Bret Easton Ellis neemt een boek lang geen blad voor de mond en houdt een vurig pleidooi voor meer vrije meningsuiting en minder kleinzerigheid. Zijn levensraad: grow the fuck up.
‘Writer, critic, lover, hater, tweeter, free speaker, transgressive, white, privileged, male.’ Zo brandmerkt relschopper Bret Easton Ellis zichzelf op de Engelse cover van zijn eerste non-fictieboek. Als blanke man uit de hogere klasse behoort hij tot de meest gehate mensensoort op aarde, want white privileged males moeten zich verontschuldigen louter omdat ze bestaan en er verder het zwijgen toe doen. Daar is Ellis niet bijster goed in. Als schrijver beschouwt hij de vrijheid van meningsuiting als een onvervreemdbaar grondrecht dat hij ten volle benut, ongeacht wie in het vizier van zijn woede verschijnt. Zijn tweets leidden meermaals tot wereldwijde consternatie en zelfs in Vlaanderen haalde hij voorpagina’s toen hij, nota bene als juryvoorzitter van Film Fest Gent, de Amerikaanse remake van Loft de grond in boorde. Beleefdheid, daar doet Ellis niet aan.
Centrale zin: De grootste misdaad in deze nieuwe wereld is het uitroeien van hartstocht en het monddood maken van het individu.
Wie in Wit een schuimbekkende Ellis verwacht, is er echter aan voor de moeite. Ellis pleit in zijn doordachte essays telkens opnieuw voor nuance en ambiguïteit. Daarbij neemt hij zijn eigen leven en oeuvre als uitgangspunt – zijn boeken, van Less Than Zero tot American Psycho, vormen de kapstok én de galg waar hij zijn gedachten aan ophangt. Narcisme is hem daarbij niet vreemd, zelfhaat evenmin.
Met enige nostalgie kijkt hij terug op zijn jeugd en confronteert hij van de weeromstuit de huidige generatie millennials met brute waarheden: de wereld is een vijandige plek, je krijgt geen medaille enkel omdat je opdaagt en het leven is een pijnlijke, langdradige onderneming zonder enige garantie op liefde, geluk of succes. Ook al woont hij zelf samen met een millennial, toch laat Ellis de kettingzaag duchtig snorren.
Hij hekelt hun overgevoeligheid, hun gebrek aan inzicht om kunstenaar en kunstwerk van elkaar te scheiden, hun slachtoffercultus, hun belachelijke talent om door alles beledigd te worden, de holheid van hun sociale media, hun fascistische politieke correctheid die elk maatschappelijk debat smoort en hun onvermogen om simpelweg te luisteren naar een mening die de hunne niet is zonder meteen ‘racist’ te roepen. Ellis komt meermaals tot de onthutsende conclusie dat de linkerzijde de vrije meningsuiting begraven heeft, en ijvert voor meer incasseringsvermogen. Grow the fuck up. It’s just a fucking opinion.
Wit bevat bovendien nog een aantal snuggere cultuurkritieken. Zo legt hij uit waarom het bejubelde Moonlight een draak van een film is, waarom David Foster Wallace zowel een eikel als een genie was en roemt hij Joan Didion voor haar onverschrokken antifeminisme. Ellis spaart de roede niet, maar zijn vileine stukken dagen de lezer uit om in de vuile spiegel te kijken en ons complexe mens-zijn ten volle te aanvaarden.
Wit
Bret Easton Ellis, Ambo-Anthos, 288 blz., 20 euro
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier