes en het dogmatische herschrijven van de geschiedenis, maar Ogowa waakt er slim over om niet zomaar een soort 1984 of Fahrenheit 451 te serveren. Liever focust ze op de kracht van geheugen en het belang van souvenirs – de kleine dingen die ons aan de grootsheid van het leven doen denken.
De geheugenpolitie
Yoko Ogawa, Cossee (oorspronkelijke titel: Hisoyaka na kessho), 320 blz., 22,99 euro.
Yoko Ogawa
Yoko Ogawa (°1962) won een rits aan Japanse literaire prijzen. Met De geheugenpolitie, dat in Japan in 1994 verscheen, brak ze ook internationaal door. De roman prijkte op de shortlist van de International Booker Prize. Eerder verscheen van haar Het zwembad in het Nederlands, een gruwelverhaal waarmee ze de Shirley Jackson Award won.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier