Auteur Tinneke Beeckman: ‘Wat in de luwte gebeurt, is vaak het belangrijkste’
‘Hoe lui kun je zijn?’, of ‘Wil je wel onsterfelijk worden?’ In het tweede Time to Read-actieboek, Ken jezelf, zoekt filosofe Tinneke Beeckman samen met haar favoriete denkers naar antwoorden op even persoonlijke als universele vragen.
Ze schrijft of zegt het nergens expliciet, maar met haar vorig jaar verschenen bestseller Ken jezelf schreef Tinneke Beeckman misschien wel in de eerste plaats een apologie van het lezen. Waarom is lezen zo waardevol? Het antwoord staat, op heel veel verschillende manieren, in dit boek. ‘Er is een stem in je hoofd die je opwacht zodra het rumoer van de wereld stilvalt’, schrijft Beeckman. In die stilte ontstaat een dialoog met jezelf. Beeckman laat in haar boek overtuigend zien hoe literatuur die dialoog zoveel rijker kan maken.
De filosofe toont zich daarbij een ambassadeur van de klassieken. Of beter nog: een bevlogen gids, die verduidelijkt dat oude teksten van bijvoorbeeld Socrates, Spinoza, Nietzsche of Virginia Woolf ook de homo digitalis nog iets te vertellen hebben. Sterker nog: in sommige gevallen zijn ze nog altijd bij machte om ons anders naar onszelf en onze wereld te laten kijken. ‘Dat hoor ik ook van lezers’, zegt Beeckman. ‘Een gepensioneerde bankier die mijn boek had gelezen zei me dat hij een andere job had moeten zoeken, mocht hij nog aan het werk geweest zijn. En iemand die uit een minderheid komt, zei me dat ze door mijn tekst over conformisme besloot zich minder aan te passen aan de waarden van anderen. En een mevrouw bedankte me na een lezing; ze had enkele essays over de dood met haar stervende moeder gelezen, en dat had ontzettend geholpen. Dat vind ik geweldig, want ik had zelf vaak de woorden niet om moeilijke thema’s aan te kaarten, toen ze me overvielen.’
Je legt in jouw boek ook een paradox bloot. Wij zijn vandaag misschien wel meer dan ooit zelfgericht. Tegelijk doen we er – hollend en scrollend – alles aan om ‘de stem in je hoofd die je opwacht zodra het rumoer van de wereld stilvalt’ niet te horen. Willen we onszelf toch liever niet echt kennen?
Tinneke Beeckman: Ja, we zijn erg op onszelf gericht, en op de vraag of we ons wel goed voelen. Moeilijke momenten proberen we te bannen, terwijl die niet altijd een last of nederlaag hoeven te zijn. Ze kunnen ook een gelegenheid zijn, een signaal dat je stil moet staan. Verder zijn we ook erg gericht op hoe anderen ons zien. Of ze wel zien wie wij willen dat ze zien. Daar kruipt veel energie in, die niets met zelfkennis te maken heeft.
Ken jezelf is, om misverstanden te vermijden, geen zelfhulpboek.
Beeckman: Voor mij is het een reflectie op jezelf, op hoe je denkt en voelt, op je blinde vlekken, maar ook op je plaats in de wereld. En of je wel voldoende je verantwoordelijkheid neemt. Dat betekent ook dat je plaats maakt voor het minder fraaie in jezelf – snobisme, luiheid, ijdelheid, kwetsbaarheid. En dat je dat mindere niet alleen bij de ander waarneemt, als iets dat je kan afwijzen. Alsof jij er niets mee te maken hebt.
Op een vergelijkbare manier gaan we volgens jou om met onze sterfelijkheid.
Beeckman: Juist. Het lijkt alsof de dood alleen anderen overkomt. Als je eerlijk bent met jezelf, weet je dat je een kwetsbaar, sterfelijk wezen bent. Maar de moderne mens leeft in een opmerkelijke ontkenning van kwetsbaarheid en dood. Je moet sterk zijn, eeuwig jong, energiek, hardwerkend, positief … Nochtans heb je één zekerheid: dat je zal sterven. Onlangs was ik te vroeg voor een afspraak, en ik ging wandelen in de buurt. Ik kwam op een kerkhof. Toen ik naar die graven keek, dacht ik: hier lig ik straks. Ik kijk hier ook naar mezelf. Want ook dit ben ik: sterfelijk. Dat klinkt morbide, maar ik ervoer een enorme dankbaarheid. En een verlangen naar intensiteit. Geen tijd verspillen met onzin. Samenzijn met wie ertoe doet. En beseffen dat het niet altijd méér en beter wordt. Soms wel, soms niet. Deze samenleving kent vooral de taal van de groei, van méér, van potentieel. Maar wat als het leven niet altijd beter wordt? Wat betekent kunnen leven met minder? Hoe neem je echt afscheid? Met die thema’s kunnen we moeilijk om.
Misschien is de smartphone ook daarom wel zo verslavend? Al scrollend vervelen we ons niet, laat staan dat we moeten stilstaan bij onze kwetsbaarheid en onze dood.
Beeckman: De moderne mens vlucht inderdaad voor stilte en bezinning. Altijd maakt de mens lawaai, overal moet er iets ‘gebeuren’, al is het virtueel. Mensen leven erg in hun verbeelding, en weinig in de realiteit. Maar ik wil deze vluchtneigingen niet alleen herleiden tot de dood. Betekenisloosheid, eenzaamheid, ongemakkelijkheid en zelfs gewoon onhandigheid kunnen ook meespelen. Gewoon niet weten hoe je bepaalde situaties concreet aanpakt, zoals stilte in een gesprek of gevoelens van verveling. Ze zijn misschien niet prettig, maar ze wijzen wel op iets reëels.
Je schrijft dat we, behalve de dood, ook de pijn zoveel mogelijk uit onze levens bannen. Je vraagt je af of zo’n pijnloos leven wel wenselijk is.
Beeckman: Pijn is fascinerend – hoe je daarmee omgaat, zegt veel over hoe je met het leven zelf omgaat. Vandaag de dag staat verdoving centraal. En dat begrijp ik natuurlijk. Ik pleit niet voor méér pijn. Alleen moet je opletten: dat je om geen pijn meer te voelen, uiteindelijk niets meer wil voelen, zodat je niets meer kan voelen. Dat je afgesneden bent, verdoofd. Depressieve gevoelens lijken me zo’n ervaring. Daarom moet je ook de negativiteit kunnen ervaren. Luisteren naar je lichaam als het ‘neen’ zegt. Ruimte maken voor het niet-kunnen, het niet-zijn en het niet-weten. Je beleeft niet alleen maar positieve, leuke gevoelens. En dat is geen nederlaag.
Nog een wat persoonlijke vraag. Als publieke filosoof schrijf je columns en treed je geregeld op in tv-programma’s. Maar spreekt uit Ken jezelf niet vooral een verlangen naar, en waardering voor, een bestaan in de luwte? Niet voor niets citeer je die mooie zin uit Middlemarch van George Eliot. Wat goed loopt in de wereld, schrijft Eliot, is vaak te danken aan ‘mensen die trouw een verborgen leven leidden, en in onbezochte graven rusten.’
Beeckman: Er is het publieke en het private, en beide zijn belangrijk. De zin uit Middlemarch slaat ook op wat je voor anderen betekent, zonder dat je er publieke erkenning voor krijgt. Dat lijkt tegenwoordig oninteressant. Alles moet worden gezien, gepost op sociale media. Geliket. Dan pas bestaat het. Of alles moet renderen. Je moet het resultaat kunnen zien. Niet dus, zegt George Eliot. Ook jij bestaat dankzij wat anderen deden, zonder dat zij daarvoor erkenning kregen. Wat in de luwte gebeurt, is vaak het belangrijkste. Voor een denker is dat niet anders. De mooiste dagen zijn heel gewoon: lezen, schrijven, rondlopen zonder dat iemand weet waar je bent. Als ik spreek in de publieke ruimte, dan denk ik daarover na. Ik vraag me af: Wat zijn mijn motieven? Wat wil ik zeggen? En heb ik wel iets te zeggen? Zwijgen is altijd een optie. Alleen al daarvoor is Socrates zo’n geschenk: zeggen ‘ik weet het niet’ is soms inderdaad het verstandigst.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier